deel-1-inleiding

VERKLARENDE INLEIDING BIJ DE NEDERLANDSE UITGAVE

(Door dr. Briejér)


I. INLEIDING


[05] In de inleiding van het rapport worden de voordelen van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen genoemd. Daarnaast wordt de aandacht gevestigd op de onmis­kenbare gevaren.


Belangrijk is de conclusie van de commissie dat zij wel voorstellen kan doen om de gevaren te vermijden of te verminderen, maar dat uiteindelijk de beslissing aan onze samenleving is en dat deze over voldoende gegevens moet beschikken, waarop een oordeel gegrond kan worden. Zeer terecht geeft de commissie dus te kennen dat de be­slissing niet genomen dient te worden door een aantal deskundigen, maar door de gehele samenleving. Het gaat hier over gevaren die allen aangaan. De deskundigen hebben dus de plicht een duidelijke en voor allen begrijpelijke voorlichting te geven.



II. VOORDELEN VAN HET GEBRUIK VAN

BESTRIJDINGSMIDDELEN


In dit hoofdstuk worden de voordelen nader toegelicht. Tevens wordt echter geconstateerd dat de bestrijdingsmiddelen geen volledige oplossing hebben gebracht, ten­gevolge van het optreden van resistentie. Deze resistentie heeft tot gevolg dat bepaalde schadelijke organismen, zoals insekten, ongevoelig worden voor middelen waarmee zij aanvankelijk goed konden worden bestreden. Een soortgelijk verschijnsel treedt op bij de bestrijding van bacteriën met antibiotica, zoals penicilline. Het optreden van resis­tentie is het allergrootste gevaar waarmee wij bij allerlei bestrijdingen te maken hebben. Daarom is het van belang hier duidelijk uiteen te zetten wat resistentie is en hoe deze ontstaat.


Resistentie is de natuurlijke weerstand van een organisme, dus van een plant of een dier, tegen ongunstige omstandigheden, bijvoorbeeld koude of droogte. Voor koude of voor droge gebieden wordt getracht „koude-resistente" of „droogte-resistente" rassen van cultuurgewassen te kweken. Als wij gaan spuiten met middelen om insekten te bestrijden, maken wij de omstandigheden voor deze dieren zeer ongunstig. Tengevolge daarvan gaan de meeste van de aldus getroffen insekten dood. In vele gevallen is er echter een zeer klein aantal exemplaren dat de bestrijding overleeft, doordat zij bestand zijn tegen het middel. Zij hebben een natuurlijke weerstand of resistentie ertegen. Hun aantal is echter meestal zo gering dat men hen aanvankelijk niet opmerkt, de bestrijding lijkt volkomen geslaagd te zijn. Aangezien de resistentie op erfelijke factoren berust, wordt deze doorgegeven aan de nakomelingen. Een gedeelte daarvan is niet resistent, een ander deel wel. Bij elke bespuiting worden de gevoelige insekten opgeruimd, de resistente blijven over. Het percentage resistente insekten wordt daardoor na iedere bespuiting hoger. Tenslotte bestaat vrijwel de gehele populatie of bevolking van deze insekten uit resistente exemplaren. Hoe vaker en intensiever wordt gespoten, hoe sneller dit gaat. Meestal zijn er slechts enkele jaren voor nodig. Als wij met een ander middel gaan spuiten, gebeurt hetzelfde. Aangezien het vinden van nieuwe middelen zeer moei­lijk is en veel tijd en miljoenen guldens kost, lopen wij spoedig vast.


Resistentie berust op erfelijke factoren, die aanwezig zijn in bepaalde exemplaren.


[06] Het percentage van deze exemplaren kan door selectie of teeltkeus worden vergroot. Deze selectie treedt op als de niet-resistente exemplaren door middel van chemische bestrijdingsmiddelen worden gedood. Als er dus exemplaren in de insektenbevolking aanwezig zijn die resistent zijn tegen een bepaald middel, dan is er geen betere methode om in onoverkomelijke moeilijkheden te geraken dan vaak en intensief met dat middel te spuiten.


Zulke resistente exemplaren zijn niet altijd aanwezig, maar toch wel zeer vaak. Tegen insektensoorten die ziekten verspreiden, zoals pest, vlektyfus, malaria, gele koorts en vele andere, zijn intensieve uitroeiingscampagnes gevoerd, die echter in vele gevallen niet zijn geslaagd, omdat de betrokken insektenbevolkingen, zoals de commissie op­merkt, „voor het ene na het andere middel resistent worden”.


In land- en tuinbouw heeft men in steeds sterkere mate met hetzelfde euvel te kam­pen. Gewoonlijk wordt het gevaar voor de consument, ten gevolge van het nuttigen van bespoten voedselgewassen, zeer sterk op de voorgrond geplaatst. Hoewel dit risico inderdaad groot kan zijn, dient het optreden van resistentie toch als „gevaar no. 1” te worden beschouwd.



III. GEVAREN VAN HET GEBRUIK VAN

BESTRIJDINGSMIDDELEN


In dit hoofdstuk wordt bezorgdheid geuit over de toenemende verontreiniging van de omgeving door bestrijdingsmiddelen. Dit gevaar is groter naarmate het middel meer persistent is, waarmee wordt bedoeld dat het lange tijd aanwezig blijft.


De commissie acht het noodzakelijk op korte termijn wettelijke bepalingen in te voeren ter voorkoming van deze toenemende verontreiniging.


A. GROEPEN VAN VERBINDINGEN

Hier worden de groepen van chemische verbindingen genoemd, die worden gebruikt bij fabricage van preparaten. Er dient een duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen de chemische verbindingen en de daarmee samengestelde preparaten. De ver­bindingen zijn de werkzame, voor de te bestrijden organismen giftige bestanddelen. Zij worden niet in zuivere vorm gebruikt. De fabrikant verwerkt de verbindingen tot preparaten, die ook andere bestanddelen bevatten, o.a. ter bevordering van de hechting en de spreiding. Men noemt dit „formuleren”. Aangezien hiervoor vele mogelijkheden zijn, kunnen van één verbinding, bijvoorbeeld DDT, allerlei preparaten worden ge­maakt, die onderling in werking kunnen verschillen. Dit is het antwoord op de vaak gestelde vraag waarom er zoveel preparaten (middelen) in de handel zijn. Hierbij kan worden opgemerkt dat het onderling verschil soms niet groot is.


B. VERSPREIDING IN DE GROND, HET WATER EN IN DE LUCHT


In dit hoofdstuk wordt o.a. gewezen op de verspreiding en de persistentie van DDT en andere gechloreerde koolwaterstoffen (genoemd in A onder 1). Residuen of wel kleine hoeveelheden daarvan worden overal aangetroffen. Aangezien het hier vergiften betreft, worden de hoeveelheden daarvan niet uitdrukt in percentages, maar in delen per miljoen, waarvoor internationaal de Engelse term „parts pro million” wordt ge­bruikt, afgekort p.p.m. Eén p.p.m. komt overeen met één milligram per kg. Volgens het rapport werd in olie van zeevis tot 300 p.p.m. DDT aangetroffen, hetgeen dus overeenkomt met 300 milligram DDT per miljoen milligram of wel één kilogram olie.


[07] Voor de aanwezigheid van kleine hoeveelheden bestrijdingsmiddelen in voedsel-produkten worden toleranties vastgesteld. Tolereren is goedvinden of wel aanvaarden. Als voor een bepaald middel een „tolerantie van 10 p.p.m." wordt vermeld, betekent dit dus dat één kilogram van het consumptieprodukt, bijvoorbeeld groenten, 10 milli­gram van het middel mag bevatten.


De commissie vestigt er de aandacht op dat de halveringstijd van bepaalde koolwater­stoffen een kwestie van jaren is. Het begrip halveringstijd wordt voornamelijk gebruikt in verband met radio-actieve stoffen. Er wordt mee bedoeld de tijd die nodig is voor het verdwijnen van de helft van de stof. Als de halveringstijd vijf jaren is, betekent dit dat na vijf jaren de helft is verdwenen, na weer vijf jaren de helft van de rest, zodat dan nog één kwart aanwezig is, enzovoorts. De commissie gebruikt dit begrip in verband met bestrijdingsmiddelen. Hoewel wel duidelijk is wat hiermede wordt bedoeld, wordt dezerzijds de hantering van dit begrip in dit verband niet geheel juist geacht. Bij radio­actieve stoffen is de halveringstijd namelijk onafhankelijk van allerlei uiterlijke om­standigheden, terwijl het verdwijnen van bestrijdingsmiddelen wel afhankelijk is van bepaalde omstandigheden.


C. BIOLOGISCHE UITWERKING OP MENS EN DIER


1 en 2. Gevaren en gevolgen voor de mens


Deze gevaren en gevolgen worden uitvoerig toegelicht. Vermeld wordt o.a. dat be­strijdingsmiddelen oraal het menselijk lichaam kunnen binnenkomen. Dit betekent „door de mond”.


Voorts wordt aandacht besteed aan acute vergiftigingen, dat zijn vergiftigingen die ontstaan als de betrokkene één of enkele malen een hoeveelheid binnenkrijgt met directe gevolgen, namelijk duidelijke ziekteverschijnselen al of niet gevolgd door de dood. Acute vergiftigingen komen gewoonlijk alleen voor bij personen die geregeld met de middelen werken, zoals bij de fabricage en het bespuiten van gewassen en verder bij ongevallen, bijvoorbeeld als kinderen van een bestrijdingsmiddel drinken. Consumenten van Produkten die afkomstig zijn van bespoten gewassen, lopen weinig gevaar voor acute vergiftiging. De gevaren die bestaan bij het geregeld opnemen van zeer kleine hoeveelheden worden onder D behandeld.


3. De gevolgen voor in het wild levende dieren


Van sommige dieren die worden genoemd, bestaan geen Nederlandse namen. In de vertaling zijn daarom de Amerikaanse namen vermeld.


Hoogst belangrijk is het verschijnsel van biologische accumulatie. Accumuleren is „opeenhopen”. Dit kan o.a. als volgt ontstaan. Diersoort A leeft van voedsel waarin zich zeer weinig van het middel bevindt. In het vet van deze dieren hoopt zich het middel tot een hogere concentratie op. Bij diersoort B, die van A leeft, ontstaat een nog hogere concentratie. Bij C, die van B leeft, wordt de concentratie weer hoger. Tenslotte komt er in zo'n voedselketen van dieren, die van elkaar leven, een diersoort „aan de beurt", waarin de concentratie tengevolge van deze biologische accumulatie dodelijk is geworden. Biologische accumulatie is een zeer ernstig en sluipend gevaar, vooral voor dieren. Ook de mens staat hieraan bloot, echter in mindere mate dan dieren.

 

 D. DE GIFTIGHEID VAN BEPAALDE VERBINDINGEN

1. Gechloreerde koolwaterstoffen


[08] In dit hoofdstuk worden enige afwijkingen vermeld, die ontstaan door het binnen­krijgen van grote en kleine hoeveelheden DDT en andere gechloreerde koolwaterstoffen. Dieldrin kan afwijkingen veroorzaken aan het centrale zenuwstelsel, o.a. de hersenen. Dit laatste blijkt uit elektro-encefalografische veranderingen. Een elektro-encefalogram is een registratie van zwakke elektrische stroomstootjes, die verband houden met de werking van de hersenen. Belangrijk is de constatering dat van sommige stoffen, die in grote hoeveelheden worden gebruikt, nog niet is onderzocht of zij bij de mens residu­accumulatie kunnen veroorzaken.


Een residu is een zeer kleine hoeveelheid, die zich bijvoorbeeld tengevolge van een bespuiting met een bestrijdingsmiddel op voedingsprodukten kan bevinden. De aan­wezigheid van een residu wordt vaak getolereerd of toegestaan als een residu-tolerantie is vastgesteld. Voor DDT is deze in Nederland 2 p.p.m., overeenkomend met 2 milligram per kilogram. Een groot deel van de opgenomen DDT verlaat het lichaam niet, deze stof wordt vastgehouden in het vetweefsel en in bepaalde organen. Bij voortdurend her­haalde opneming hoopt DDT zich in het lichaam op. Dit is residu-accumulatie. Biologi­sche accumulatie (zie onder C.3) en residu-accumulatie gaan steeds samen. De koe vreet gras waarop zich restjes of residuen van een bestrijdingsmiddel bevinden. Deze restjes hopen zich op in het vetweefsel van de koe. De concentratie daarin wordt veel hoger dan de concentratie op het gras. Dit is residu-accumulatie. Het bestrijdingsmiddel komt in het vet van de melk en dus ook in de boter en de kaas. De mens eet deze produkten. In de reeks gras-koe-mens vindt biologische accumulatie plaats. Hetzelfde geldt voor graan-kip-ei-mens. Men realiseert zich nog onvoldoende het ernstige en sluipende gevaar van deze accumulaties.


Zoals de commissie opmerkt, is voor sommige gechloreerde koolwaterstoffen nog niet eens onderzocht of zij al dan niet kunnen accumuleren. Evenmin is onderzocht of zij genetische (erfelijke) afwijkingen kunnen veroorzaken en aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gezwellen of monstruositeiten. Met dit laatste worden misvormingen bedoeld, zoals o.a. enige tijd geleden voorkwamen bij baby's doordat de moeder tijdens de zwangerschap een bepaald slaapmiddel had gebruikt.



IV. DE BESTRIJDING VAN INSEKTEN

ZONDER CHEMISCHE MIDDELEN


Belangrijk is de conclusie van de commissie dat intensiever onderzoek naar ver­schillende methoden van biologische bestrijding belangrijke voordelen zouden kunnen opleveren voor de nationale economie en de volksgezondheid.


V. DE TAAK VAN DE REGERING TEN AANZIEN VAN

WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN BIJ HET

GEBRUIK VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN


A. HET CONTROLE-APPARAAT


Dit gedeelte van het rapport heeft natuurlijk geheel betrekking op de Verenigde Staten. Zoals de naam reeds aanduidt, bestaat dit land uit een vereniging van staten, op [09] het ogenblik 50. Elke staat heeft zijn eigen autoriteiten, maar bovendien is er de Fede­rale Regering, die in Washington zetelt. Deze regering vaardigt federale wetten uit, zoals de wet op insekticiden, fungiciden en rodenticiden. De situatie in Nederland is natuurlijk geheel anders. De (nieuwe) Bestrijdingsmiddelenwet geeft de Nederlandse Overheid alle noodzakelijke bevoegdheden, die in vele gevallen overeenstemmen met hetgeen door de commissie voor de Verenigde Staten wordt aanbevolen. Met wettelijke voorschriften alléén komt men er echter niet, veel hangt af van de wijze van toepassing.



B. DE DOELTREFFENDHEID VAN HET TOEZICHT OP

CHEMISCHE BESTRIJDINGSMIDDELEN

De commissie beveelt een voorzichtiger politiek ten aanzien van de inschrijving van nieuwe bestrijdingsmiddelen aan en zij is van oordeel dat het gebruik van enkele bijzonder gevaarlijke en persistente preparaten, die thans zijn ingeschreven, beperkt moet worden. Een dergelijke gedragslijn is ook voor Nederland dringend gewenst.






DEEL-1-verantwoording


HET GEBRUIK VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN

EEN VERTALING VAN HET AMERIKAANSE RAPPORT

 "USE OF PESTICIDES"


VERANTWOORDING


[03] „Wij zullen zijn strijd voortzetten." Deze woorden werden onlangs gesproken door president Johnson, in verband met de campagne tegen de armoede in de Verenigde Staten, waartoe John F. Kennedy het initiatief had genomen.

President Kennedy heeft vele belangrijke initiatieven genomen die hij niet meer heeft kunnen voltooien. Een daarvan betreft het gebruik van synthetische middelen ter be­strijding van insekten en andere organismen die schadelijk worden geacht voor de belangen van de mens. Dit initiatief ontstond naar aanleiding van het door de Ameri­kaanse biologe geschreven boek „Silent Spring". Reeds voordat dit boek verscheen, werden gedeelten ervan gepubliceerd in het Amerikaanse tijdschrift „The New Yorker", dat geregeld door president Kennedy werd gelezen.


Eind augustus 1963 werd hem op een persconferentie gevraagd of er maatregelen zouden worden genomen in verband met de gevaren, die verbonden zijn aan het gebruik van synthetische bestrijdingsmiddelen (meestal „chemische" bestrijdingsmiddelen ge­noemd). Hij antwoordde dat speciale aandacht aan dit probleem werd geschonken, „vooral in verband met Miss Carson's boek". Kort daarop werd een commissie van deskundigen benoemd, die de opdracht kreeg een rapport samen te stellen over het gebruik van bestrijdingsmiddelen. De president informeerde herhaaldelijk naar de voort­gang van dit rapport, waarbij hij op spoed aandrong.

Uit het feit dat de president van de Verenigde Staten zoveel aandacht aan dit pro­bleem schonk, blijkt wel van hoeveel belang hij dit achtte. Het rapport verscheen op 15 mei 1963 onder de titel „Use of Pesticides". In een „verklaring", die aan het rapport vooraf gaat, deelde de president mede dat hij het gezien het algemeen belang van deze zaak voor publikatie heeft vrijgegeven. Hieruit blijkt dat president Kennedy het betrokken probleem een publieke zaak achtte en niet een kwestie, die slechts de deskundigen op dit gebied aangaat.


Hoewel het rapport betrekking heeft op de situatie in de Verenigde Staten, zijn de meeste problemen die er in worden behandeld van algemene strekking en daarom verdient het ook grote aandacht in verband met de omstandigheden in Nederland. Ten­einde het toegankelijk te maken voor Nederlandse lezers die minder goed thuis zijn in de betrokken problemen, is de Nederlandse vertaling door mij voorzien van een ver­klarende inleiding. Hierbij is de tekst van het rapport op de voet gevolgd.


Dr. C. J. BRIEJÈR

Wageningen, juli 1964





naar index boek



A

1

Onderzoek van mensen die beroepshalve met de middelen omgaan. Zeer nood­zakelijk. In Nederland nog zeer onvoldoende.



2

Permanent controle-netwerk. Ook voor Nederland zeer dringend nood-zakelijk. Tegenwoordige situatie volstrekt onvoldoende, tengevolge waarvan mens en dier in veel te geringe mate worden beschermd.



3

Geldt niet voor Nederland






B

1

Hernieuwd onderzoek van residu-toleranties is ook in Nederland nood-zakelijk.



2

Ook in Nederland is betere coördinering nodig. Zeer belangrijk zijn:



2a

het opstellen van een breed voorlichtingsprogramma;



2b

het gebruik van bepaalde middelen te beperken of te verbieden, op basis van „redelijke twijfel” ten aanzien van de veiligheid.



5

Vermindering van het gebruik van persistente bestrijdingsmiddelen, met als doel: een totaal verbod van het gebruik van persistente giftige bestrijdingsmiddelen. Dit doel dient ook in Nederland met zeer veel kracht en grote spoed te worden nagestreefd.






C

1

Onderzoek. Het door de commissie aanbevolen onderzoek dient ook in Neder­land te worden verricht. Een begin van uitvoering is reeds gemaakt door de Werkgroep Harmonische Bestrijding van Plagen T.N.O. Een krachtiger aanpak is echter noodzakelijk, waarbij internationale samenwer-king sterk bevorderd zal dienen te worden.



2 en 3

Giftigheid voor mens en dier. Hierover is in het algemeen nog volstrekt on­voldoende bekend, vooral in verband met een steeds herhaald opnemen van [10] kleine hoeveelheden, waaraan menselijke consumenten, de veestapel en de in het wild levende dieren zijn blootgesteld. Deze situatie is onverantwoord en het is van het hoogste belang dat de aanbevelingen van de commissie worden gevolgd.



4

Uitbreiding van de middelen voor wetenschappelijk onderzoek. Ook in Neder­land zijn deze middelen nog onvoldoende. Gezien de grote belangen in verband met de volksgezondheid en de economie dient het onderzoek de hoogste priori­teit te verkrijgen. Indien hiervoor niet genoeg middelen ter beschikking staan, zullen deze moeten worden verkregen door onderzoek van minder belang uit te stellen of te beëindigen.






D


De Nederlandse bestrijdingsmiddelenwet geeft voldoende bevoegdheden






E


De voorlichting aan de bevolking is ook in Nederland volstrekt onvoldoende. Ook het Nederlandse publiek is zich over het algemeen niet bewust van de giftigheid van bestrijdingsmiddelen, hetgeen in verband met het toenemend ge­bruik in de huishouding en in tuinen gevaren oplevert. De commissie wijst er op dat de publikatie van Rachel Carson's „Silent Spring" tot deze voorlichting heeft bijgedragen. Zij acht het echter noodzakelijk dat de regering het publiek voorlicht over zowel de gevaren als de waarde van be­strijdingsmiddelen.


VI. AANBEVELINGEN


Dit is vanzelfsprekend het belangrijkste gedeelte van het rapport. Hieronder wordt punt voor punt vermeld in hoeverre de aanbevelingen ook voor Nederland gelden en wat in de aangegeven richting in ons land wordt gedaan.

GEVOLGEN VAN HET RAPPORT



Het is het lot van vele rapporten in een lade te verdwijnen en vergeten te worden. Dit lot werd geenszins gedeeld door het belangrijke rapport over bestrijdingsmiddelen. Dit werd op 15 mei 1963 gepubliceerd. Op 16 mei begonnen uitvoerige „hearings" voor een sub-commissie uit de Amerikaanse Senaat, waarbij vele personen werden ge­hoord, o.a. de Amerikaanse Minister van Landbouw en van Binnenlandse Zaken. Een volledig verslag van deze „hearings" is in druk verschenen. (Hearings before the Sub­committee on Reorganization and International Organization of the Committee on Government Operations. United States Senate. 88th Congress. „Coordination of Activi­ties relating to the Use of Pesticides." Part I. Uitgegeven door „The Superintendant of Documents, U.S. Government Printing Office, Washington D.C." 390 biz. prijs $ 1.25.)


Ook praktische gevolgen lieten niet lang op zich wachten. De voorlichting aan het publiek werd intensief ter hand genomen. Het wetenschappelijk onderzoek werd krach­tig aangepakt en versneld. Ook aan de wetgeving werd de nodige aandacht geschonken.


In verscheidene andere landen is eenzelfde tendens aanwezig, ook in Nederland. De aanpak in ons land is echter nog niet krachtig en snel genoeg, vermoedelijk omdat nog onvoldoende wordt ingezien dat het hier gaat om ernstige problemen, waarbij zowel de volksgezondheid als grote economische belangen in het geding zijn.



[11] RACHEL CARSON †


Tijdens het gereedmaken van deze vertaling overleed in april 1964 de Amerikaanse biologe Rachel Carson aan kanker. Zij was de schrijfster van het boek ,,Silent Spring" — Stille Lente — dat over de gehele wereld bekend werd. In 1958 schreef zij mij dat zij een boek wilde samenstellen teneinde de samenleving te waarschuwen tegen de grote gevaren van chemische bestrijdingsmiddelen. Gedurende verscheidene jaren verzamelde zij daartoe vele gegevens, die zij verwerkte tot een boek, dat in alle opzichten een meesterwerk werd, ook literair. Zij bracht dit tot stand ondanks het feit dat zij ge­durende het schrijven meermalen ernstig ziek was, waarbij zij wist aan welke ziekte zij leed. Met grote moed en geestkracht voltooide zij echter de taak die zij zich had gesteld: de wereld op beklemmende wijze te waarschuwen tegen een ernstig en sluipend gevaar.


Ook na het verschijnen van „Silent Spring" ging Rachel Carson niet op haar lauwe­ren rusten. Zolang het haar mogelijk was, zette zij haar activiteit voort. Op 4 juni 1963 verscheen zij tijdens de „hearings" over bestrijdingsmiddelen, die door een sub-commis­sie uit de Amerikaanse Senaat werden gehouden. Zij legde daarvoor een belangrijke verklaring af. De voorzitter van de commissie, Senator Ribicoff, begroette haar met de woorden: „U bent degene die dit alles in gang heeft gezet en ik ben van mening dat allen in dit land en in de gehele wereld u grote dank zijn verschuldigd."


Het is zeer te hopen dat het werk van deze moedige Amerikaanse vrouw en de activiteit die president Kennedy op grond daarvan heeft ontwikkeld met kracht zullen worden voortgezet. Als niet spoedig aan de verregaande verontreiniging van het milieu door bestrijdingsmiddelen en andere giftige stoffen een einde wordt gemaakt, kan het gevolg voor mens en dier niet anders dan noodlottig zijn.


Van „Silent Spring" is onder de titel „Dode Lente" ook een Nederlandse vertaling verschenen. Hoewel het vertalen van een dergelijk boek zeer moeilijk is, moet helaas worden geconstateerd dat deze vertaling toch beneden het bereikbare peil is gebleven. Een aantal technische termen is verkeerd vertaald, terwijl ook het Nederlands te wensen overlaat. In een recensie, die verscheen in het Tijdschrift van het Nederlands Genootschap van Vertalers „Van Taal tot Taal", maart 1964, wordt terecht opgemerkt dat de heldere, uitgebalanceerde stijl van het Engels vrijwel geheel verloren is gegaan en dat men van het behandelde onderwerp een geheel vertekend en wazig beeld krijgt.


Toch moet iedereen dit boek lezen, zo enigszins mogelijk in de oorspronkelijke taal. Wie daartoe niet voldoende Engels kent, leze de vertaling, waarbij men zich echter voor ogen dient te houden dat deze slechts een zwakke afspiegeling is van de unieke pres­tatie die door Rachel Carson is geleverd.


                                                                                                     C. J. BRIEJÈR

Wageningen, juli 1964

naar index boek


naar index boek