Hoofdstuk-11


Zelfs de Borgia's te erg


[137] De contaminatie van onze wereld is niet alleen een kwestie van massabesproeiingen. Voor de meesten onder ons is dit zelfs minder belangrijk dan de omvangrijke blootstelling op kleine schaal waar­aan we dag in dag uit, jaar in jaar uit, worden onderworpen. Zoals uiteindelijk de hardste steen wordt uitgehold door een constant gedruppel van water, zo zal dit contact met gevaarlijke chemicaliën van de wieg tot het graf tenslotte noodlottig blijken. Elke steeds weer herhaalde blootstelling aan het gif, in welk een kleine hoeveelheid ook, zal medewerken om de progressieve opbouw van chemicaliën in ons lichaam te helpen plaatsvinden en hierdoor een cumulatieve vergiftiging teweeg te brengen. Waar­schijnlijk ontkomt niemand aan het contact met deze zich ver­breidende verontreiniging, tenzij hij zich bevindt in een praktisch niet-bestaande geïsoleerde positie.


In slaap gewiegd door het 'koopje' en door de verleidelijke propaganda, is de gemiddelde burger zich zelden bewust van de dodelijke stoffen, waarmee hij zichzelf omringt; waarschijnlijk beseft hij niet eens, dat hij ze gebruikt. De eeuw van het vergif heeft reeds in zo sterke mate vaste voet verkregen, dat ieder­een zo maar een winkel binnen kan lopen en daar, zonder naar iets gevraagd te worden, stoffen kan kopen, die veel dode­lijker zijn dan het geneesmiddel, waarvoor hij in de apotheek een recept moet kunnen laten zien. Een onderzoek van enkele minuten in een supermarket is genoeg om de kloekmoedigste klant te doen schrikken, tenminste als hij enige elementaire kennis heeft van de chemicaliën die voor hem liggen uitgestald.


Als er een grote doodskop boven de insecticide-afdeling had gehangen, dan zou de klant die afdeling wellicht met de schroom, die bij doodverwekkende stoffen past, binnentreden. Maar in plaats van die doodskop is de uitstalling gezellig en stimu­lerend en met het gemengd zuur en de olijven aan de over­kant en de badzeep en wasartikelen ernaast, liggen de rijen insec­ticiden er tentoongesteld. Binnen het bereik van onderzoekende kinderhanden liggen chemicaliën in glazen potjes. Als zo'n potje uit de kinderhand op de grond valt of door onvoorzichtigheid [138] van de volwassenen kapot gaat, kan iedereen, die in de buurt staat, worden bestoven met dezelfde chemische stoffen, die de be­spuitingsmensen stuiptrekkingen bezorgden.


Deze gevaren volgen de klant natuurlijk naar zijn huis. Een spuitbus tegen mot, die o.a. DDD bevat, draagt bijvoorbeeld in hele kleine lettertjes de waar­schuwing, dat de inhoud onder druk staat en dat de bus kan springen als hij aan hitte of open vuur wordt blootgesteld. Een normaal insecticide voor huishoudelijk gebruik, zelfs voor keuken­gebruik, is chloordaan. Toch heeft de hoofdfarmacoloog van de 'Food and Drug Administration' verklaard, dat het gevaar van in een met chloordaan behandeld huis te leven 'zeer groot' is. Andere huishoudelijke preparaten bevatten zelfs het nog giftiger dieldrin.


Het gebruik van vergiften in de keuken wordt aantrekkelijk en gemakkelijk gemaakt. Keukenkastpapier, wit of gekleurd ter aan­passing aan het kleurenschema in de keuken, kan geïmpregneerd zijn met insecticide, niet alleen aan één kant, maar aan beide zijden. Fabrikanten bieden ons doe-het-zelf brochures aan over het doden van insecten. Met één druk op de knop kan men een nevel dieldrin in de meest onbereikbare hoeken en gaten van kasten, zolders en kelders spuiten.


Als we geplaagd worden door muggen, grasmijten of andere insecten, dan hebben we ontelbare lotions, crèmes en 'sprays' te onzer beschikking om er onze kleren en onze huid mee te be­handelen. Hoewel we gewaarschuwd worden, dat sommige van deze middelen vernis, verf en synthetische stoffen aantasten, wor­den we geacht aan te nemen, dat de menselijke huid tegen alle chemicaliën bestand is. Om ons te verzekeren tegen elke aanwezig­heid van welke insecten ook heeft een exclusieve New Yorkse winkel met een zak-insecticidespuitje geadverteerd, dat gemakke­lijk in een tasje kan worden meegedragen of dat aan het strand, op de 'golf' of bij het vissen kan worden meegenomen.


We kunnen onze vloeren met een wassoort inwrijven, die ge­garandeerd elk insect dood dat erover loopt. We kunnen met lin­daan geïmpregneerde stroken in onze kleerkasten en kleerzakken hangen of in onze bureauladen neerleggen, zodat we een half jaar gevrijwaard worden tegen motschade. De advertenties melden in het geheel niet dat lindaan een gevaarlijke stof is. Evenmin waarschuwen de advertenties voor een electronisch instrument, hetwelk lindaannevel verspreidt, dat lindaan gevaarlijk is - neen, er wordt ons verteld, dat het veilig en reukloos is. Maar de waar­heid is dat de 'American Medical Association' lindaan-vaporisa­toren zo gevaarlijk vindt, dat zij een uitgebreide waarschuwing in haar Journal opnam.


[139] Het Ministerie van Landbouw raadt ons in zijn 'Home and Garden Bulletin' aan om onze kleren met olie-oplossingen van DDT, dieldrin, chloordaan en verschillende andere mottendodende stoffen te behandelen. Als een teveel aan behandeling witte resten insecticide op onze kleren ten gevolge heeft, moeten we deze er ge­woon afborstelen, zegt het Ministerie, maar vergeet erbij ons te waarschuwen waar we en hoe we het moeten afborstelen. En als we dit alles dan gedaan hebben, mogen we onze dag besluiten met te gaan slapen onder een motvrije deken, die met dieldrin is geïmpregneerd.


Tuinieren is thans haast niet meer denkbaar zonder super­vergiften. Elke ijzerwinkel, firma voor tuinbenodigdheden en supermarket heeft rijen insecticiden liggen voor elke denkbare situatie in uw tuin. Degenen die verzuimen gebruik te maken van deze veelheid aan dodelijke besproeiingsmiddelen, worden geacht nalatig te zijn, want bijna elke tuinbouwpagina van de dagbladen en de meerderheid van de tijdschriften, die aan het tuinieren zijn gewijd, nemen als vanzelfsprekend aan, dat ze gebruikt worden.


Zelfs de vlugwerkende organische fosforhoudende insecticiden worden zo uitgebreid op grasvelden en sierplanten toegepast, dat het 'Florida State Board of Health' het noodzakelijk oordeelde het gewone gebruik van verdelgingsmiddelen in woonwijken door een ieder, die niet eerst een vergunning had aangevraagd en die niet aan zekere voorwaarden voldeed, te verbieden. Een aantal sterf­gevallen door parathion was aan deze maatregel in Florida voorafgegaan.


Er wordt echter weinig gedaan om de tuinman of de huis­eigenaar te waarschuwen, dat hij met bijzonder gevaarlijke stoffen omgaat. Integendeel, een voortdurende stroom nieuwe instru­menten maakt het gemakkelijker voor hem om het vergif op grasveld en in tuin aan te brengen - en dus ook het aantal contact­mogelijkheden op te voeren. Men kan zich bijvoorbeeld een fles­vormig aanhangsel voor de tuinslang aanschaffen, waarmee men dan zulke bijzonder giftige chemicaliën als chloordaan of dieldrin in de tuin aanbrengt terwijl men deze spuit.

Dit instrument is niet slechts een gevaar voor de persoon die het gebruikt, het is ook een publiek gevaar. De 'New York Times' heeft het nodig geoordeeld op zijn tuinbouwpagina een waarschuwing te doen uitgaan, dat het gif door terugheveling in de waterleiding terecht kan komen, indien niet gezorgd wordt voor speciale beschermende instru­menten. Het aantal van deze instrumenten, dat in gebruik is, en de schaarste aan soortgelijke waarschuwingen in aanmerking genomen, moeten we ons dan nu nog erover verwonderen dat onze waterleiding verontreinigd is?

 

[140] Als voorbeeld van wat de tuinman zelf kan overkomen, mogen wij wijzen op het geval van een dokter - een enthousiaste tuinman in zijn vrije tijd - die eerst DDT en toen malathion in zijn border en op zijn grasveld ging gebruiken. Hij gebruikte deze stoffen wekelijks. Soms bracht hij de chemicaliën met een handspuit aan, soms ook door zo'n toevoegsel aan zijn tuinslang. Daarbij werden zijn huid en zijn kleren dikwijls van de giftige nevel doordrenkt. Na ongeveer een jaar werd hij plotseling ziek en werd in een zieken­huis opgenomen. Het onderzoek van een stukje lichaamsvet toonde aan, dat er 23 delen per miljoen DDT in aanwezig waren. Er bestond grote schade aan het zenuwstelsel, die de artsen als blijvend beschouwden. Na verloop van tijd begon hij gewicht te verliezen, leed aan buitengewone vermoeidheid en ondervond een vreemde slapte van de spieren, een typisch gevolg van malathion. Al deze hardnekkige gevolgen waren ernstig genoeg om zijn dokterspraktijk te bemoeilijken.


Behalve de eens zo onschuldig lijkende toevoeging aan de tuin­slang, zijn er ook grasmaaiers uitgerust met instrumenten om ver­delgingsmiddelen aan het gras toe te dienen, aanhangsels, die een nevel verspreiden terwijl men het gras aan het rollen is. Aldus worden de reeds gevaarlijke benzinedampen gemengd met de zeer kleine deeltjes insecticide, die de waarschijnlijk zich van geen kwaad bewuste tuineigenaar heeft uitgekozen, en hij brengt hier­mede het niveau van de luchtverontreiniging boven zijn grond hoger dan die in verscheidene grote steden.


Toch wordt er weinig gedaan tegen de gevaren van het tuinieren met vergiften of tegen het gebruik van insecticiden in huis; als er al waarschuwingen voorkomen op etiketten en verpakkingen, dan zijn deze zo weggemoffeld en gedrukt in zulke kleine lettertjes, dat er maar weinig mensen zullen zijn die de moeite nemen om hen te lezen, laat staan te begrijpen. Korte tijd geleden probeerde een industrie eens uit te vinden hoe weinigen het er waren. Het onderzoek toonde aan, dat minder dan vijftien mensen van de honderd, die insecticide aerosols en spuitbussen gebruikten, zich bewust waren van de waarschuwingen, die op de verpakkingen stonden.


De ongeschreven wet in de buitenwijken schrijft thans voor, dat handjesgras ten koste van alles moet worden verwijderd. Zak­ken vol chemicaliën, die de grasvelden van deze verachtelijke vegetatie moeten ontdoen, zijn haast een statussymbool geworden. Deze chemische onkruiddoders worden onder merknamen ver­kocht, die hun werkelijke indentiteit of aard niet prijsgeven. Om te weten te komen, dat ze chloordaan of dieldrin bevatten, moet men een bijzonder klein lettertype kunnen lezen, dat op het minst [141] in het oog lopende deel van de zak is aangebracht. De brochures, die men in elke ijzerwinkel of zaak voor tuinartikelen kan krijgen, zeggen zelden iets over het werkelijke gevaar dat gepaard gaat met het omgaan met of het toepassen van deze stoffen. Integendeel, een typische illustratie laat een gelukkige familie zien, vader en zoon, die samen met een glimlach op het gelaat het insecticide op het grasveld aanbrengen, terwijl kleinere kinderen met een hond over het gras rollen.


De vraag of er chemische residuen aanwezig zijn in het voedsel dat we nuttigen, is het onderwerp van vurige en verhitte debatten. De aanwezigheid ervan wordt hetzij gebagatelliseerd door de chemische industrie of wordt kortweg ontkend. Tegelijkertijd is er een sterke tendens aanwezig om iedereen, die eist dat zijn voedsel vrij is van insectengif, voor een fanatiekeling of een naturalist uit te maken. Wat zijn de ware feiten in deze nevel van tegenstrijdigheden?


Het is medisch vastgesteld dat, zoals ons gezonde verstand ons al had gezegd, de mensen die vóór het tijdperk van de DDT leefden en stierven (ongeveer 1942) geen sporen DDT of gelijk­soortige stoffen in hun weefsels hadden. Zoals in hoofdstuk 3 is uiteengezet hebben monsters lichaamsvet, die tussen 1954 en 1956 van een uiteenlopende groep mensen waren afgenomen, 5,3 tot 7,4 delen per miljoen DDT aangetoond. Er bestaan bewijzen, dat het gemiddelde niveau sedertdien nog belangrijk is toegenomen en personen, die door beroep of anderszins extra blootstaan aan insecticiden, hebben uiteraard nog meer bij zich.


Het moet worden aangenomen, dat over het algemeen bij men­sen, die niet op een bijzondere wijze aan insecticiden worden blootgesteld, DDT, dat met het voedsel is binnengekomen, in het lichaamsvet aanwezig is. Teneinde dit te bewijzen heeft een wetenschappelijke groep van de Amerikaanse 'Public Health Service' monsters genomen van maaltijden in restaurants en cantines. Alle onderzochte maaltijden bevatten DDT. Hieruit moesten de onderzoekers wel concluderen, 'dat er praktisch geen voedsel bestaat dat geheel vrij is van DDT'.


De hoeveelheden in de maaltijden kunnen verrassend groot zijn. In een ander onderzoek door het 'Public Health Service' bewees de analyse van gevangenismaaltijden, dat sommig voedsel, zoals ge­droogd fruit, 69,6 delen per miljoen en brood liefst 100,9 delen per miljoen DDT bevatten!

In het eten van het gemiddelde huishouden in Amerika be­vatten vlees en alle produkten, die van dierlijk vet worden ge­maakt, de grootste residuen gechloreerde koolwaterstoffen. Dat [142] komt omdat deze chemicaliën in vet oplosbaar zijn. Residuen in groente en fruit kunnen iets minder groot zijn. Wassen biedt weinig soelaas - het enige redmiddel is alle buitenste bladeren van groente zoals sla en koolsoorten af te plukken en weg gooien, fruit te schillen en geen enkele buitenkant, zoals bolsters e.d. te gebruiken. Koken helpt niet om de residuen te vernietigen.


Melk is een van de weinige soorten voedingsmiddelen, waarin de 'Food and Drug Administration' geen residuen van insecticiden toestaat. In werkelijkheid worden er echter residuen gevonden, wanneer er ook maar steekproeven worden genomen. Ze zijn het grootst in boter en andere zuivelprodukten. Een bepaalde steek­proef in 1960, waarbij 46 van deze produkten werden onder­zocht, toonde aan, dat een derde residuen bevatte, een situatie die door de 'Food and Drug Administration' als 'verre van be­moedigend' werd aangeduid.


Om voedsel te vinden, dat vrij van DDT is, moet men blijkbaar naar een verafgelegen en primitief land gaan, dat de voorrechten van de beschaving nog niet kent. Zulk een land blijkt nog wel te bestaan; het is een soort grensgebied waar de naderende schaduw van insecticiden reeds aan de horizon kan worden waarge­nomen: de poolstreken van Alaska. Toen wetenschappelijke onder­zoekers het Eskimo-eten testten, bleek dat vrij van insecticiden te zijn. Verse en gedroogde vis, vet, olie, het vlees van bevers, witte dolfijn, kariboes, elanden, rendieren, ijsberen en walrussen, veen­bessen, andere soorten bessen en wilde rabarber zijn tot nog toe ontkomen aan de besmetting. Er was slechts één uitzondering: twee meeuwuilen van 'Point Hope' bevatten kleine DDT resten, wellicht opgedaan tijdens de trek.


Toen sommige Eskimo's zelf aan een onderzoek werden onder­worpen, bleken zeer kleine DDT residuen aanwezig te zijn (0 tot 1,9 delen per miljoen). De reden hiervan is duidelijk. De vet­monsters werden afgenomen van mensen, die hun dorp hadden verlaten om in het Amerikaanse 'Public Health Service Hospital' in Anchorage te worden opgenomen. Daar waren de gewoonten der beschaving van kracht en de maaltijden in het ziekenhuis bleken evenveel DDT residuen te bevatten als die in de dichtst­bevolkte steden van Amerika. Voor hun korte verblijf in de be­schaving werden de Eskimo's beloond met een lichte ver­giftiging.


Het feit, dat elke maaltijd die wij nuttigen een hoeveelheid ge­chloreerde koolwaterstoffen bevat is het onvermijdelijke gevolg van de alom voorkomende besproeiing en bespuiting van de ge­wassen met deze vergiften. Als de boer zeer nauwkeurig de instructies op de verpakkingen opvolgt, zal zijn gebruik van landbouwchemicaliën [143] geen residuen opleveren, die groter zijn dan door de 'Food and Drug' worden toegestaan. Nog afgezien van de vraag of deze wettelijke residuen 'veilig' zijn of niet, blijft het welbekende feit, dat de boeren maar al te dikwijls de voorgeschreven doses overschrijden, de stoffen te dicht vóór het oogsten toepassen, meer insecticiden dan één soort tegelijk gebruiken en ook op andere manieren fouten maken, omdat ze, zoals de meest mensen, de kleine lettertjes over het hoofd zien.


Zelfs de chemische industrie erkent, dat er herhaaldelijk mis­bruik wordt gemaakt van insecticiden en geeft toe, dat de boeren eigenlijk zouden moeten worden heropgevoed. Een van de voor­naamste chemische vakbladen verklaarde kort geleden, dat 'veel gebruikers er niet van doordrongen waren, dat zij de insecticide­toleranties zouden overschrijden als ze grotere doses gebruikten dan was aangeraden. Een lukraak gebruik van insecticiden op veel gewassen is dikwijls gebaseerd op de nukken en grillen van de boeren.'

De archieven van de 'Food and Drug Administration' be­vatten rapporten over een verontrustend aantal van deze over­tredingen. Enkele voorbeelden mogen dienen om het veronacht­zamen van de gebruiksaanwijzingen te illustreren: een kweker van sla, die niet één maar acht verschillende insecticiden op zijn gewas aanbracht en dit korte tijd vóór de pluk; een exporteur, die het dodelijke parathion in een dosis, die vijf keer groter was dan het aanbevolen maximum op selderie had gespoten; kwekers die op sla endrin gebruikten - het giftigste van alle gechloreerde koolwaterstoffen - hoewel hiervan geen residuen aanwezig mogen zijn - spinazie, die een week voor het snijden met DDT werd besproeid.


Er zijn ook gevallen van toeval of onopzettelijke besmetting. Grote hoeveelheden ongebrande koffie in jute zakken werden be­smet toen ze vervoerd werden met schepen, die ook een lading insecticide vervoerden. Goederen in loodsen opgeslagen, zijn aan herhaalde aerosol behandelingen blootgesteld geweest; de DDT, lindaan en andere insecticiden kunnen door de verpakking heen­dringen en in meetbare hoeveelheden in het verpakte voedsel voorkomen. Hoe langer het eten opgeslagen blijft, des te groter het gevaar voor besmetting.


Op de vraag: 'Maar beschermt de Amerikaanse regering ons niet tegen zulke dingen?' moet men helaas antwoorden: 'Slechts zeer onvoldoende.' De maatregelen van de 'Food and Drug' op het ge­bied van consumentenbescherming tegen verdelgingsmiddelen worden ernstig bemoeilijkt door twee zaken. In de eerste plaats heeft deze instantie slechts iets te zeggen over voedsel, dat tussen [144] de staten onderling wordt vervoerd; voedsel dat groeit en aan de man wordt gebracht binnen een staat, valt buiten haar bevoegd­heid, hoe ernstig de overtreding ook moge zijn.

In de tweede plaats, en dit is wel het ergste, zijn er slechts weinig inspecteurs, die controle kunnen uitoefenen - slechts een kleine 600 man voor dit vele en gevarieerde werk. Volgens een ambtenaar van de 'Food and Drug Administration' kan slechts een oneindig klein deel van de gewassen - veel minder dan 1%- met de aanwezige faciliteiten onderzocht worden en dit is onvoldoende om er enige statistische betekenis aan te hechten. Voor zover het voedsel be­treft, dat binnen een staat wordt gekweekt en in de handel ge­bracht, is de toestand nog erger, want de meeste staten hebben een betreurenswaardig onvoldoende wetgeving op dit gebied.


Aan het systeem, waarmede de 'Food and Drug Administration' tot de maximum toelaatbare percentages van contaminatie komt, die 'toleranties' worden genoemd, kleven onmiskenbare fouten. Onder de huidige omstandigheden geeft dit systeem slechts zekerheid op papier en vestigt de ongerechtvaardigde indruk, dat veilige percentages worden aangehouden. Wat de veiligheid betreft van zelfs maar een tikkeltje vergif in ons eten - een weinig hier, een beetje daar - er zijn veel mensen, die, met gegronde redenen om­kleed, argumenten te berde brengen, dat geen enkele hoeveelheid vergif in ons eten veilig of gewenst is.

Bij het vaststellen van een tolerantie-niveau, kijkt de 'Food and Drug Administration' naar proeven op laboratoriumdieren en beslist zo over een maximum toelaatbaar percentage, dat veel kleiner is dan nodig om vergifti­gingsverschijnselen bij het proefdier te verwekken. Dit systeem, dat zogenaamd zekerheid moet verschaffen, negeert een aantal belang­rijke feiten. Een laboratoriumdier, dat onder controleerbare en hoogst kunstmatige condities leeft en dat een bepaalde hoeveelheid van een specifieke chemische stof binnenkrijgt, verschilt wel heel erg van een menselijk wezen, welks blootstelling aan verdelgings­middelen niet alleen zeer veelvuldig is, maar bovendien nog on­bekend, onmeetbaar en oncontroleerbaar.

Zelfs als 7 delen per miljoen DDT in zijn slaatjes nog 'veilig' geacht zouden mogen worden, dan nog bevat zijn maaltijd andere gerechten, elk op hun beurt met toegestane toleranties. Bovendien zijn de ver­delgingsmiddelen in zijn eten, zoals we hebben gezien, slechts een deel, mogelijk zelfs een heel klein deel, van zijn totale bloot­stelling aan vergif. Deze opeenhoping van chemicaliën uit ver­schillende bronnen creëert een totale besmetting, die niet kan worden gemeten. Derhalve is het onzin te praten over de 'veilig­heid' van een bepaalde hoeveelheid insecticiden.


Er zijn nog andere fouten. Soms zijn er toleranties vastgesteld [145] tegen beter weten van de wetenschappelijke medewerkers van de 'Food and Drug Administration' in, zoals in het geval dat in hoofd­stuk 14 wordt uiteengezet, of ze zijn vastgesteld op basis van onvoldoende kennis van de desbetreffende chemische stof. Betere inlichtingen hebben later tot reductie of zelfs terug­trekking van de toleranties geleid, maar dit gebeurde nadat het publiek maanden of jaren was blootgesteld aan een later als ge­vaarlijk bevestigd percentage.

Dit gebeurde toen er voor hepta­chloor een tolerantie was vastgesteld, die later moest worden her­roepen. Voor sommige chemicaliën bestaat er geen praktische methode van analyse buiten het laboratorium, voordat de stof voor gebruik wordt geregistreerd. Deze moeilijkheid stond het werk ten aanzien van het 'veenbes chemicalie', aminotriazol, ernstig in de weg. Er waren ook geen analytische methoden voor fungiciden bekend, fungiciden, die regelmatig gebruikt worden voor de be­handeling van zaden, die, als ze niet voor het einde der zaai­periode zijn opgemaakt, maar al te dikwijls hun weg vinden naar het menselijke voedsel.


In werkelijkheid is dus het vaststellen van toleranties het goed­vinden van de vergiftiging van menselijk voedsel met gevaarlijke chemicaliën, opdat de boer en de voedselverwerkende industrie goedkoper kunnen produceren. Bovendien wordt de consument gestraft met het betalen van belasting om een instituut in het leven te houden, dat er op moet letten, dat hij geen dodelijke dosis binnenkrijgt. Maar om het werk goed te verrichten zou dat in­stituut gelden behoeven, die geen enkele regering het zou durven toewijzen, als men tenminste de tegenwoordige hoeveelheid en de giftigheid van de landbouwchemicaliën in aanmerking neemt. Dus uiteindelijk betaalt de consument zijn belasting en krijgt toch zijn portie vergif.


Is er een oplossing? De allereerste noodzaak is het opheffen van elke tolerantie op gechloreerde koolwaterstoffen, organische fosforhoudende stoffen en andere zeer giftige chemicaliën. Er zullen onmiddellijk tegenwerpingen komen, dat dit een ondraag­lijke last op de schouders der boeren legt. Maar als het mogelijk is - zoals thans waarschijnlijk het doel is - chemicaliën te ge­bruiken op een manier, dat er slechts een residu van 7 delen per miljoen (tolerantie voor DDT) of 1 deel per miljoen (parathion) of zelfs 0,1 deel per miljoen (dieldrin) op de meeste groente en fruit achterblijft, waarom is het dan niet mogelijk om met iets meer zorg de aanwezigheid van enig residu helemaal te voorkomen? Dit wordt in werkelijkheid al geëist voor heptachloor, endrin en dieldrin op sommige gewassen, waarom niet op alle voedsel?


Maar dit zou geen complete of afdoende oplossing zijn, want [146] een tolerantie van nul op papier heeft weinig waarde. We hebben gezien, dat op het ogenblik 99 % van de exporteurs, die tussen de staten onderling vervoeren, door de mazen van het net heenglipt. Een nauwlettend toeziende en strijdlustige 'Food and Drug Ad­ministration' is een tweede noodzakelijkheid.

Het huidige systeem van eerst opzettelijk ons voedsel ver­giftigen en dan de gevolgen reglementeren, doet te duidelijk den­ken aan het verhaal van Lewis Carroll over de 'White Knight', die een plan bedacht 'om zijn bakkebaarden groen te verven en daarna zo'n grote waaier te gebruiken, dat niemand ze kon zien.' Het uiteindelijke antwoord op het probleem moet zijn: gebruikt minder giftige chemicaliën, zodat het gevaar voor het publiek dat ze worden misbruikt, belangrijk wordt teruggebracht. Zulke chemicaliën bestaan: pyrethrum, rotenon, ryania en andere stoffen, die uit planten worden gewonnen. Kort geleden is er een syn­thetisch vervangingsmiddel voor pyrethrum ontwikkeld, zodat aan een ernstig tekort kan worden ontkomen. Voorlichting aan het publiek ten aanzien van de chemicaliën, die zo maar te koop worden aangeboden, is een droeve noodzaak. De gemiddelde koper wordt totaal uit het veld geslagen bij het zien van de uitstallingen insecticiden, fungiciden en onkruidverdelgers en hij heeft geen enkel middel om de dodelijke van de betrekkelijk veilige bestrijders te onderscheiden.


Tegelijk met de ommezwaai naar minder gevaarlijke landbouw­bestrijdingsmiddelen moeten wij nijver zoeken naar mogelijkheden om niet-chemische methoden te baat te nemen. Agrarisch gebruik van insectenziekten, die door bacteriën worden verwekt en die specifiek op enkele typen insecten werken, wordt reeds in Cali­fornië beproefd en uitgebreidere proeven met deze methode staan op stapel.


Er is een groot aantal andere mogelijkheden om doel­treffende insectenbestrijding te verwezenlijken door het gebruik van methoden, die geen residuen op voedsel achterlaten (zie hoofdstuk 17). Zolang er geen ommezwaai op grote schaal naar deze soort methoden heeft plaats gehad, kunnen we weinig ver­betering verwachten van een situatie, die naar normale, gezonde maatstaven gemeten, ontoelaatbaar is. Zoals de zaken thans staan, staan we er niet veel beter voor dan de gasten van de Borgia's.