Achtergrondinformatie van BUND - September 2012

 

Pesticiden doden vogels

 

50 jaar na Rachel Carsons 'Silent Spring':

gebruik van pesticiden nog steeds te hoog


 

Deze maand is het 50 jaar geleden dat de Amerikaanse bestsellerauteur Rachel Carson haar boek “Silent Spring” (Stille lente) publiceerde. Ze beschrijft een fictief Amerikaans stadje waar de eens zo rijke flora en fauna langzaam uitsterft door het gebruik van pesticiden. Daarna worden ook de mensen ziek. Het boek leidde in de VS tot een heftige politieke discussie en uiteindelijk tot het verbod op DDT.


Helaas lijkt het verhaal van “Silent Spring” vandaag de dag actueler dan ooit. Het aantal vogels op de akkers is dramatisch afgenomen. Tegelijkertijd heeft het gebruik van pesticiden in de Duitse landbouw inmiddels zorgwekkende proporties aangenomen. Er worden steeds effectievere agrochemicaliën in grote hoeveelheden gebruikt. Afzonderlijke boeren behandelen een gewas tijdens de groeifase meerdere keren met de meest uiteenlopende agrochemicaliën, van de zaaivoorbereiding tot de oogst. Zelfs voor de voorbereiding van een kleurhomogene oogstpartij worden tegenwoordig totale herbiciden gebruikt. Dit intensieve gebruik van pesticiden is een van de oorzaken van de achteruitgang van de populaties van een grote verscheidenheid aan dieren in ons agrarische landschap.

 

Verhoogd gevaar door nieuwe pesticiden – de neonicotinoïden De Bondsrepubliek Duitsland behoort tot de grootste pesticidenproducenten ter wereld. Met een aandeel van bijna tien procent in de internationale pesticidenmarkt (omzet in 2010: 29 miljard euro) neemt het land een vooraanstaande positie in.1 Volgens het Duitse ministerie van Voeding, Landbouw en Consumentenbescherming (BMELV) is de binnenlandse verkoop van pesticiden de afgelopen 15 jaar gestegen. De binnenlandse verkoop bereikte een hoogtepunt in 2008 met een verkoop van 43.420 ton. In 2009 daalde dit cijfer weliswaar iets, maar in 2010 werd weer bijna 41.000 ton bereikt. Het gebruik van pesticiden is in vergelijking met 1994 met ongeveer 10.000 ton en daarmee met een derde toegenomen.


Neonicotinoïden zijn een nieuwere klasse van insecticiden die sinds 1991 in veldproeven worden getest en nu op grote schaal worden gebruikt. Ze hebben een uitzonderlijk hoge toxiciteit. De pesticiden worden gebruikt als zogenaamde zaadbehandelingsmiddelen om het zaad te omhullen. Omdat ze in water oplosbaar zijn, dringen ze samen met de waslaag door in de hele plant en worden ze daarom systemische insecticiden genoemd. Neonicotinoïden zijn relatief langlevend, hopen zich op in de bodem en kunnen door planten en dieren weer worden opgenomen. Daardoor kunnen ze schade aanrichten in de hele voedselketen.


In 2010 werd in Duitsland 256 ton neonicotinoïden verkocht, waarvan 1.146 ton werd geëxporteerd. In 2011 steeg de binnenlandse verkoop met 14 procent tot 296 ton, terwijl de export 1.765 ton bedroeg (bron: BVL). Neonicotinoïden worden wereldwijd verhandeld en behalen steeds hogere omzetten. Zo heeft Bayer CropScience zijn omzet met de pesticideclothianidine tussen 2005 en 2007 met 135,9 procent verhoogd en met de werkzame stof thiacloprid met 29 procent.


   

      Top

Ook in de afgelopen 20 jaar hebben de vogels in het agrarische landschap in heel Duitsland een aanzienlijke afname van hun populatie ondergaan. Dat blijkt uit actuele cijfers van de DDA over broedvogels in Duitsland. De patrijs heeft sinds het begin van de jaren negentig een alarmerende populatieafname van 90 procent gekend. Ook de broedpopulatie van de kievit is in de Bondsrepubliek met 77 procent gedaald. Deze twee vroeger veel voorkomende vogelsoorten zijn op veel plaatsen niet meer te vinden. De weidepieper vertoont een vergelijkbare achteruitgang. In dezelfde periode verloor hij 80 procent van zijn broedpopulatie. Niet zo ernstig, maar toch zorgwekkend zijn de achteruitgang van de kuifleeuwerik en de bruine kiekendief. De kuifleeuwerik verloor sinds 1991 meer dan 50 procent van zijn broedpopulatie, het bruine gors 35 procent.


Daling ook in de deelstaten

In de grafiek zijn de broedpopulaties van zes vogelsoorten in het veld voor de jaren 1980, 2005 en 2009 weergegeven, onderverdeeld naar deelstaat. In het staafdiagram is het totale aantal broedparen van koekoek, bruine kiekendief, kievit, graspieper, haaghoen en patrijs samengevat tot één waarde. Het is duidelijk te zien dat de broedpopulaties van de vogelsoorten in alle deelstaten zijn afgenomen, vaak aanzienlijk. De grootste afname is te zien in de deelstaat Nedersaksen. Hier is het broedbestand van de geselecteerde vogelsoorten met 88 procent afgenomen. Daarna volgen Saarland met 82 procent, Baden-Württemberg met 78 procent en Saksen met een afname van 64 procent. De minst negatieve populatieontwikkelingen zijn te zien in Hessen, met een afname van de broedpopulaties van de soorten met “slechts” 18 procent, Sleeswijk-Holstein met 19 procent en Brandenburg met 26 procent.


Een ooit zeer veel voorkomende soort in het open veld, de patrijs, vertoont in de meeste deelstaten een zorgwekkende populatieontwikkeling met een afname van ruim 67 procent. Ook voormalige alledaagse vogelsoorten zoals de kievit zijn tegenwoordig uiterst zeldzaam. In alle deelstaten is een extreme afname van de populatie (meer dan twee derde) te zien. Als deze trends zich voortzetten, zullen Saarland, Thüringen, Rijnland-Palts en Hessen de kievit binnenkort als broedvogel kunnen afschrijven. Zelfs de kuifleeuwerik heeft te maken met een drastische afname van de populatie.


Als de trend zich voortzet, zal deze vogel binnenkort in veel deelstaten als broedvogel uitsterven. Behalve in Brandenburg, Saksen-Anhalt, Mecklenburg en Saksen zijn de broedpopulaties al onder de grens van 100 broedparen gedaald. Ook de sperwergrasmus is ernstig bedreigd: deze vogel van het open land broedt vandaag de dag al niet meer in Saarland, Baden-Württemberg, Beieren, Rijnland-Palts, Hessen en Noordrijn-Westfalen. Behalve in Brandenburg, Mecklenburg-Vorpommern en Saksen-Anhalt is het aantal broedparen gedaald tot onder de 1000. In Nedersaksen en Sleeswijk-Holstein wordt een zeer sterke afname (meer dan twee derde) van het aantal broedparen van deze soort gemeld. Ook de weidepieper, een bewoner van extensief grasland, vertoont in de meeste deelstaten een drastische afname van de populatie. Alleen in Beieren, Sleeswijk-Holstein en Baden-Württemberg is de broedpopulatie nog enigszins stabiel. De bruine kiekendief, ooit zeer algemeen, is vooral in Saarland, Baden-Württemberg, Nedersaksen, Beieren, Hessen en Noordrijn-Westfalen extreem sterk in aantal afgenomen. In sommige deelstaten broeden tegenwoordig nog maar veel minder dan 1000 broedparen van deze vogel. En zelfs de koekoek ontkomt niet aan de populatieafname: in Baden-Württemberg zijn de dalingen nu al zorgwekkend. In Saarland, Saksen, Saksen-Anhalt, Nedersaksen, Hessen en Sleeswijk-Holstein wordt de ontwikkeling van de broedpopulatie van deze soort als alarmerend beschouwd.

Soortensterfte ook in heel Europa

Veldvogels worden echter niet alleen in Duitsland als bedreigd beschouwd. Ook in Europees verband laten de bewoners van deze habitat een aanzienlijke afname van de populatie zien 9. In een Europese studie uit 2010, waaraan acht West- en Oost-Europese landen gedurende meerdere jaren hebben deelgenomen, kwamen agrarische wetenschappers uit Göttingen tot de conclusie dat het gebruik van insecten- en schimmelbestrijdingsmiddelen (insecticiden en fungiciden) aanzienlijke negatieve effecten heeft op de biodiversiteit. De wetenschappers concluderen dat ondanks decennia van inspanningen van de Europese politiek tegen het gebruik van gevaarlijke pesticiden, de negatieve effecten van pesticiden op planten- en diersoorten blijven voortduren. Als de biodiversiteit en de kans op biodiversiteitsgebonden ecosysteemfuncties, zoals biologische ongediertebestrijding, in Europa behouden moeten blijven, is een Europese verandering in het landbouwbeleid noodzakelijk. Deze moet onder andere gekenmerkt worden door een minimaal gebruik van pesticiden op grote oppervlakten.10


Het Duitse Federale Bureau voor Natuurbehoud en de overkoepelende organisatie van Duitse vogelonderzoekers (DDA) hebben in juli 2012 de actuele broedvogeltallen gepubliceerd 11 die zijn verzameld door de Europese vogelbeschermingsorganisatie Pan-European Common Bird Monitoring Scheme. Zij hebben de publieke opinie gealarmeerd met de mededeling dat er in heel Europa een zorgwekkende achteruitgang is van het aantal vogels in het agrarische landschap. Volgens de Europese vogelbeschermers is de situatie bijzonder ernstig voor de ortolaan (Emberiza hortulana) met een populatieafname van 87 procent, de graspieper (Anthus pratensis) met 66 procent, de roodborsttapuit met 62 procent en de citroenkleurige gors (Emberiza citrinella) met 42 procent. Zelfs de eens zo talrijke veldleeuwerik (Alauda arvensis) is in Europa met 48 procent afgenomen, de koekoek met 19 procent. Alle cijfers hebben betrekking op het referentiejaar 1980.

 

Duitse regering verlaagt gebruik van pesticiden niet

Op 21 september 2009 heeft de Europese Unie Richtlijn 2009/128/EG betreffende een kader voor acties van de Gemeenschap voor duurzaam gebruik van pesticiden gepubliceerd. Deze richtlijn heeft onder meer tot doel bestaande wetgeving, zoals de EU-vogelbeschermingsrichtlijn en de EU-kaderrichtlijn water, ten uitvoer te leggen. In paragraaf vier van de wet wordt bepaald dat de lidstaten nationale actieplannen moeten opstellen waarin maatregelen ter uitvoering van de richtlijn worden gebundeld en kwantitatieve doelstellingen worden opgenomen.


De BUND heeft gedurende meerdere jaren actief deelgenomen aan het proces voor de opstelling van het “Nationaal actieplan voor een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen” (NAP) en heeft eigen standpuntnota's opgesteld. De organisatie heeft zich intensief ingezet om de belangen van de bescherming van soorten, water en consumenten in het programmadocument te integreren. Het bevoegde federale ministerie van Voeding, Landbouw en Consumentenbescherming (BMELV) was echter niet bereid om zelfs minimale eisen van de milieuorganisaties over te nemen. Deze omvatten de aanwijzing van waterbermen van tien meter breed, een aanzienlijke verhoging van het aandeel van de oppervlakte voor ecologische landbouw en de instelling van tien procent ecologische prioriteitsgebieden op de landbouwgrond. In november 2011 heeft een coalitie van milieu-, consumenten- en imkerorganisaties en de Duitse waterbeheerder daarom de samenwerking met het BMELV bij de opstelling van het NAP opgezegd.


Een studie van de universiteiten van Landau-Koblenz en Aarhus en het milieuonderzoekscentrum in Leipzig uit het voorjaar van 2012 waarschuwt voor de huidige toelatingsprocedure voor pesticiden door de overheid, omdat de biodiversiteit door de toelatingsprocedure onvoldoende wordt beschermd. Hun studie toont aan dat de gebruikelijke standaardtoelatingsprocedures voor pesticiden te eenzijdig zijn, omdat bij de toelatingen altijd slechts één enkel agrochemisch middel in aanmerking wordt genomen. In de natuur worden organismen echter blootgesteld aan een mix van verschillende pesticiden. Bovendien hebben de wetenschappers vastgesteld dat de drempels waarbij pesticiden effecten vertonen, een factor 10 tot 100 lager liggen dan tot nu toe in officiële toelatingsprocedures in aanmerking wordt genomen.


Agro-milieumaatregelen dienen ter uitvoering van natuur- en milieubeschermingsaspecten in de landbouw. Deze maatregelen maken het voor landbouwers mogelijk om overheidssteun te krijgen voor een pesticidenvrije en natuurvriendelijke landbouw. De BUND heeft in 2011 een studie laten uitvoeren. Daarin werd onderzocht in hoeverre de deelstaten met overheidsmiddelen inspanningen leveren om op basis van een natuurvriendelijke landbouw het uitsterven van soorten in het agrarische landschap te vertragen of zelfs te stoppen. Er werd een vergelijkende analyse gemaakt van de deelstaten om te zien hoeveel procent bloemen- of ruststroken in de akkerbouw worden aangelegd.


De resultaten zijn ontnuchterend. De deelstaten Rijnland-Palts en Nedersaksen scoorden het beste op het gebied van de aanleg van bloemenstroken, met een natuurvriendelijk beheer van slechts 0,43 procent van de akkerbouwgrond. De deelstaten Hessen en Baden-Württemberg scoorden zeer slecht. Het aandeel van 0,01 procent bloemenstroken in het agrarische landschap is volgens de BUND absoluut ontoereikend. Ook in de deelstaten Saksen (0,03 procent) en Thüringen (0,04 procent) is natuurvriendelijk landbeheer vrijwel onbestaande.



Eisen van de BUND om het gebruik van pesticiden te verminderen De BUND wil niet langer toekijken hoe vogelsoorten in het agrarische landschap uitsterven. Daarom eist de milieuorganisatie van de Duitse regering:


Contact: - (2012 !)

Bund für Umwelt und Naturschutz Deutschland (BUND), Am Köllnischen Park 1, 10179 Berlijn Pesticiden en biodiversiteit, Tomas Brückmann, e-mail: tomas.brueckmann@bund.net, tel. 030-275 86-420 www.bund.net/pestizide

Achteruitgang van insecten en prooidieren

Het gebruik van neonicotinoïden heeft rampzalige gevolgen voor de biodiversiteit: bijen, vlinders en andere insecten die van een behandelde plant eten, worden vergiftigd. De oorzaak hiervan is dat de pesticiden zich vrijwel onomkeerbaar binden aan de postsynaptische acetylcholinereceptoren in het centrale zenuwstelsel van de insecten. De prikkeloverdracht wordt hierdoor geblokkeerd. Het effect is meestal subletaal, wat betekent dat de dieren niet onmiddellijk door de pesticiden sterven, maar wel vaardigheden verliezen die belangrijk zijn voor hun overleving. De insecten lopen al schade op bij concentraties die gewoonlijk in het milieu worden gebruikt en door de toelatingsautoriteit zijn goedgekeurd. Deze insecten ontbreken dan als voedsel voor andere dieren in het agrarische landschap. Dit heeft bijvoorbeeld gevolgen voor de populaties van veel vogelsoorten. Ze vinden niets meer te eten voor zichzelf en hun jongen en mijden dan de habitats waar neonicotinoïden worden gebruikt.


De groep neonicotinoïden kwam voor het eerst in 2008 in de publieke belangstelling. Destijds veroorzaakten de pesticiden in de Bovenrijn een sterfte onder bijenkolonies van een nooit eerder geziene omvang. De pesticideclothianidine werd via geïmpregneerd maïszaatgoed verspreid en kwam deels door de wind op naburige akkers terecht. Dit leidde tot schade aan tienduizenden bijenkolonies, maar ook aan wilde bijen, vlinders en andere nuttige insecten.


Twee studies die in maart 2012 in het gerenommeerde Amerikaanse wetenschappelijke tijdschrift Science werden gepubliceerd, bevestigden de veronderstelling dat neonicotinoïden een veel grotere invloed hebben op insecten dan tot nu toe bekend was. Zo bewijst een Frans onderzoeksteam onder leiding van Mickaël HenryQ2 dat honingbijen door een gangbare toepassing van neonicotinoïden aanzienlijk worden gestoord in hun oriëntatievermogen. Veel bijen vinden de weg naar hun bijenkorf niet terug. Dit kan in zodanige mate gebeuren dat een kolonie dreigt te verdwijnen. Een groep onderzoekers van de Britse universiteit van StirlingQ3 heeft in 2012 hommels onderzocht. Zij hebben het neonicotinoïde imidacloprid in een hommelkolonie gebracht en moesten vaststellen dat de groei van de kolonie en de productiviteit van de koningin aanzienlijk werden verstoord door de pesticiden.


Soortgelijke trends zijn te zien in het agrarische landschap voor andere diersoorten. Sprinkhanen en dagvlinders hebben een bedreigingsgraad van 60-66 procent. Ook bij wilde akkerbloemen wordt een uitstervingspercentage van 68 procent waargenomen.Q4

 

Vogels in het agrarische landschap worden bedreigd

Het agrarische landschap kenmerkt en domineert Duitsland. Meer dan 50 procent van het oppervlak van de Bondsrepubliek Duitsland wordt gebruikt voor landbouw. Dit heeft een bijzondere invloed op de leefomgeving van vogels. Hier laten pesticiden hun effect zien: er zijn inmiddels uitgestrekte gebieden die worden gekenmerkt door industriële landbouw, waar helemaal geen vogels meer broeden en alleen randstructuren zoals sloten en heggen door vogels worden bewoond. Q5-Q6 vogelsoorten van het agrarische landschap behoren inmiddels tot de meest bedreigde diersoorten in Duitsland. Dat blijkt uit de Rode Lijst van broedvogelsQ7. 66 procent van alle veldvogelsoorten wordt bedreigd en staat op de Rode Lijst. Bij broedvogels uit andere habitats is dat 'slechts' 39 procent.


De Duitse koepelorganisatie van avifaunisten (DDA) beschouwt de populatiesituatie van vogelsoorten in het agrarische landschap als kritiek. Volgens de koepelorganisatie van ornithologen neemt het aantal vogelsoorten die broeden op akkers, weiden en weilanden verder af als gevolg van de intensieve landbouw. Daar komt nog bij dat door het wegvallen van de vroeger verplichte EU-braaklegging, de aanzienlijk toegenomen teelt van energiegewassen (vooral maïs) en de intensievere omzetting van grasland in de nabije toekomst eerder een verslechtering dan een verbetering van de situatie te verwachten is.


De Nederlandse toxicoloog Tennekes was een van de eersten die in 2010 het verband legde tussen de achteruitgang van veel broedvogelsoorten en het toegenomen gebruik van neonicotinoïden. In datzelfde jaar vatte hij zijn bevindingen samen in zijn boek “Deasaster in the Making”. Veel vogelsoorten in weiden en andere agrarische landschappen, die voornamelijk van insecten leven, zijn de afgelopen jaren sterk in aantal afgenomen. De BUND heeft het vakboek over neonicotinoïden en hun effecten op vogels en insecten in het Duits laten vertalen en in december 2011 op de Duitse markt gebracht onder de titel “Das Ende der Artenvielfalt: Neuartige Pestizide töten Insekten und Vögel” (Het einde van de biodiversiteit: nieuwe pesticiden doden insecten en vogels). Zo zijn in Duitsland de afgelopen 20 jaar bij de kievit, de reiger en de bruine kiekendief een afname van meer dan 60 procent geregistreerd.



 Wereldwijde omzet van neonicotinoïde insecticiden (miljard dollar)