HOOFDSTUK - 01
DE ERFGENAMEN
[009] In de maand juni van het jaar 1962 verschenen in het Amerikaanse tijdschrift "The New Yorker" enige artikelen die de aandacht trokken van President Kennedy. Hij achtte de daarin behandelde problemen van dusdanig belang, dat hij zijn wetenschappelijke commissie opdracht gaf hem hierover rapport uit te brengen. Toch ging het hier niet over politieke, economische of militaire aangelegenheden. De artikelen waren geschreven door een Amerikaanse biologe. Het waren enige hoofdstukken uit een boek dat korte tijd later verscheen. In de stroom van boeken- die jaarlijks over de wereld wordt uitgestort was dit een opvallende verschijning, die zeer de aandacht trok, zowel in de USA als in vele andere landen. Reeds in 1958 ontving ik een brief van de schrijfster, waarin zij mij meedeelde dat zij dit boek wilde schrijven en waarom. Zij had waargenomen dat aan het gebruik van chemische preparaten ter bestrijding van insecten en andere ongewenste organismen grote gevaren zijn verbonden, zowel voor de mens als voor het overige leven op aarde. Deze gevaren waren allang bekend en velee deskundigen over de gehele wereld hadden reeds meermalen ernstige waarschuwingen ertegen laten horen. Deze werden echter in de wind geslagen en het gebruik van de betrokken preparaten nam steeds toe. Wie tegen deze ontwikkeling iets wilde ondernemen stond voor een muur van onbegrip. Velen beschouwen de wetenschap van de levensverschijnselen, de biologie, als een interessante liefhebberij, waarover aardige boekjes worden geschreven en boeiende verhalen worden verteld over radio en televisie, maar niet als iets dat van groot belang is voor de menselijke samenleving. Politici en economen besteden zelden aandacht aan de resultaten van biologische onderzoekingen. De meeste politici hebben slechts oog voor de partijpolitiek, waarbij zij allerlei persoonlijke ambities uitvechten.
Economen stellen over methoden om de betalingsbalans in evenwicht te houden en te ontkomen aan de noodlottige spiraal van de inflatie theorieën op, die gewoonlijk door de feiten worden gelogenstraft. Om de steeds verder gaande verstoring van andere evenwichten bekommeren zich weinigen.
De noodlottige spiraal die ons aller leven bedreigt en vooral dat van onze kinderen, de dagelijks toenemende uitputting van de natuurlijke hulpbronnen waarvan ons bestaan afhangt, wordt zoveel mogelijk aan onze ogen onttrokken. Het is geen onderwerp waaraan schone beloften kunnen worden [010] ontleend van steeds meer "welvaart", een nog gemakkelijker leven, vol wonderen van de techniek, die de arbeid bijna onnodig zullen maken. Hoezeer door deze verschijnselen onze economie wordt bedreigd schijnt nog tot geen enkele econoom te zijn doorgedrongen.
Deze problemen komen pas aan de orde als de bewoners van de steden gaan morren over de stinkende walm die zij dagelijks moeten inademen en over de onaangename smaak van het water dat uit hun kranen stroomt. Dan valt er niet aan te ontkomen daaraan althans enige aandacht te besteden, wat echter meestal beperkt blijft tot wijdlopige besprekingen en het opstellen van nota's en andere geschriften, waarin de ernst van de situatie zoveel mogelijk wordt verdoezeld.
Wij teren ons kapitaal in, dat dus steeds minder wordt. Er wordt ons echter voorgespiegeld dat het steeds in omvang toeneemt en dat wij ruim kunnen leven van de rente. Dit kapitaal is de vruchtbaarheid van de aarde.
De eerste levensbehoeften zijn niet auto's, televisies, koelkasten, vliegtuigen en andere wonderen van de techniek, maar gezond en gevarieerd voedsel, zuivere lucht en helder water. Wie oren heeft om te horen en ogen om te zien, maar vooral een neus om te ruiken, kan waarnemen hoe het bederf daarin steeds verder toeneemt. Dit is echter nog slechts het bederf aan de oppervlakte. Het kwaad dringt door tot in de wortels van het leven, langzaam, ongemerkt, een sluipend gevaar, dreigend, onontkoombaar.
Vele waarschuwingen hebben reeds geklonken, maar deze worden bijna steeds terzijde geschoven, zij worden overdreven genoemd en niet in overeen stemming met de feiten. Uit de tegenstrijdige opvattingen van degenen die zich, al dan niet terecht, aandienen als deskundigen, worden de gunstigste, de meest belovende naar voren geschoven. Wie de situatie minder gunstig inziet loopt de kans een zwartkijker of paniekzaaier te worden genoemd, naar wie vooral niet moet worden geluisterd. Alles wordt steeds mooier en beter, het aards paradijs ligt in het verschiet.
Maar de feiten veranderen hierdoor niet!
Het is indrukwekkend dat één biologe erin geslaagd is een bres te schieten in de hoge muur waarmee wordt getracht deze feiten aan het oog te onttrekken. Zij deed dit met haar laatste krachten, en de inspanning die het haar heeft gekost was groter dan zelfs degenen die haar van nabij kenden hebben vermoed. Dit kwam pas aan het licht na haar overlijden. Dat één mens onder zulke omstandigheden erin kan slagen de harde werkelijkheid tot velen te doen doordringen is aanleiding tot hoop en moed. Wij staan niet machteloos!
Haar naam, Rachel Carson, en haar boek, Silent Spring, werden wereld bekend. Zij beschrijft op een beklemmende manier welke gevolgen zijn verbonden aan het overmatige gebruik van chemische preparaten waarmee [011] wordt getracht insecten te bestrijden en andere levende organismen die schadelijk worden geacht voor de belangen van de mens. Men kan deze preparaten niet ruiken, zoals de stank in onze steden, en niet proeven, zoals de verontreiniging van ons drinkwater, maar zij zijn overal, in de grond, in de lucht , in het water en in het voedsel, en zelfs in vele levende wezens, ook in onze eigen lichamen.
Rachel Carson laat zien hoe de natuur terugslaat, en dat de zelfverzekerde mens de strijd dreigt te verliezen. Zij was volstrekt niet de eerste en de enige die dit deed, maar zij wist haar woorden zo te kiezen dat zij tot zeer velen doordrongen. Er ging een schok door de samenleving. Direct werd getracht de bres in de muur te dichten. De schrijfster werd van vele kanten met modder begooid. Zij werd beschuldigd van hysterische overdrijving en zelfs werd haar verweten dat zij dit boek slechts had geschreven om veel geld eraan te verdienen. Uit sommige hoge ivoren torens van de wetenschap werd een banvloek naar haar geslingerd. Haar boek zou wetenschappelijk niet verantwoord zijn!
Het is zeker niet volmaakt, evenmin als enige andere menselijke prestatie. De schrijfster kon ook niet volstaan met een droge opsomming van de feiten, zij moest haar stof dramatiseren. Sommigen grepen dit gretig aan om het gehele werk af te kraken, een bezigheid die velen grote voldoening schijnt te verschaffen. Alles wat door de besten onder de mensen is opgebouwd wekt de vernielzucht op van anderen.
Maar de feiten veranderen hierdoor niet. De feiten, die door Rachel Carson voor het forum van de publieke opinie werden gebracht, trokken de aandacht van de President van de Verenigde Staten, een man die veel en snel las. Reeds op grond van een drietal artikelen gaf hij zijn wetenschappelijke commissie opdracht een onderzoek in te stellen en hem daarover rapport uit te brengen. Het is wel heel bijzonder, dat door een man, die de zwaarste verantwoordelijkheid moet dragen die aan een mens kan worden opgelegd, werd ingezien om welke ernstige problemen het hier gaat en dat hij onmiddellijk handelend is opgetreden, een beschamend voorbeeld voor degenen die het niet de moeite waard vinden zich hierin te verdiepen, of menen daarvoor geen tijd te hebben. Misschien duidelijker nog dan uit meer bekende feiten blijkt hieruit welk een tragisch verlies de dood van John F. Kennedy voor de wereld is. Gedeelten uit de brief die Rachel Carson mij hierover schreef zijn in het betrokken hoofdstuk opgenomen.
Het rapport van de commissie werd op 15 mei 1963 gepubliceerd, onder de titel "Use of Pesticides", "Gebruik van bestrijdingsmiddelen".
Het vangt aan met de volgende verklaring van de President: "Dit rapport over het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is [012] voor mij opgesteld door mijn wetenschappelijke adviescommissie. Ik heb de betrokken instanties reeds verzocht de in het rapport vervatte aanbevelingen voor uitvoering voor te bereiden, met inbegrip van het opstellen van wetsvoorstellen en maatregelen van technische aard, die ik bij het congres zal indienen.
Gezien het algemeen belang van deze zaak heb ik dit rapport voor publicatie vrijgegeven."
De President liet er dus geen gras over groeien! De koele en korte opsomming van de feiten in dit rapport is minstens even beklemmend als Rachel Carsons boek. Zij zullen later worden besproken.
Reeds op 16 mei 1963 begonnen over het Wiesner-rapport1 "hearings" voor een subcommissie uit de Amerikaanse Senaat. Vele deskundigen werden erover gehoord en scherp ondervraagd, artsen, toxicologen, biologen, chemici en vertegenwoordigers van de chemische industrie. Ook Rachel Carson werd nauwkeurig over haar inzichten ondervraagd. Tevens verschenen de drie betrokken ministers en sommige van hun medewerkers voor de commissie. Alles werd woordelijk genotuleerd en tezamen met alle overgelegde wetenschappelijke publicaties en andere bewijsstukken gepubliceerd in een serie rapporten, die een gezamenlijke omvang hebben van bijna 3000 bladzijden. Zij vormen de uitvoerigste en veelzijdigste documentatie die over dit onderwerp bestaat.
Aan deze documentatie kan al evenmin een gevoel van geruststelling worden ontleend. Toch wordt nog steeds getracht de gevaren weg te praten. Daarbij wordt dan beweerd dat voor zover deze in het verleden héél misschien in sommige gevallen hebben bestaan, daartegen allang afdoende maatregelen zijn getroffen. Er is geen enkele reden voor ongerustheid of paniek. Met dit laatste kunnen wij het dan eens zijn. Door paniek worden geen problemen opgelost.
Maar er zijn gegronde redenen de feiten onder de ogen te zien, de harde werkelijkheid, die zich niet laat wegpraten met allerlei beweringen, beloften of propaganda. Dit is des te meer van belang omdat er een duidelijke kentering is ingetreden. Vooral jonge mensen geloven niet meer in het sprookje van de welvaart, een luilekkerland, waar de gebraden duiven hun in de mond vliegen! Zij zoeken naar iets anders om hun tanden in te zetten, geen sprookjes, maar harde feiten. Daarvan is keus genoeg. Het probleem van de milieuverontreiniging in het algemeen en van de bestrijdingsmiddelen in het bijzonder is daarvan zeker niet het geringste, daarover zijn nog harde noten te kraken.
Een van de belangrijkste gedeelten uit het Wiesner-rapport luidt:
[013] 'De commissie kan slechts voorstellen doen om de gevaren te vermijden of te verminderen, maar uiteindelijk is de beslissing aan onze samenleving, en daartoe dient deze over voldoende gegevens te beschikken, waarop een oordeel kan worden gevormd."
In het rapport wordt dan ook krachtig aanbevolen de samenleving deze gegevens te verschaffen. Tot de samenleving behoren echter allen, van jong tot oud, de onverschilligen, de egoïsten die slechts eigen belangen najagen en alle anderen die niet bereid of in staat zijn een deel van hun tijd en hun krachten te besteden aan het algemeen belang. Bedoeld zijn ongetwijfeld mensen met gezond verstand, die zich medeverantwoordelijk voelen voor de gang van zaken in de wereld en die zich moeite willen getroosten om van de feiten op de hoogte te komen, De inlichtingen die hun daartoe worden verstrekt zijn echter meestal volstrekt onvoldoende en niet zelden misleidend. Politici hebben de neiging onaangename feiten te verdoezelen. Deze zouden stemmen kunnen kosten en passen niet in een welvaartspolitiek. Vele geleerde deskundigen zijn al evenmin bereid de nodige inlichtingen te verschaffen. Zij sluiten zich op in de ivoren torens van hun wetenschap, waarvan buitenstaanders toch niets zouden kunnen begrijpen. De geschriften van de deskundigen die in dit opzicht wel trachten hun plicht te doen worden hooghartig bestempeld als "wetenschappelijk niet verantwoord". Blijkbaar kennen sommigen niet het verschil tussen een wetenschappelijke verantwoording aan vakgenoten en algemene voorlichting aan de samenleving. De eerste moet zo volledig mogelijk zijn, met alle bijzonderheden, inzichten, waarschijnlijkheden en onwaarschijnlijkheden die met het probleem verband houden. Algemene voorlichting is hiervan een korte en bondige samenvatting. Het is maatschappelijk onverantwoord de samenleving deze voorlichting te onthouden, waardoor het recht om mede te beslissen wordt beknot.
Bij de betrokken problemen gaat het zeker niet over kleinigheden. De verontreiniging van de lucht, de grond en het water neemt dagelijks toe. Iedereen weet dit, vooral de bewoners van de steden. De aanwezigheid van de biologisch zeer actieve bestrijdingsmiddelen kan echter zonder een daarop gericht onderzoek niet worden waargenomen, maar zij zijn letterlijk overal. Een aantal deskundigen is van mening, dat hierdoor een ernstige situatie is ontstaan. Sommigen vrezen zelfs dat hierdoor het voortbestaan van de mensheid in gevaar wordt gebracht. Lijnrecht daartegenover staat de mededeling van anderen dat de gevaren door nauwkeurige berekeningen en een beheerste toepassing sterk zijn beperkt. Deze "calculared risks" zouden in het belang van de voedselvoorziening en de volksgezondheid moeten worden aanvaard. De samenleving kan dan slechts constateren dat de geleerden het niet eens zijn. Daarmee kan en behoeft niet te worden volstaan.
[014] Zeer kritisch moet worden bezien of degenen die van bepaalde inzichten blijk geven de daartoe noodzakelijke bevoegdheden bezitten, wat hun motieven zijn en of hun positie hun toelaat zich vrij te uiten. Berekeningen over de gevaren moeten nauwkeurig worden getoetst. Verder moet terdege worden nagegaan of de voedselpositie en de volksgezondheid niet met betere middelen of methoden beveiligd kunnen worden. De betrokken preparaten kunnen ook op een onjuiste manier worden gebruikt, hetgeen ernstige gevolgen kan hebben voor mens en dier. Er wordt beweerd dat een onjuiste toepassing geheel of gedeeltelijk kan worden voorkomen door strenge wettelijke voorschriften. Ook daarvan zal de waarde moeten worden bezien.
Ambtelijke instellingen hebben bij deze gehele materie een belangrijke taak. De samenleving, die de hoge kosten van deze instellingen moet dragen, heeft het recht te vernemen op welke wijze zij deze taak behartigen.
De inlichtingen die hierover worden gegeven zijn gewoonlijk uiterst karig.
Gedurende bijna dertig jaren heb ik mij beziggehouden met alles wat in verband staat met de bestrijding van insecten en andere schadelijke organismen, waarvan tien bij een chemische industrie en de overige in de functie van directeur van de Plantenziektenkundige Dienst te Wageningen. Tot de taak van deze dienst behoort het onderzoek op de landbouwkundige waarde van bestrijdingsmiddelen die men in de handel wil brengen en het toezicht op de naleving van de betrokken wettelijke voorschriften. De directeur van deze dienst is tevens betrokken bij de leiding van andere overheidsinstellingen die onderzoek verrichten over bestrijdingsmiddelen, en van de wetenschappelijke commissies, die in verband met de daaraan verbonden problemen zijn ingesteld. Op grond van de daarbij verkregen ervaring en het zeer uitgebreide documentatiemateriaal dat ik in die jaren heb verzameld, zijn door mij artikelen geschreven en voordrachten gehouden.
Naar aanleiding daarvan bereikten mij vele vragen, waaruit soms grote ongerustheid bleek. Meestal ontbrak mij echter de tijd en soms ook de vrijheid deze vragen, met de nodige uitvoerigheid te beantwoorden. De gelegenheid daartoe heb ik pas gekregen nu mijn loopbaan is geëindigd. In dit boek zal ik trachten zo duidelijk mogelijk te antwoorden. Toch ben ik pas na lange aarzeling aan het schrijven daarvan begonnen. Wie goed van deze problemen op de hoogte is beseft terdege hoe moeilijk het is hiervan een kort overzicht te geven. Het is één lange worsteling met een stof, die duizenden bladzijden omvat. Bovendien is over dit onderwerp reeds zeer veel geschreven en er moeten gegronde redenen zijn om hieraan nog iets toe te voegen. Deze redenen meen ik te hebben.
In de veelheid van publicaties ontdekte ik een ernstig hiaat. Er is grote [015] bezorgdheid over flora en fauna. In de parlementen van verscheidene landen werden hierover vragen gesteld en discussies gevoerd. Ook de bescherming van consumenten heeft de aandacht, hoewel in volstrekt onvoldoende mate. Nergens komt echter duidelijk tot uiting dat kinderen in dit verband een zeer kwetsbare positie innemen!
Vaak, als ik kinderen zie spelen, vraag ik mij af hoe hun toekomst zal zijn. Wie geen oogkleppen draagt moet toch wel beseffen dat hun vooruitzichten weinig rooskleurig zijn, alle propaganda over welvaart ten spijt. Wij behoeven kinderen niet te idealiseren, of sentimenteel over hen te doen.
Alles waardoor volwassenen worden gekenmerkt is in aanleg ook bij hen aanwezig.
Maar zij zijn weerloos!
De kinderen kunnen zich niet verdedigen, zij kunnen niet opkomen voor eigen belangen en zij moeten lijdelijk afwachten in welke staat de erfenis zal zijn, die wij hun zullen nalaten. Geen enkele generatie heeft ooit aanleiding gehad zich over dat erfdeel te verheugen. Steeds moet worden geboet voor de fouten en de dwaasheden van de voorgangers. Vermoedelijk heeft echter geen enkele generatie het zo bont gemaakt als de huidige. Wellicht is ook nog nimmer een erbarmelijke situatie dermate met schone schijn van propaganda en fraaie voorspiegelingen verhuld als tegenwoordig. Het is ontstellend als volwassenen elkaar geestelijk of lichamelijk verscheuren. Voor wat kinderen wordt aangedaan bestaan geen woorden. Materieel schijnt de toekomst van onze eigen kinderen verzekerd. Ik zal aantonen dat dit niet het geval is.
Soms kijken ons vanaf de televisieschermen echter kinderen aan uit andere streken, met grote ogen, vragend. Hun vraag is om voedsel! Vaak lopen over die vragende ogen vliegen, insecten, die hun ziekten bezorgen. Wij zijn dan even geroerd en offeren enige guldens. Het dringt echter niet tot ons door dat ons een toekomst aankijkt die alle kinderen bedreigt. De voedselpositie in de wereld wordt met de dag hachelijker. Ziekten die wij overwonnen waanden, zijn dit niet. In vele gevallen zijn hierbij insecten betrokken.
Wij zijn dit vergeten, en daarom zal ik deze geschiedenis verhalen. Ze is slechts tijdelijk onderbroken, zij zal zich gaan herhalen als ons verweer tegen insecten gaat falen. Ik zal aantonen dat de preparaten, waarvan onze bescherming afhangt, in vele gevallen reeds na korte tijd gaan falen, waarom dit gebeurt en hoe. Zij vormen bovendien een tweesnijdend zwaard, dat in ons eigen vlees snijdt en vooral in dat van onze kinderen. Hun jeugdig organisme is extra gevoelig voor vergiften en zij zijn dan ook de meest bedreigde groep in de samenleving. Vanaf hun geboorte worden zij aan de invloed van allerlei chemische verbindingen blootgesteld. Zelfs in moedermelk zijn bestrijdingsmiddelen aangetroffen. Hierop is reeds eerder de aandacht [016] gevestigd, hetgeen door sommigen is bestempeld als het maken van sensatie en het zaaien van paniek. Het is echter de koele waarheid, vastgesteld door chemische analyses. Cijfers hierover zal ik vermelden.
In een Nederlandse publicatie, die ik zal bespreken, trof ik over koeien die DDT hebben binnengekregen de volgende zinsnede aan: "Van bijzondere interesse is de hoge opbrengst in de melk, waardoor het zogende kalf naar verhouding in een ongunstiger positie komt te verkeren dan de moeder." Ditzelfde geldt dan echter voor baby's die met zulke melk worden gevoed.
Tengevolge van verschijnselen, die ik later zal beschrijven, komen deze in een nóg ongunstiger positie dan dat kalf, als moeders deze melk drinken en hun baby's zelf voeden. In een gezamenlijk rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie te Genève en de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties te Rome wordt meegedeeld dat melk en ander voedsel voor baby's geen bestrijdingsmiddelen mogen bevatten. De waarborgen waardoor dit moet worden verhinderd acht ik volstrekt onvoldoende. Ten opzichte van consumenten in het algemeen wordt in dit rapport vermeld dat nimmer een garantie van veiligheid kan worden gegeven als zij gedurende hun gehele leven dagelijks voedsel nuttigen dat kleine hoeveelheden bestrijdingsmiddelen bevat. Wij nuttigen dagelijks zulk voedsel!
In het Wiesner-rapport wordt meegedeeld dat in het lichaam van volwassen personen steeds DDT en andere bestrijdingsmiddelen kunnen worden aangetoond, maar dat van kinderen dergelijke gegevens niet beschikbaar zijn. Ook in dit opzicht is dus over de meest bedreigde groep niets bekend.
Natuurbescherming is van zeer groot belang, óók voor de mens. In de allereerste plaats komt toch echter de bescherming van de kinderen. Het kan niet worden geduld dat zij het slachtoffer worden van prestigekwesties tussen deskundigen, van commerciële belangen, gekrakeel tussen politici en een te zwak beleid van overheidsinstanties. Onherstelbare schade kan zelfs reeds lang voor de geboorte ontstaan. Het is algemeen bekend dat radioactieve straling gevaarlijk is voor het nageslacht, hoewel dit besef nog niet ertoe heeft geleid dat aan de toeneming daarvan een einde wordt gemaakt. Vele chemische verbindingen die op grote schaal worden verspreid, hebben echter precies dezelfde werking. Het uiterst fijne mechanisme waarmee de erfelijke eigenschappen van geslacht op geslacht worden overgedragen is pas kort geleden ontsluierd. Het zal in dit boek worden beschreven.
Het is niet voldoende deze dingen te constateren, er moet zo spoedig mogelijk iets aan worden gedaan. Dit zal echter pas gebeuren onder de druk van de publieke opinie. Deze overweging bracht mij tot het besluit te trachten een zo duidelijk mogelijke uitleg te geven van de betrokken problemen en [017] van de achtergronden waardoor een spoedige oplossing daarvan onnodig wordt belemmerd. Dit geschrift is geen wetenschappelijke verantwoording voor vakgenoten, hoewel zij er wellicht toch nuttige gegevens in zullen kunnen vinden. Zakelijke kritiek stel ik zeer op prijs; ondanks mijn langdurige ervaring weet ik óók niet alles en ook mijn inzichten zijn zeker niet altijd juist.
In de eerste hoofdstukken zal de lezer nog weinig aantreffen over bestrijdingsmiddelen. Wij zullen eerst in grote lijnen moeten nagaan welke krachten werken in de vrije natuur en pas daarna kan worden overgegaan tot de beschrijving van de invloed die bestrijdingsmiddelen daarop uitoefenen. Vele stedelingen leven ver van die vrije natuur, deze is voor hen een andere wereld, die geen invloed schijnt te hebben op hun leven.
Daarin vergissen zij zich!
De voedingsmiddelen die in zo ruime mate worden aangeboden in winkels en supermarkten, worden geproduceerd door land- en tuinbouw. Deze bedrijfstakken kunnen worden beschouwd als gestroomlijnde natuur. Maar ook in andere opzichten wortelt de mens diep in die natuurlijke wereld, waarvan in de steden zo weinig blijkt. De schrijver heeft het in dit opzicht iets gemakkelijker.
Hij behoeft slechts uit zijn raam te kijken!