VI. AANBEVELINGEN
De aanbevelingen van de Commissie zijn gericht op een schatting van de hoeveelheden residuen van chemische bestrijdingsmiddelen bij de mens en in zijn omgeving; op maatregelen die de veiligheid van thans gebruikte toepassingsmethoden vergroten; op het noodzakelijke onderzoek en de ontwikkeling van veiliger en meer gerichte methoden van bestrijding; op het doen van voorstellen tot wijziging van bestaande, of tot het invoeren van nieuwe wetten op het gebruik van bestrijdingsmiddelen; en op de voorlichting van de bevolking.
A. Teneinde bestaande residuen van bestrijdingsmiddelen vast te stel-len en hun invloed op de mens en zijn omgeving, adviseert de Commissie dat het Ministerie van Volksgezondheid, Onderwijs en Maatschappelijk Werk:
1. Een volledig onderzoek instelt opdat de grootte van de residuen kan worden vastgesteld bij mensen die beroepshalve met deze bestrijdingsmiddelen omgaan, bij personen van wie bekend is dat zij herhaaldelijk aan de inwerking er van hebben blootgestaan, en door middel van steekproeven bij de gewone bevolking. Een dergelijk overzicht zou tenminste gegevens moeten behelzen omtrent de vastgestelde residuen in het vet, de hersenen, de lever en de geslachtsorganen bij volwassenen en kinderen; men zou dienen te onderzoeken of overbrenging via de placenta plaats vindt; en welke hoeveelheden worden afgescheiden in de moedermelk. Bij een dergelijk [35] onderzoek zou van behoorlijk grote en op de juiste wijze verkregen monsters gebruik dienen te worden gemaakt, teneinde een duidelijk inzicht te verkrijgen in de wijze waarop deze verbindingen door het menselijke lichaam worden geabsorbeerd en zich daarin verspreiden.
2. Samenwerkt met andere departementen teneinde een permanent controle-netwerk op te bouwen voor het vaststellen van de grootte van residuen van bestrijdingsmiddelen in de lucht, het water en de bodem, in de mens, bij in het wild levende dieren en bij vis. Het onderzoek naar gechloreerde koolwaterstoffen in het voedsel, door de Food and Drug Administration begonnen, dient te worden uitgebreid. Hierbij zouden bijvoorbeeld cok gegevens dienen te worden betrokken over organische fosfaten, herbiciden en carbamaten in dichtbevolkte streken waar deze veel worden gebruikt.
3. Federale gelden beschikbaar moeten stellen voor de afzonderlijke Staten ter verbetering van hun controle-mogelijkheden ten aanzien van het vaststellen van hoeveelheden residuen van bestrijdingsmiddelen in levensmiddelen, die binnen de grenzen van een Staat worden geproduceerd en geconsumeerd.
B. Teneinde de veiligheid van de thans gevolgde methoden te ver-groten, beveelt de Commissie aan dat:
1. De Food and Drug Administration zo snel mogelijk verder gaat met een hernieuwd onderzoek naar residu-toleranties en met de onderzoekingen die hieraan ten grondslag liggen. Zodra deze herziening is voltooid, beveelt de Commissie aan dat de Minister van Volksgezondheid, Onderwijs en Maatschappelijk Werk een Commissie benoemt van deskundigen, aanbevolen door de Nationale Academie van Wetenschappen, teneinde alle toxicologische gegevens omtrent thans in gebruik zijnde chemische bestrijdingsmiddelen te herwaarderen, en aan de hand daarvan vast te stellen welke van de thans geldende residu-toleranties dienen te worden gewijzigd. Van de algemeen gebruikte preparaten dient allereerst aandacht te worden gewijd aan heptachloor, metoxychloor, dieldrin, aldrin chlordaan, lindaan en para-thion, omdat de toleranties voor deze verbindingen oorspronkelijk zijn gebaseerd op gegevens die nodig herzien dienen te worden. Bij het handhaven van dezelfde normen zou de Minister er voorts voorts voor dienen te zorgen dat nieuwe preparaten die voor inschrijving worden aangeboden, op rigoureuze wijze worden onderzocht.
2. De bestaande Federale adviserende en coördinerende lichamen zouden op critische wijze dienen te worden bekeken en waar nodig gereorganiseerd, teneinde een duidelijke afbakening van de verantwoordelijkheden te verkrijgen ten aanzien van de controle op het gebruik van bestrijdingsmiddelen. De Commissie is van mening dat het huidige apparaat ontoereikend is en dat het nodig is een permanente basis in het leven te roepen teneinde:
A. Huidige en toekomstige Federale bestrijdings- en uitroeiings-campagnes te onderzoeken en, na het afwegen van de voordelen en gevaren, te beslissen of sommige campagnes dienen te worden gewijzigd of beëindigd.
b. De ontwikkeling en de coördinatie van een controle-systeem, door Federale instanties uit te voeren, tot stand te brengen, teneinde tijdig systematische gegevens te verkrijgen over residuen van bestrijdingsmiddelen in aarde, lucht en water.
[30]
c. De coördinatie te bevorderen van het wetenschappelijk onderzoek van die Federale instanties die zich met bestrijdingsmiddelen bezig houden.
d. Een breed opgezet voorlichtingsprogramma op te stellen dat de gevaren, inherent aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen op de aanbevolen wijze, zowel als bij misbruik daarvan, duidelijk uiteen moet zetten.
e. Alle toepassingen van bestrijdingsmiddelen kritisch te bekijken en, na een herwaardering van de gevaren, beperkingen of een verbod in te stellen op basis van „redelijke twijfel" ten aanzien van de veiligheid.
f. Een commissie in te stellen bij welke belanghebbenden in beroep kunnen gaan.
3. Een verzoek te richten tot de National Academy of Sciences-National Research Council (Raad voor wetenschappelijk onderzoek van de Nationale Academie van wetenschappen), om de technische aspecten van de begrippen „nul-tolerantie" en „geen-residu" in studie te nemen met het doel wetswijzigingen voor te stellen.
4. De Ministers van Landbouw, Binnenlandse Zaken, en van Volkgezondheid, Onderwijs en Maatschappelijk Werk dienen hun eigen werkzaamheden te herzien en tot een juiste taakverdeling te komen ten aanzien van het inschrijven van bestrijdingsmiddelen die niet in levensmiddelen aanwezig zijn, maar die betrekking kunnen hebben op vis en in het wild levende dieren, of waarmee de mens in directe aanraking kan komen.
5. De ophoping van residuen in het milieu, dient te worden bestreden door een systematische vermindering van het gebruik van persistente bestrijdingsmiddelen. Om te beginnen zouden de verschilende diensten van de Federale regering het gebruik op grote schaal van persistente chemische bestrijdingsmiddelen kunnen beperken, uitgezonderd die, welke nodig zijn voor de noodzakelijke bestrijding van ziektenverspreidende insekten. De Federale autoriteiten moeten trachten de afzonderlijke Staten te bewegen hun voorbeeld in deze te volgen en soortgelijke maatregelen te treffen. Het doel zou moeten zijn: een totaal verbod van het gebruik van persistente giftige bestrijdingsmiddelen.
C. Voor het onderzoek zijn nodig:
1. Teneinde veiliger en meer specifieke methoden voor de bestrijding van schadelijke insekten te ontwikkelen, verdient het aanbeveling dat bij de van Regeringswege gesteunde campagnes, de aandacht gericht blijft niet op het onderzoek naar niet selectieve chemicaliën maar vooral op:
a. Selectief-giftige middelen.
b. Niet-persistente middelen.
c. Selectieve toepassingsmethoden.
Bestrijdingsmethoden langs niet-chemische weg zoals het gebruik van lokmiddelen en het voorkomen van de voortplanting.
In de laatste jaren heeft het Departement van Landbouw zijn campagnes al meer verschoven in de richting van deze specifieke bestrijdings-methoden. De Commissie is van oordeel dat men in deze richting moet doorgaan en zelfs verder moet gaan. Het is geenszins onredelijk te streven naar de fabricage van veiliger, meer gerichte en minder persistente chemische bestrijdingsmiddelen, maar om dit doel te bereiken [37] is er veel meer, en nauwkeuriger onderzoek op veel grotere schaal nodig dan de empirische aanpak die tot nu toe is gebruikt voor de fundamentele bestudering van onderwerpen zoals: de wijze waarop bestrijdingsmiddelen werken; vergelijkende toxicologie; de afbraak van verbindingen in het lichaam van insekten, planten en hogere diersoorten; en de wijze waarop de chemische afbraak en non-activiteit van bepaalde verbindingen in de natuur plaats vindt. Een dusdanig studieprogramma zal tevens de nodige gegevens verstrekken voor de bestrijding van die schadelijke insekten die hard op weg zijn resistent te worden tegen de thans beschikbare preparaten. Een veel grotere inspanning is vereist bij het zoeken naar selectieve methoden bij de toepassing van bestrijdingsmiddelen. Thans gebruikt men diverse preparaten dikwijls in veel te grote hoeveelheden of met veel te grote frequentie tengevolge van inefficiënte toepassing, zoals het laten wegwaaien, ongelijke verdeling over het trefgebied of andere verspreidingsmethoden die het insekt waarom het gaat in onvoldoende mate bereiken.
2. De bestudering van de graad van giftigheid voor de mens.
De gegevens omtrent de graad van giftigheid waarop de inschrijvingen en toleranties berusten, dienen veel vollediger te worden en van betere kwaliteit. Hoewel er gegevens beschikbaar zijn over acute vergiftigingsverschijnselen bij de mens, kan men de gevolgen van chronische vergiftigingen veel beter bestuderen bij dieren, omdat daar de voortplantings-cyclus zoveel korter is en dientengevolge de gehele keten van vergiftigingsverschijnselen in een korter tijdsbestek is samengevat. Er zal echter altijd onzekerheid blijven bestaan bij het geldig verklaren van het resultaat van onderzoekingen op proefdieren ook voor de mens, zowel als bij het voorspellen van de aard en de frequentie van bepaalde verschijnselen bij de mens op grond van waarnemingen, gedaan bij andere levende organismen. De Commissie beveelt aan dat bij de bestudering van de graad van giftigheid ook worden betrokken:
a. De gevolgen op de voortplanting van tenminste twee generaties van tenminste twee warmbloedige diersoorten. Waarnemingen dienen betrekking te hebben op de vruchtbaarheid, het aantal en het gewicht van de geworpen jongen, de sterfte van de onvoldragen vruchten, misvormingen, groei en ontwikkeling van gezoogde en gespeende jongen.
b. De chronische gevolgen voor de organen van onvolwassen zowel als volwassen dieren, speciaal met betrekking tot de vorming van gezwellen en andere gevolgen, die eigen zijn aan vergiften welke behoren tot de groep van de onderzochte verbinding.
c. Het mogelijk optreden van synergisme en potentiëring van algemeen gebruikte bestrijdingsmiddelen in combinatie met algemeen gebruikte slaap- en kalmerende middelen, pijnstillende middelen, middelen tegen verhoogde bloeddruk en Steroide hormonen, welke gedurende lange perioden worden ingenomen.
3. Onderzoekingen naar de giftigheid voor in het wild levende dieren. De Commissie meent dat het aanbeveling verdient dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken uitbreiding gelast van het onderzoek en de herwaardering van de invloed van giftige bestrijdingsmiddelen op in het wild levende gewervelde en niet-gewervelde dieren. De studie van in het wild levende dieren biedt een unieke gelegenheid om de gevolgen [38] vast te stellen voor de voedselketen, waarvan elke diersoort een schakel vormt en om het mogelijke spoor te volgen waarlangs geaccumuleerde, en in sommige gevallen gepotentiëerde residuen van bestrijdingsmiddelen, direct of indirect, in het wild levende dieren of de mens bereiken.
4. Uitbreiding van de middelen voor wetenschappelijk onderzoek.
Het vereiste onderzoek kan slechts worden ondernomen, indien de opleiding en het voorbereidende onderzoek op het gebied van de toxicologie en de ecologie worden gestimuleerd. Er dienen veel meer gegevens beschikbaar te komen waarop een verder onderzoek kan worden opgebouwd en een reservoir van behoorlijk opgeleide krachten voor een dergelijk onderzoek kan pas worden gevormd, indien hiervoor gelden en aanstellingen beschikbaar komen. Beurzen voor speciale scholing, gelden voor voorbereidend onderzoek en afspraken met universiteiten en andere, particuliere centra voor wetenschappelijk onderzoek, gefinancierd door de Ministeries van Landbouw, Binnenlandse Zaken, en Volksgezondheid, Onderwijs en Maatschappelijk Werk, zouden een en ander kunnen stimuleren, Teneinde de uitbreiding op korte termijn te bespoedigen, zou het nuttig zijn na te gaan wat vooraanstaande deskundigen in andere landen zouden kunnen bijdragen en welke mogelijkheden zij hebben.
D. Teneinde de algemene wetten op bestrijdingsmiddelen te versterken, acht de Commissie amendementen op deze wetten gewenst. Deze zouden:
1. Inschrijvingen „onder protest" moeten afschaffen.
De Commissie is het eens met het Ministerie van Landbouw, dat deze in feite de opzet van de algemene wetten te niet doen. De industrie heeft echter een beroepsinstantie nodig, om haar tegen ongefundeerde uitspraken te beschermen. Zaken in hoger beroep zouden in het openbaar behandeld moeten worden.
2. Moeten eisen dat elk bestrijdingsmiddel het officiële inschrijvings-nummer op het etiket vermeldt. Het Ministerie van Landbouw heeft een dergelijk amendement reeds aanbevolen als een middel om de consument beter te beschermen.
3. De bedoeling van de Federale Wet op het gebruik van Insekticiden, Fungiciden en Rodenticiden te verduidelijken, teneinde vis en in het wild levende dieren te beschermen, door hen te classificeren als behorende bij de nuttige gewervelde en niet-ge-wervelde dieren.
4. Gelden beschikbaar te stellen, als onderdeel van de begroting voor de Federale be-strijdings- en uitroeiings-campagnes, voor een onderzoek naar de waarde van deze campagnes, en naar de gevolgen voor andere levende wezens die in het trefgebied voorkomen. De resultaten van een dergelijk onderzoek dienen zo snel mogelijk te worden gepubliceerd.
In 1962 werd ongeveer ƒ 80 miljoen voor insektenbestrijdings-campagnes beschikbaar gesteld, maar geen fondsen voor gelijktijdige veldonderzoekingen naar de gevolgen voor de omgeving. Het Ministerie van Landbouw heeft herhaaldelijk voorgesteld dat andere belanghebbende diensten deel zouden nemen aan de bestrijdings-campagnes, maar er zijn geen gelden beschikbaar gesteld, behalve door bedragen te gebruiken die waren bestemd voor andere, even noodzakelijke objecten.
E. Teneinde de bevolking een groter bewustzijn bij te brengen omtrent de voordelen en gevaren verbonden aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen, verdient het aanbeveling [39] dat de daarbij betrokken Federale departementen en diensten programma's opstellen tot voorlichting van de bevolking, waarin het gebruik en de giftige eigenschappen van deze bestrijdingsmiddelen worden beschreven. De vakliteratuur en de ervaringen van de leden van de Commissie wijzen er op dat, tot aan de publicatie van Rachel Carson's „Silent Spring", het publiek zich over het algemeen niet bewust was van de giftigheid van bestrijdingsmiddelen. De regering dient het publiek in dit opzicht op zodanige wijze voor te lichten, dat het zich bewust wordt van de gevaren van het gebruik van bestrijdingsmiddelen en er tegelijkertijd ook de waarde van leert begrijpen.