Hoofdstuk-04


Zichtbare wateren en ondergrondse zeeën


[030] Water is van al onze natuurlijke hulpbronnen de kostbaarste ge­worden. Het grootste deel van de oppervlakte der aarde is wel bedekt met zee, maar toch hebben we een watertekort. Want het is een vreemde paradox dat het grootste deel van het overvloedige water der aarde niet gebruikt kan worden voor landbouw, industrie of menselijke consumptie, aangezien er een grote hoeveelheid zouten in voorkomt en derhalve heeft het merendeel van de wereldbevolking een tekort aan water of wordt ermee bedreigd. In een eeuw waarin de mens zijn afkomst is vergeten en blind is geworden voor zijn meest essentiële behoeften om in stand te blijven, is water mèt andere hulpbronnen het slachtoffer geworden van zijn onverschilligheid.


Het probleem van de waterverontreiniging door bestrijdings­middelen kan alleen worden begrepen in samenhang met het ge­heel waartoe het behoort - de contaminatie van het gehele milieu van het mensdom. De verontreiniging van onze wateren komt uit vele bronnen: radio-actieve stoffen, laboratoria en ziekenhuizen, fallout van kernexplosies, afval uit steden en dorpen en afval van fabrieken. Hieraan kan een nieuw soort fallout worden toegevoegd: de chemische besproeiingen van akkers en tuinen, bossen en velden. Vele van de chemische stoffen in deze verontrustende melange imiteren en verhogen de gevaarlijke gevolgen van straling en binnen de groep van chemicaliën zelf bestaan boos­aardige en weinig-begrepen wisselwerkingen, transformaties en cumulaties van effect.


Vanaf het eerste begin van het door mensenhand fabriceren van chemische stoffen die door de natuur nimmer werden uit­gevonden, zijn de problemen van waterzuivering groot geweest en het gevaar voor de gebruikers van water is toegenomen. Zoals we hebben gezien is de produktie van de synthetische chemicaliën op grote schaal begonnen omstreeks 1940. Deze heeft thans zulke afmetingen aangenomen, dat een onrustbarende stroom van chemische vervuiling dagelijks in onze Amerikaanse wateren terecht komt. Daar worden ze onontwarbaar vermengd met huis­houdelijk en ander afval, die ook in deze wateren wordt geloosd [031] en zij ontkomen aan de normale opsporingsmethoden, die bij de zuiveringsinstallaties worden gebruikt.


De meeste van deze chemicaliën zijn dusdanig stabiel, dat ze niet door gewone processen kunnen worden afgebroken. Dikwijls kunnen ze zelfs niet geïdentificeerd worden. In de rivieren komt een ongelooflijke verscheidenheid van contaminatie voor die zich samenvoegt tot een bezinksel, dat de gezondheidsambtenaren in wanhoop maar met 'rotzooi' hebben betiteld. Professor Rolf Eliassen van het 'Massachusetts Institute of Technology' getuigde voor een Congres­commissie, dat het onmogelijk is om de gevolgen van dit mengsel van chemicaliën te overzien en evenmin om de organische stof te identificeren die uit deze vermenging zou kunnen voorkomen. 'Wat het gevolg is voor de mens? We weten het niet,' zei hij.


In steeds toenemende mate werken chemicaliën, die gebruikt worden voor het vernietigen van insecten, knaagdieren of onge­wenste vegetatie mede aan deze organische verontreiniging. Som­mige worden met opzet toegevoegd aan waterplassen om planten, insectenlarven of ongewenste vissen te vernietigen. Sommige komen van de besproeiing van bossen en kunnen wel tachtig­duizend tot honderdduizend hectare van één enkele staat be­dekken met een stof die tegen één enkele insectenplaag is gericht; deze stof valt dan ook in rivieren en beken of drupt van het bladerdak op de grond en wordt het begin van een langzame door­siepeling naar de zee. Het is waarschijnlijk dat het overgrote deel der besmetting plaats vindt door de in water meegevoerde residuen van de miljoenen kilo's landbouwchemicaliën, die worden ge­bruikt om akkers te zuiveren van insecten en knaagdieren en die uit de grond worden geloogd door de regen om deel uit te gaan maken van de eeuwige beweging van water naar zee.



Hier en daar bestaat een duidelijk bewijs van de tegenwoordig­heid van deze chemicaliën in onze rivieren en zelfs in onze water­leiding. Bijvoorbeeld, een monster drinkwater uit een deel van Pennsylvania, waar veel boomgaarden zijn, bevatte, toen het op vissen in een laboratorium beproefd werd, genoeg insecticide om alle proefvissen binnen vier uur te doden. Water van een afwateringskanaal voor katoenvelden bleef dodelijk voor vis zelfs nadat het door een waterzuiveringsinstallatie was geleid en in alle vijftien zijrivieren, die uitkomen in de Tennessee Rivier in Alabama, doodde het afvloeiingswatervan de akkers die met toxaphene waren behandeld, alle vis. Twee van deze zijrivieren waren de bronnen voor een gemeentelijke waterleiding. Toch bleef een week na de toevoeging van het insecticide het water nog giftig, hetgeen werd bewezen door de dagelijkse sterfgevallen onder de goudvissen die in kooien in de rivier waren geplaatst.


[032] Deze contaminatie is grotendeels onzichtbaar en wordt dan ook niet opgemerkt totdat honderdduizenden vissen sterven, maar soms wordt de vervuiling helemaal niet opgemerkt. De chemicus die is belast met de controle op de zuiverheid van het water, heeft geen routineproeven om deze organische vcrontreinigers op te sporen en geen methode om ze te verwijderen. Maar of ze nu opgemerkt worden of niet, de bestrijdingsmiddelen zijn er en, zoals mag worden verwacht wanneer zulke grote hoeveelheden over het land worden verspreid, ze hebben zich ingedrongen in veel of misschien wel alle belangrijke rivieren van ons land.


Als er iemand aan twijfelt of onze Amerikaanse wateren door insecticiden een algehele vervuiling hebben ondergaan, dan moet hij maar eens een rapport bestuderen, dat uitgegeven is door de 'United States Fish and Wildlife Service' in 1960. Deze dienst heeft studies gemaakt om te ontdekken of vissen, net zoals warm­bloedige dieren, insecticiden in hun weefsels vasthouden. De eerste proefexemplaren werden uit de bosrijke omgeving van het westen gehaald, waar een massale besproeiing had plaats gehad om de sparreknopworm te bestrijden. Zoals van te voren kon worden ver­wacht, werd bij alle vissen DDT gevonden.

De belangrijkste vondst werd gedaan toen de onderzoekers een kreek in een afgelegen ge­bied, ongeveer 45 kilometer van de dichtstbijzijnde plek waar het DDT gespoten was, controleerden. Deze kreek lag stroomopwaarts van deze plek en was ervan gescheiden door een hoge waterval. Voor zover bekend had er geen plaatselijke besproeiing plaats gehad. En toch hadden deze vissen ook DDT bij zich. Had deze chemische stof de afgelegen kreek bereikt door verborgen onder­grondse stromingen? Of was hij door de lucht vervoerd en op de oppervlakte van de kreek neergekomen? Bij een andere ver­gelijkende studie werd DDT in de weefsels van vissen uit een vis­kwekerij aangetroffen, waarvan de watertoevoer plaats vond uit een diepe put. Ook hier had, voorzover bekend, geen lokale besproeiing plaatsgehad. De enige mogelijkheid voor de conta­minatie scheen het grondwater te zijn.


In het gehele probleem van de waterverontreiniging is er waar­schijnlijk niets ernstigers dan de algemene vervuiling van het grondwater. Het is onmogelijk om ergens bestrijdingsmiddelen aan water toe te voegen zonder de zuiverheid van het water overal elders aan te tasten. De natuur werkt al zelden of nooit in af­gesloten eenheden, en bij de watertoevoer op aarde doet zij dat zeker niet. Regen, die op de aarde neervalt, dringt langzaam door de poriën en spleten van de grond en de rotsen naar beneden, hij zinkt dieper en dieper totdat hij uiteindelijk een niveau be­reikt waar alle poriën reeds gevuld zijn met water; het is een [033] donkere, ondergrondse zee, die zich opheft onder de heuvels en dieper zinkt onder de dalen. Dit grondwater is altijd in be­weging, soms zo langzaam dat de snelheid niet meer bedraagt dan een kleine twintig meter per jaar, soms tamelijk snel, zodat het voortgaat met een snelheid van 150 meter per dag. Het zet zich voort door onzichtbare waterwegen totdat het hier en daar aan de oppervlakte komt als een bron of wordt afgetapt om als waterput te dienen. Maar meestal ontspringt het ergens als een beek en voedt dan de rivieren. Behalve wat in de beken neervalt als regen of afvloeiing van het land, is alle stromend water van de aarde eens grondwater geweest. En daarom betekent op een gevaarlijke en verontrustende wijze alle verontreiniging van grondwater water­vervuiling overal.


Door zulk een donkere, ondergrondse waterverplaatsing moeten de giftige chemicaliën gegaan zijn, die van een fabriek in Colorado terecht kwamen in een landbouwdistrict verscheidene kilometers verderop, waar ze waterputten vergiftigd, mensen en dieren ziek ­gemaakt en de oogst vernietigd hebben - het is een buitengewone gebeurtenis, die echter best de eerste kan zijn van vele volgende gelijksoortige gebeurtenissen.

De geschiedenis in het kort, is deze. In 1943 begon het 'Rocky Mountain Arsenal' van het 'Army Chemical Corps' bij Denver oorlogsmateriaal te maken. Acht jaar later werden de terreinen van dit arsenaal verhuurd aan een olie­maatschappij, die er insecticiden ging fabriceren. Reeds voor de overdracht van de terreinen waren er mysterieuze berichten binnen­gekomen. Boeren, die op verschillende kilometers afstand van de fabriek woonden, maakten melding van ziekte onder het vee en zij klaagden over grote schade aan hun gewassen. Bladeren werden geel, planten kwamen niet tot volle wasdom en een groot deel van de oogst werd vernietigd. Er waren ook gevallen van mense­lijke ziekten, waarvan werd aangenomen dat ze hiermee in verband stonden.


Het water voor de bevloeiing van deze boerderijen werd uit ondiepe putten gehaald. Toen dit putwater werd onderzocht (tijdens een studie in 1959, waaraan verschillende regerings- en andere instanties deelnamen) bleek het, dat het een verscheiden­heid aan chemicaliën bevatte. Chloriden, chloraten, zouten van fosforwaterstofzuur, fluoriden en arsenicum waren als afval van het Rocky Mountain Arsenal gedurende de fabricagejaren in vijvers terechtgekomen. Klaarblijkelijk was het grondwater tussen het arsenaal en de boerderijen vervuild geraakt en er was 7 à 8 jaar voor nodig geweest om het afval ondergronds over een afstand van ongeveer 4 à 5 kilometer te doen arriveren bij de dichtstbijzijnde [034] boerderij. Deze doorsijpeling was verdergegaan en had een omgeving van een onbekende grootte verontreinigd. De onder­zoekers wisten geen oplossing om deze verontreiniging een halt toe te roepen, zelfs geen om verdere verspreiding tegen te gaan.


Alsof dit alles nog niet erg genoeg was, werd het meest mysterieuze en op de lange duur waarschijnlijk het meest be­tekenisvolle in deze geschiedenis wel de ontdekking van de on­kruidverdelger 2,4-D in sommige putten en in de vijvers van het arsenaal. De aanwezigheid van dit middel verklaarde wel de schade aan de oogst, die met dit water was besproeid. Maar het mysterieuze lag in het feit, dat het arsenaal nooit of te nimmer 2,4-D had gefabriceerd.


Na een lange en zorgvuldige studie kwamen de chemici tot de conclusie dat de 2,4-D zich spontaan in de open bekkens moest hebben gevormd. Het moest zijn ontstaan uit andere substanties, die door het arsenaal werden afgevoerd. De aanwezigheid van lucht, water en zonlicht, zonder enige inmenging van de mens, had in de vijvers chemische laboratoria doen ontstaan, die een nieuw chemisch middel voortbrachten - een chemisch middel dat een funeste invloed had op veel plantenleven waarmee het in aan­raking kwam.


En dus neemt de geschiedenis van de boerderijen in Colorado een afmeting aan die ver boven zijn plaatselijke betekenis uit­gaat. Bestaan er soortgelijke verhalen, niet alleen in Colorado maar overal waar chemische contaminatie plaats vindt in openbaar water? Wat voor gevaarlijke stoffen kunnen ontstaan in meren en beken, in de tegenwoordigheid van de als katalysatoren werkende lucht en zonlicht, uit verschillende chemicaliën, die ieder apart als 'ongevaarlijk' bekend staan?


Inderdaad is een van de meest onrustbarende aspecten van de waterverontreiniging het feit, dat er - in rivier of meer of reservoir, of zelfs in het glas water, dat u bij het eten drinkt - chemicaliën gemengd worden, die geen enkele verantwoordelijke chemicus in zijn laboratorium tezamen zou brengen. De mogelijke wissel­werking van deze vrij aanwezige chemicaliën is een bron van bijzondere zorg voor de ambtenaren van de 'United States Public Health Service', die reeds hun angst hebben uitgesproken dat de produktie van gevaarlijke stoffen uit betrekkelijk onschadelijke chemicaliën wel eens op grote schaal zou kunnen gaan plaats vinden. De reacties kunnen tussen twee of meer chemicaliën op­treden of tussen chemicaliën en de radioactieve afval die op steeds groter schaal in de rivieren wordt geloosd. Door de inwerking van ioniserende straling kunnen verwisselingen van atomen ge­makkelijk plaats vinden, en deze zouden het karakter van de [035] chemicaliën kunnen veranderen op een manier, die niet alleen niet te voorspellen, maar tevens oncontroleerbaar is.


Natuurlijk wordt niet alleen het grondwater verontreinigd, maar ook stromend oppervlaktewater - beken, rivieren, irrigatiewater. Het schijnt dat wat het laatste betreft zich een verontrustend ver­schijnsel aan het ontwikkelen is in de nationale natuurreservaten bij `Tule Lake' en 'Lower Klamath', beide in Californië.


Deze reservaten zijn deel van een keten, die ook het reservaat bij het 'Upper Klamath Lake' bevat, dat juist over de grens van Oregon ligt. Zij worden alle verbonden, misschien op noodlottige wijze, door een gemeenschappelijke watertoevoer en ze worden alle gekenmerkt door het feit, dat ze als kleine eilandjes liggen in een grote zee van omringend bouwland, land dat is gewonnen door afwatering en omleiding van beken uit een vroeger paradijs van waterwild, moerasland en open water.

De landbouwgronden om de reservaten heen worden nu ge­irrigeerd met water uit het Upper Klamath meer. Het irrigatie­water, dat weer wordt opgevangen nadat het zijn_ dienst op de akkers heeft gedaan, wordt teruggepompt in het ule meer en vandaar naar Lower Klamath. Alle water van de wildreservaten in deze twee gebieden is derhalve afvoerwater van de bouwlanden. Het is belangrijk om dit te onthouden met betrekking tot recente gebeurtenissen.


In de zomer van 1960 pikte de staf van de reservaten honder­den dode en stervende vogels op bij het Tule meer en Lower Klamath. De meeste van hen waren visetende vogels - reigers, pelikanen, futen en meeuwen. Na analyse werd gevonden, dat ze insecticide-residuen bevatten, die werden geïdentificeerd als toxa­phene, DDD en DDE. Vis uit de meren bevatte eveneens insecti­ciden, hetzelfde geldt voor het plankton. Het hoofd van de reser­vaten denkt dat bestrijdingsmiddelen zich langzaam ophopen in de wateren van het reservoir, die afkomstig zijn van afvloeiing van zwaar met insecticiden bespoten bouwland.


De vergiftiging van water dat gebruikt wordt voor instand­houding van waterwild zou wel eens consequenties kunnen hebben, die door iedere jager zouden worden gevoeld, doch ook door hen, wie het gezicht en het geluid van het zich aan de avondhemel als een lint voortbewegende waterwild lief zijn. Deze met name genoemde reservaten nemen kritische plaatsen in bij de instand­houding van het waterwild in het westen. Ze liggen op een punt, dat op de nauwe ingang van een trechter lijkt, waar alle trek samenkomt en die de `Pacific Flyway' wordt genoemd. Ge­durende de trek in de herfst komen daar miljoenen eenden en ganzen van broedplaatsen, die zich uitstrekken van de Beringzee [036] tot de Hudsonbaai - het is driekwart van alle waterwild dat in de herfst naar het zuiden trekt, naar de staten langs de Stille Oceaan. In de zomer zijn zij broedplaatsen voor waterwild, speciaal voor twee met uitsterven bedreigde soorten, de Amerikaanse tafeleend en de stekelstaarteend. Als de meren en poelen van deze reservaten op een gevaarlijke wijze verontreinigd worden, dan zou de schade toegebracht aan de waterwildbevolking in het westen onherstel­baar zijn.

Aan water moet ook worden gedacht als aan een van de schakels in de keten van leven, die het in stand houdt - van het allerkleinste deeltje groene cel van het drijvende plankton via de kleinste watervlooien tot de vissen die het plankton uit het water halen en op hun beurt worden opgegeten door andere vissen of door vogels, nertsen, wasberen - in een eindeloze cyclische overdracht van stoffen van het ene leven aan het andere. Wij weten reeds dat de noodzakelijke mineralen in het water op deze manier worden doorgegeven van schakel tot schakel in de voedsel­keten. Kunnen we aannemen, dat de vergiften die we aan het water toevoegen niet in deze kringloop van de natuur worden opgenomen?


Het antwoord zal worden gegeven door u de wonderlijke ge­schiedenis te vertellen van 'Clear Lake' in Californië. Clear Lake ligt in bergachtig gebied ongeveer 135 kilometer ten noorden van San Francisco en is altijd geliefd geweest bij hengelaars. De naam is niet erg toepasselijk, want in werkelijkheid is het meer nogal troebel door de zachte, zwarte modder, die op de ondiepe bodem ligt. Jammer genoeg voor de vissers en de bewoners langs de oever is het water een ideale woonplaats geworden voor een kleine mug, Chaoborus astictopus. Hoewel deze mug behoort tot de familie van de muskieten, is het geen bloedzuigend insect en waar­schijnlijk neemt het als volwassen exemplaar geen voedsel tot zich. Maar de mensen, die met de muggen deze plek deelden, vonden ze alleen al vervelend door hun aantal.

Er werden pogingen ondernomen om de plaag te bestrijden, pogingen, die grotendeels vruchteloos bleven totdat na 1940 de gechloreerde koolwaterstof­insecticiden nieuwe perspectieven openden. De stof die werd uit­verkoren voor een nieuwe aanval was DDD, behorend tot de familie van DDT, maar naar werd aangenomen minder gevaar opleverend voor de visstand.


De nieuwe bestrijdingsmaatregelen, in 1949 genomen, werden zorgvuldig toegepast en weinigen konden vermoeden dat er ge­vaar aan zou kleven. Het meer werd opgenomen, de inhoud werd vastgesteld, en het insecticide werd toegepast in zo'n verdunning dat er tegenover ieder deel insecticide zeventig miljoen delen [037] water stonden. De bestrijding van de mug was eerst succesvol, maar tegen 1954 moest de behandeling worden herhaald, deze keer in een verhouding van 1 deel insecticide op 50 miljoen delen water. De uitroeiing van de muggen leek hier-mede voltooid.


Gedurende de daarop volgende wintermaanden kwamen de eerste vermoedens dat ook ander leven was aangetast: de West­amerikaanse futen op het meer begonnen te sterven en binnen korte tijd waren er meer dan honderd dood. Bij Clear Lake is deze fuut een broedvogel, maar ook een wintergast, hij wordt er aangetrokken door de overvloedige hoeveelheid vis in het meer. Het is een vogel met een prachtig uiterlijk en bekoorlijke ma­nieren; hij bouwt zijn drijvende nest in ondiepe meren van het westen van de Verenigde Staten en Canada. Hij wordt wel de `zwaan-fuut' genoemd, want hij kan over 't wateroppervlak glijden zonder een rimpeltje na te laten; het lichaam ligt dan plat op het water en de witte nek en het zwarte kopje worden hoog gehouden. Het pas uitgebroede jong is een zacht grijs balletje; een paar uur na het uitkomen gaat het al te water en zit op de rug van vader of moeder, beschut onder de ouderlijke vleugels.


Na een derde aanval op de nog steeds aanwezige muggen­bevolking in 1957 stierven er nog meer van deze futen. Net zoals in 1954 kon er geen infectieziekte worden vastgesteld na het onderzoek van de dode vogels. Maar toen iemand er aan dacht om ook eens de vethoudende weefsels van de vogels te onder­zoeken, werd ontdekt dat ze vol zaten met DDD in de buiten­gewone concentratie van 1600 delen per miljoen!


De maximum concentratie aan het water toegevoegd was 1/50 deel per miljoen. Hoe kon de chemische stof in zulke kolossale hoeveelheden in de futen zijn gekomen? Deze vogels zijn natuur­lijk viseters. Toen de vis uit Clear Lake ook werd onderzocht, begon zich een helder beeld af te tekenen - het gif werd opge­nomen door de kleinste organismen, werd geconcentreerd door­gegeven aan de grotere dieren. Planktonorganismen bleken plm. 5 delen per miljoen van het insecticide te bevatten (hetgeen onge­veer 25 keer de maximum concentratie is van wat het water zelf ooit had bereikt); plantenetende vis had accumulaties opgenomen die varieerden van 40 tot 300 delen per miljoen; carnivoren hadden het meeste binnengekregen. Er was een soort, bij wie maar liefst 2500 delen per miljoen werden gevonden. Het is een 'zwaan­kleef-aan' verhaal, waarbij de grotere carnivoren de kleinere had­den opgegeten, die weer herbivoren hadden gegeten, welke zich weer met het plankton hadden gevoed en het plankton had het gif uit het water opgenomen.


Er werden later nog meer ontdekkingen gedaan. Er kon geen [038] spoor van DDD meer worden gevonden in het water, kort nadat de laatste toepassing had plaats gehad. Maar het gif had het meer niet werkelijk verlaten; het was slechts opgenomen door het stramien van leven dat door het meer in stand wordt gehouden. Drie-en-twintig maanden nadat de chemische behandeling was stopgezet, bevatte het plankton nog steeds 5,3 deel per miljoen. In die tussentijd van bijna twee jaar waren opeenvolgende gene­raties plankton tot bloei gekomen en vergaan, maar het gif - hoe­wel het in het water niet meer aanwezig was - was op de een of andere manier van generatie op generatie overgegaan. En het was ook nog aanwezig in het dierenleven van het meer.

Alle vissen, vogels en kikvorsen, die een jaar nadat de chemische bestrijding was stopgezet werden onderzocht, bleken DDD bij zich te hebben. De hoeveelheid in het vlees van de dieren aangetroffen, overtrof altijd vele keren de oorspronkelijke concentratie van het water. Onder deze levende dragers van gif waren vissen, die uit­gebroed waren negen maanden na de laatste DDD-toepassing. futen en Californische meeuwen, die concentraties bevatten van meer dan 2000 delen per miljoen. Intussen werden de kolonies futen kleiner, hun aantal liep terug van 1000 paren vóór de eerste insecticide-behandeling tot ongeveer 30 paren in 1960. En zelfs deze dertig paar schijnen tevergeefs genesteld te hebben, want er zijn geen jonge futen meer op het meer waargenomen sinds de laatste toediening van DDD.


Deze hele kelen van vergiftiging blijkt dus te rusten op de functie van kleine plantjes, die de oorspronkelijke concentratie­elementen zijn. Maar wat gebeurt er met het andere einde van de voedselkelen - de mens, die waarschijnlijk onbekend met deze reeks gebeurtenissen, zijn vistuig uitgooit, een zootje vis vangt uit het Clear Lake, het mee naar huis neemt om het voor zijn avondeten te bakken? Wat doet een grote dosis DDD, of misschien wel herhaalde doses, met hem?


Hoewel het 'Department of Public Hcalth' in Californië ver­klaard heeft geen gevaar te zien, heeft het toch in 1959 een order uitgevaardigd dat het gebruik van DDD in het meer moest worden stopgezet. Gezien de wetenschappelijke bewijzen, dat deze chemische stof grote biologische kracht heeft, lijkt dit gebaar een minimum veiligheidsmaatregel. Het fysiologische gevolg van DDD is waarschijnlijk uniek onder de insecticiden, want het vernietigt een deel van de bijnieren, de cellen van de buitenkant, die be­kend staan als bijnierschors, die het hormoon cortison af­scheidt Dit vernietigende effect, dat bekend is sedert 1948, werd eerst geacht zich te beperken tot honden, omdat het zich niet had geopenbaard bij proefdieren zoals apen, ratten of konijnen.


[039] Het was echter opmerkelijk, dat DDD bij honden een conditie teweeg bracht, die veel leek op de ziekte die bij mensen de ziekte van Addison wordt genoemd. Recente medische onderzoekingen hebben uitgemaakt dat DDD op sterke wijze de functies van de menselijke bijnierenschors aantast. De cel-vernietigende eigen­schap wordt nu klinisch toegepast bij de behandeling van een zeldzame soort kanker, die ontstaat in de bijnier.


De situatie bij Clear Lake brengt ons tot een vraag die het publiek onder ogen moet zien: Is het verstandig of wenselijk om stoffen met zulke sterke uitwerking op fysiologische processen te gebruiken voor de uitroeiing van insecten, speciaal wanneer de be­strijdingsmiddelen met zich meebrengen, dat de chemische stof direct in het water wordt gebracht? Het feit, dat het insecticide werd aangebracht in zeer kleine concentraties betekent niets, zoals het accumulerende effect door de natuurlijke voedselketen heeft bewezen. Toch is Clear Lake een typisch voorbeeld voor een groot en groeiend aantal situaties, waar de oplossing van een voor de hand liggend en soms onbeduidend probleem een veel ernstiger, maar op het oog weinig aansprekend gevaar oproept. Hier werd het probleem opgelost ten gunste van diegenen, die last hadden van muggen en ten koste van een niet vast te stellen en waar­schijnlijk zelfs onbegrepen risico voor allen, die voedsel of water nuttigden dat van het meer afkomstig was.


Het is onbegrijpelijk dat de opzettelijke toevoeging van ver­giften aan een reservoir tot de gewoonten gaat behoren. Het doel is meestal om recreatie-gebruik te bevorderen, zelfs als het water tegen bepaalde kosten geschikt moet worden gemaakt als drink­water. Als sportvissers hun vangsten ergens willen zien toenemen, verwachten zij van de autoriteiten dat deze een hoeveelheid vergif uitstrooien, die de ongewenste vis vernietigt, welke dan moet worden vervangen door vis uit kwekerijen die meer aan de smaak van de sportvisser beantwoordt. Dit proces lijkt een beetje op 'Alice-in- Wonderland'.

Het reservoir was bedoeld als publieke waterleiding, en toch wordt het publiek gedwongen - waarschijn­lijk bleef het onbekend met de eisen van de sportvisser - om water te drinken, dat giftige residuen bevat of belastinggeld te be­steden aan een behandeling van het water, die de giften moest verwijderen - behandelingen, die geenszins onfeilbaar zijn.


Door de contaminatie van grond- en oppervlaktewater door synthetische bestrijdingsmiddelen en andere chemicaliën bestaat er gevaar, dat niet alleen giftige maar ook kanker-verwekkende stoffen in de publieke waterleiding komen. Dr. W. C. Hueper van het (Amerikaanse) Nationale Kanker Instituut heeft reeds gewaarschuwd, [040] dat 'het gevaar van kanker door de consumptie van ver­ontreinigd drinkwater in de nabije toekomst zal toenemen'. En inderdaad geeft een Nederlandse studie uit de vijftiger jaren steun aan het inzicht, dat verontreinigde waterwegen een gevaar voor kanker inhouden. Steden, die hun drinkwater uit rivieren plegen te halen, hadden een hoger sterftecijfer door kanker dan die, welke hun water betrokken uit bronnen, die klaarblijkelijk minder kans hadden om te vervuilen, zoals putten. Arsenicum, de in de natuur voorkomende stof, die het duidelijkst heeft bewezen kanker in de mens te veroorzaken , is tweemaal betrokken geweest bij histo­rische gevallen waarin verontreinigd water een verbreiding van deze ziekte veroorzaakte. In het ene geval kwam het arsenicum van de slakkenhopen van mijnen, in het andere van rotsen, die een hoog gehalte aan arsenicum bevatten. Deze condities kunnen gemakkelijk worden geschapen en in sterkte verdubbeld door een grote toepassing van arsenicumhoudende insecticiden. De grond in zulke gebieden wordt giftig. De regen zal een deel van het arsenicum in beken, rivieren en reservoirs brengen, maar ook in de oneindige ondergrondse zeeën van grondwater.


Ook hier worden wij eraan herinnerd, dat in de natuur niets alleen staat. Om beter te begrijpen hoe de verontreiniging van onze wereld in zijn werk gaat, moeten wij eens kijken naar een ander deel van de aarde, de grond.