HOOFDSTUK - 09


VELE DESKUNDIGEN WORDEN ONDERVRAAGD


[133]  Het Amerikaanse systeem van "hearings" is een uitstekende instelling. In Nederland wordt de term "hearing" soms gebruikt als leden van de Twee­de Kamer zich van bepaalde toestanden op de hoogte willen stellen, bij­voorbeeld door bezoeken aan bedrijven.


De Amerikaanse "hearings" hebben echter een geheel ander karakter dan dergelijke informatieve bezoeken. Het zijn feitelijk ondervragingen door een parlementaire commissie, die daarvoor grote bevoegdheden krijgt. De­genen die voor zo'n commissie verschijnen worden "getuigen" genoemd. Ten­einde dit karakter duidelijk te doen uitkomen zal ik deze "hearings" in het vervolg “ondervragingen” noemen.

Senator Ribicoff, die de ondervragingen over bestrijdingsmiddelen leidde, was zo vriendelijk mij op mijn verzoek de "Rules of Procedure", de regels voor de werkwijze, te zenden. De be­trokken ondervragingen werden gehouden door een subcommissie van de Commissie "On Government Operations", die is ingesteld door de Senaat. Deze subcommissie kreeg de bevoegdheid ondervragingen te houden over de "Co-ordination of Activities relating co the Use of Pesticides". Commis­sies die een dergelijke bevoegdheid bezitten worden ingesteld bij besluit van de Senaat of van het Huis van Afgevaardigden. Daarbij wordt tevens bepaald wanneer deze bevoegdheid eindigt. Voor zover ik heb begrepen is dit na een jaar, waarna tot verlenging kan worden besloten. De ondervra­gingen hebben in vele gevallen betrekking op de wijze waarop overheids­instellingen hun taak verrichten, "the economy of operations of all branches of the Government", in de meest uitgebreide zin, ook allerlei activiteiten die daarop zijdelings van invloed zijn. Getuigen kunnen worden verplicht te verschijnen, over bepaalde feiten kunnen zij onder ede worden gehoord en zij kunnen worden verplicht bepaalde stukken over te leggen. Anderzijds kan men verzoeken gehoord te worden, hetgeen vaak geschiedt in verband met wetsvoorstellen. Zoals ik uit ervaring weet kan ook aan buitenlanders worden toegestaan verklaringen af te leggen. Bij de ondervragingen valt de indringende en soms scherpe vraagstelling op.


Met dooddoeners zoals "de zaak heeft grote aandacht", waarmee bij ons bepaalde zaken ambtelijk wor­den “afgedaan", wordt volstrekt geen genoegen genomen, de Amerikanen verlangen duidelijke antwoorden, met feiten en cijfers. Ook de humor ont­breekt niet. Het geheel maakt de indruk van levendige activiteit.


Dit systeem bevordert de publieke belangstelling voor het werk van overheidsinstellingen [134] in hoge mate. De manier waarop het functioneert hangt natuurlijk af van de bekwaamheid en de betrouwbaarheid van degenen die het hanteren. Misbruik is niet uitgesloten en vindt soms ook plaats. De gestelde vragen en afgelegde verklaringen worden woordelijk genotuleerd en gepubliceerd, tezamen met alle overgelegde publicaties en overige snik­ken, waaraan de commissie nog andere kan toevoegen. De rapporten en bij­lagen van de ondervragingen over bestrijdingsmiddelen omvatten 2787 blad­zijden, grotendeels klein gedrukt. Zij vormen de veelzijdigste en uitvoerigste documentatie die over dit onderwerp bestaat. Op 21 juli 1966 verscheen een "samenvatting en conclusie" van de commissie, die inmiddels is opgeheven.


Degenen die voor zo'n commissie een verklaring afleggen moeten precies opgeven wie en wat zij zijn, welke opleiding, bevoegdheid en ervaring zij bezitten in verband met het betrokken onderwerp. In 1947 werd ik toege­laten tot het afleggen van een verklaring over een Amerikaans wetsontwerp dat van invloed was op Nederlandse exportbelangen. Daarbij begon ik met een algemene opmerking, maar de voorzitter riep mij onmiddellijk tot de orde, vóór alles moest ik precies meedelen wie en wat ik was. Bij vele ge­legenheden wordt getracht indruk te maken met "geleerden" of "deskun­digen" die iets hebben beweerd, waarbij dan wordt verwacht dat dit voet­stoots wordt aanvaard. Het is hiermee een vreemde zaak! Niemand gaat naar de tandarts voor een bril, en wie kiespijn heeft zal stellig niet de oog­arts raadplegen. Ook Ministers en overheidsfunctionarissen kennen dit on­derscheid. Althans in Nederland, laten ze zich echter niet zelden adviseren door "deskundigen" zonder zich ervan te vergewissen of deze mensen op het betrokken gebied inderdaad bevoegd zijn en in staat tot het geven van een welgefundeerd oordeel. Vooral op het gebied van de biologie wordt vaak op ergerlijke manier gebeunhaasd.


Sommige chemici, die ongetwijfeld met grote bekwaamheid chemische bestrijdingsmiddelen samenstellen, menen met een vrijmoedigheid en zelfverzekerdheid, die soms aan brutaliteit grenzen, een oordeel te kunnen geven over de biologische waarde daarvan, waartoe zij natuurlijk de kennis missen.


Hierover schreef o.a. prof. W. H. Thorpe ER.S., zoöloog van de Uni­versiteit van Cambridge, in de "New Scientist" van 10 maart 1966:

"Het is ongelukkigerwijs waar dat niet weinig eminente chemici orakelen over biologische kwesties, waarover zij een jammerlijk gebrek aan kennis en inzicht hebben. Als biologen zo zouden spreken over de chemie, zouden zij terecht bekritiseerd worden, maar chemici (...) menen zich dit te kunnen veroorloven (...). Ik heb gediscussieerd met bekwame chemici, die niet slechts volkomen onbekend waren met voedselketens en de mogelijkheid van accumulatie, maar die ernstig twijfelden aan het bestaan van ecologische evenwichten."



[135] Bevoegd of onbevoegd, dat is de vraag!

Een beslist en zelfverzekerd oordeel maakt vaak grote indruk, vooral als het wordt gegeven door mensen met academische titels, waardoor de schijn wordt gewekt dat zij het wel zullen weten. Het aanvankelijk grote succes met de toepassing van bestrijdingsmiddelen scheen degenen die daarover optimistisch waren gelijk te geven.

De waarschuwingen van deskundige biologen leken vage hersenschimmen. Er worden geen grote aantallen mensen naar ziekenhuizen gebracht wegens vergiftiging door deze preparaten. Nog steeds kan men in allerlei geschriften lezen dat het aantal dodelijke onge­vallen die erdoor veroorzaakt worden veel geringer is dan dat door andere oorzaken, zoals het moderne verkeer, hetgeen wordt gebruikt als argu­ment om aan te tonen dat aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen geen grote risico's zijn verbonden. Ook tijdens de ondervragingen in de USA werd dit argument door sommige getuigen gebruikt. Het verraadt een verregaand gebrek aan kennis omtrent de subtiliteit van de levensprocessen en de onher­stelbare schade die daaraan kan worden toegebracht. Deze komt niet van vandaag op morgen aan het licht, er zijn soms jaren mee gemoeid, het is niet opvallend, spectaculair, sensationeel, het gaat langzaam, onopgemerkt, maar onverbiddelijk zeker.


Het jaar 1967 is dat van het zilveren jubileum van de ontdekking van DDT. Deze verbinding wordt pas gedurende een kwarteeuw gebruikt, de andere nog korter. Zelfs in een mensenleven is dit nog geen erg lange tijd en voor biologische processen is het zeer kort. Toch zijn in deze korte tijd reeds verontrustende verschijnselen aan het licht ge­komen. De bioloog kan deze op hun juiste waarde beoordelen, gewoonlijk echter niet met indrukwekkende feiten of cijfers, hoewel het verschijnsel van resistentie in zo korte tijd en zo grote omvang biologisch zeer indruk­wekkend is. Het directe verband met de toepassing van bestrijdingsmid­delen is in dit geval ook voor iedereen duidelijk, met betrekking tot andere nadelige gevolgen kan dit vaak niet zo overtuigend worden aangetoond.


De waarde van documenten zoals de verslagen van de ondervragingen wordt dan ook sterk verhoogd doordat precies bekend is wie en wat de men­sen zijn die de verklaringen afleggen. Daaruit blijkt ook of zij redelijkerwijs in een positie zijn om vrijuit te spreken. Wie in dienst is van een belangen­groep kan dit niet: wiens brood men eet, diens woord men moet spreken. Hierin schuilt niets oneervols, het is echter een feit waarmee rekening moet worden gehouden. Ook degenen die wèl in een positie zijn om vrijuit te spreken doen dit echter niet steeds. Wie voor zijn mening uitkomt over een probleem waarover scherpe tegenstellingen bestaan, loopt de kans op onaangename ervaringen. Velen trachten dit te vermijden, zij wensen geen storingen in het behaaglijke bestaan, zij "beginnen er niet aan”, zij zullen "wel wijzer zijn".



Als wij allen als angstige konijnen in een hol kruipen zodra [136] er "boe" wordt geroepen, kunnen de problemen waarvoor wij staan echter niet worden opgelost. Het kwaad overheerst als de goedwillenden zwijgen, en daardoor worden zij medeplichtig.


Over de verklaringen tijdens de ondervragingen wordt in de samenvatting geconstateerd: "De commissie vroeg aan wetenschappelijke getuigen zinvol advies voor het Congres, maar veel van de verklaringen werden geremd door verdediging van vroegere standpunten, verbondenheid aan werkgevers en ge­brek aan deskundigheid." Verder wordt het bezwaar gemaakt dat de des­kundige verklaringen veelal niet duidelijk genoeg zijn voor een juiste keuze bij het te voeren beleid, terwijl ook de gewone burgers het moeten kunnen begrijpen. "Over belangrijke maatschappelijke problemen wordt nimmer een besluit genomen als de noodzaak hiertoe niet duidelijk is voor de gewone man." ("No great social issues have ever been decided unti; the needs were clear to the man in -the street.") Voorts wordt betoogd dat emoties, geruchten en misvattingen ondervangen moeten worden door duidelijke uitleg van de feiten. Aldus de commissie, die daarmee blijk geeft van een scherp inzicht in de macht van de publieke opinie en de noodzaak deze in juiste banen te leiden. Op dit uiterst belangrijke punt kom ik in het laatste hoofdstuk terug.


Het moet voor de betrokken senatoren zeer moeilijk zijn geweest in de vele verklaringen die tijdens de ondervragingen zijn afgelegd het kaf van het koren te scheiden. De ondervragingen geschiedden met grote bekwaam­heid en kennis van zaken. De voorzitter, Senator Ribicoff van Connecticut, vroeger Minister - in de USA "Secretery" genoemd - van "Health, Edu­cation and Welfare", is zeer goed van de betrokken problemen op de hoog­te, voor zijn kennis van zaken heb ik groot respect. Het is een voorrecht als een land over zulke bekwame vertegenwoordigers kan beschikken. Dit kan feitelijk ieder volk, politieke hartstochten en ambities belemmeren echter vaak een juiste keuze, terwijl vele bekwame mensen er niets voor voelen zich in die heksenketel te begeven.


Senator Ribicoff leidde de ondervragingen in. Hij deelde mede dat de com­missie wilde onderzoeken hoe de Federale Regering een van de grote pro­blemen van onze tijd aanpakt: de verontreiniging die de mens aan zijn milieu toebrengt. Deze komt van vele bronnen en heeft vele gevolgen, in de lucht, het water, de gewassen te velde, het voedsel, de fauna en de menselijke we­zens. De senator liet hier een memorandum opnemen dat hij over deze pro­blemen had gericht aan Senator Humphrey, de tegenwoordige Vice-Presi­dent.

Daarbij ging hij uit van een zin in Rachel Carsons boek: "De ontstel­lendste van alle menselijke aanvallen op het milieu is de verontreiniging van lucht, aarde, rivieren en de zee met gevaarlijke en zelfs dodelijke stof­fen." De Senator is een meester in korte formuleringen. In het memorandum [137] schrijft hij: "Het probleem is, de zekerheid te scheppen dat wij de wetenschap leiden in plaats van de wetenschap ons." Het zou met grote letters gebeiteld moeten worden in de muur van elke wetenschappelijke instelling! Hij ver­volgt: "Ons doel moet zijn, de voordelen van de wetenschap bewust te bevor­deren en de gevaren die enigszins te voorkomen zijn, tot een minimum terug te brengen." Dit zou er nok nog wel bij kunnen, op die muren!


In zijn korte en duidelijke openingstoespraak constateerde de Senator dat wij in een eeuw van ruimtevaart leven, maar óók in een chemische eeuw. "Eén gevolg van de chemische eeuw is het gevaar voor het milieu, dat is ontstaan door het gebruik van vergiften voor de bestrijding van insecten en andere organismen, om ongewenste plantengroei te verwijderen en de infec­tie met ziekteverwekkende organismen te voorkomen van planten en dieren, de mens inbegrepen, (...) er is veel goeds bereikt (...) er bestaat echter geen twijfel over dat er ook gevaren aan zijn verbonden." Volgens een grapje in het Britse Hogerhuis zou een kannibalenhoofdman de leden van zijn stam hebben verboden Amerikanen te eten, omdat zij te veel DDT bevatten. En­gelsen zouden veel beter eetbaar zijn, omdat hun DDT-gehalte lager is. Der­gelijke grapjes geven soms een duidelijker indruk van een probleem dan zwaarwichtige verhalen.


Het doel van de ondervragingen vatte de Senator aldus samen: na te gaan wat het probleem is, hoeveel wij ervan weren, wat wij niet weten en wat wij - de regering, de industrie en het publiek - eraan doen.


Na deze duidelijke en lofwaardige korte inleiding verscheen het eerst dr. Wiesner voor de commissie om te worden gehoord over het rapport dat het uitgangspunt was voor de ondervragingen. Hem werd gevraagd of hij een ver­gelijking kon maken tussen de gevaren van radio-actieve "fall-out" tengevol­ge van kernexplosies en die van chemische vergiftiging van het milieu. Dr. Wiesner merkte terecht op dat deze vraag, die vaak wordt gesteld, moeilijk is te beantwoorden. Desondanks meende hij dat, gezien de steeds toenemende verontreiniging van het milieu, niet slechts door bestrijdingsmiddelen maar ook door vele andere oorzaken, dit een groter gevaar voor de beschaving is, omdat wij voortdurend eraan worden blootgesteld. Waarop de Senator vroeg: "Dus terwijl de radio-actieve "fall-out' dramatisch is en over de ge­hele wereld met diepe zorg wordt beschouwd, is het toch mogelijk dat de gevaren van de chemische vergiftiging zelfs ernstiger kunnen zijn (...), niet slechts voor het heden, maar ook voor de toekomst?" Dr. Wiesner ant­woordde: "Ja, ik geloof dat wij voorzichtig moeten zijn. Ik zou willen zeg­gen dat de mogelijkheid bestaat, maar ik geloof niet dat wij thans reeds in deze situatie verkeren." Hiermede is zowel het karakter als de ernst van het probleem gesteld: vooral een bedreiging voor de toekomst, dus voor onze kinderen, maar niet te laat om er nog iets aan te kunnen doen.


[138] Er verschenen drie ministers voor de commissie. Ook zij werden uitvoe­rig ondervraagd. Ook zij gaven duidelijke antwoorden, toegelicht met de nodige documentatie. Het verschil met o.a. Nederland is opvallend! De vragen die in ons parlement worden gesteld zijn vaak niet bepaald bevre­digend en de antwoorden zijn dit zelden, deze schijnen in hoofdzaak erop te zijn gericht de vragenstellers met een kluitje in het riet te sturen en later horen wij er niets meer over en gebeuren doet er ook meestal niets. Hoewel het in de USA politiek gezien ook allerminst rozengeur en maneschijn is - de maan is er bovendien peperduur - begrijpen de Amerikanen toch iets meer van de democratie.


Stewart L. Udall, Minister van Binnenlandse zaken, sprak over een crisis in het gehele milieu. Onze samenleving is het slachtoffer van haar eigen successen, en de bestrijdingsmiddelen zijn daarvan een dramatisch voor­beeld. De Minister vervolgde: "In haar boek Silent Spring heeft Rachel Carson, een schrijfster met vooruitziende blik, het land met meeslepende drang eraan herinnerd dat de mens deel uitmaakt van het evenwicht in de natuur, de mens is een deel van de natuurlijke keten van het leven, en hoe wij het evenwicht ook veranderen, wij blijven een deel ervan. Zij heeft een reeks dringende vragen gesteld en haar boek is een actuele waarschuwing aan de mens dat hij de natuur niet ongestraft naar zijn hand kan zetten. (...) Hoewel haar critici sommige feiten die zij citeert hebben bestreden, hebben zij, voor zover ik weet, niet betwist dat zij werkelijke vraagstukken aan de orde stel." Verder constateerde hij dat zowel de situatie op het land als in de zee verontrustend is.. Van 2300 soorten vogels en zoogdieren in 22 Amerikaanse staten en 2 Canadese provincies bleken 1753 of 75% bestrijdingsmiddelen te bevatten. Bij fazanten die leven bij bespoten Cali­fornische rijstvelden is tot 2000 ppm DDT gevonden in het vetweefsel. "Wij kunnen niet voortgaan het milieu te verontreinigen als wij de aarde bewoon­baar willen houden."


Volgens informaties die Senator Ribicoff van het Ministerie van Land­bouw had gekregen, zou de invloed van bestrijdingsmiddelen op de fauna minimaal zijn. Minister Udall bestreed dit ten sterkste. Hij geloofde dat de meeste mensen, zowel van zijn eigen Ministerie als van het Ministerie van Landbouw, zich ervan bewust zijn dat ernstige schade wordt toegebracht.


Hier hebben wij een belangrijk punt. Overal ter wereld zien wij de tendens dat overijverige ambtenaren van landbouw de situatie zo rooskleurig mo­gelijk voorstellen, vaak met het oog op exportbelangen. Als deze in het ge­drang komen tengevolge van een mededeling van een ambtenaar, krijgt deze een tik op het hoofd, áík als de mededeling volkomen juist is!


De feiten veranderen hierdoor echter niet!

Minister Udall verstrekte nog meer feiten, die nader werden aangevuld [139] door een van zijn medewerkers, dr. J. Burkley. Oesters bevatten tot 150 ppm DDT. Nadat zij gedurende 7 weken in zuiver water waren gebracht, werd in sommige exemplaren nog 40 ppm gevonden. Volgens de voorschrif­ten in vele landen is de residu-tolerantie voor DDT hoogstens 1 ppm!


DDT is óók aanwezig in levertraan en in vitaminecapsules, die daarmee worden gemaakt. Tenslotte een zeer belangrijke opmerking van deze Mi­nister, die ik letterlijk overneem. "You know of the famous case of thali­domide, and there may be a similar situation here. The private financial interest may be in conflict with the public interest. This needs disinterested and objective evaluation."1 Iedereen, die dit boek ter hand neemt, zal dit wel kunnen lezen, maar voor alle zekerheid: "De particuliere financiële belangen kunnen in strijd zijn met het algemeen belang. Dit maakt belange­loze en objectieve beoordeling noodzakelijk."


De Minister van Landbouw Orville L. Freeman blijkt de ernst van de problemen zeer wel in te zien. Hij vestigde de aandacht op de grote voor­delen van de bestrijdingsmiddelen, maar voegde daaraan toe dat wij niet weten wat op de lange duur de gevolgen voor de mens kunnen zijn van cumulatieve opneming van geringe hoeveelheden. "Ik ben van mening dat het gebrek aan wetenschappelijke gegevens over deze kritieke kant van het bestrijdingsmiddelenprobleem nadrukkelijk pleit voor een uitgebreider en versneld onderzoek. (...) Wij moeten echter meer doen dan de bestaande gevaren aantonen. Wij moeten terzelfder tijd krachtige pogingen doen nieuwe preparaten te vinden en niet-chemische methoden.

Wellicht van het grootste belang is fundamenteel onderzoek over de levenswijze van insecten, de bio­logie en het verloop van plagen, de aard van de resistentie tegen planten­ziekten, de microbiologie van de grond en de werking van chemische ver­bindingen in insecten, planten en dieren." Deze Minister sprak geen lege woorden: "Wij bespoedigen alle wetenschappelijk onderzoek over de bestrij­ding zoveel mogelijk." Hierover werden tijdens de ondervragingen vele ge­gevens verstrekt en ook uit andere bronnen werd daarover veel bekend. Zo­wel het onderzoek, de voorlichting als het wettelijk toezicht werden krachtig ter hand genomen. Het publiek werd gewaarschuwd over radio, televisie, met pamfletten, aanplakbiljetten en artikelen in de pers, met als slogan: "Use Pesticides safely - Read the Label."


Op 23 mei 1963 vroeg Senator Ribicoff aan Minister Freeman de voor­schriften te verbeteren in verband met de etikettering van huishoudinsecti­ciden. Op 23 september werd een uitvoerig wetsvoorstel daarover gepubli­ceerd.

Ook de Minister van Volksgezondheid Anthony J. Celebrezze blijkt van de problemen uitstekend op de hoogte te zijn. Hij is eveneens van mening dat onze huidige kennis ontoereikend is. "Het probleem wordt gevormd door [140] uitlaatgassen van auto's, rook en dampen, zwaveldioxyde en smog in de lucht, door menselijk en industrieel afval, wasmiddelen, zout en bestrijdings­middelen in her water. (...) Wij hebben wassen, sproeimiddelen, poeders, verf, schoonmaakmiddelen en bestrijdingsmiddelen, dingen om het gras groe­ner en het onkruid dood te maken, de cake zachter en de was witter.


Het gebruik van chemische verbindingen is zo kolossaal geworden dat de harde noodzaak bestaat met wetenschappelijke nauwkeurigheid te onderzoeken wat op de lange duur de gevolgen daarvan zijn voor mens en dier. De openbare gezondheidsdienst en de FDA zijn met verscheidene programma's bezig om de gevaren te identificeren, te analyseren en te bestrijden." Het National Air Sampling Network beschikt over 250 controlestations, voor water zijn dit er 150. Dit is het begin van een systeem om in de toekomst meer nauw­keurige en volledige gegevens te verkrijgen.


Zoals bekend is, bestaan de USA uit 50 staten, die hun eigen aangelegen­heden grotendeels zelf regelen en die worden overkoepeld door de Federale Regering. De controle op residu's van bestrijdingsmiddelen in deze staren is zeer verschillend, sommige wijden er weinig aandacht aan. De handel tussen de staten onderling wordt gecontroleerd door de Federale organen, die ongeveer 1% van de voedingsmiddelen onderzoeken. Uit eigen ervaring weet ik dat dit veel te weinig is, hetgeen ook in de USA wordt ingezien. In Florida, beschikt men over een uitstekend chemisch laboratorium in een trailer. Vóórdat de oogst wordt binnengehaald worden door "State Inspec­tors" daarvan monsters genomen teneinde de residu's van bestrijdingsmid­delen te controleren.


Dit is de enige afdoende methode om dit in de hand te houden.

Controle op markten en veilingen heeft weinig zin. Voordat de analyse heeft plaatsgevonden zijn de producten allang bij de consument. Bovendien weet men niet waarmee ze zijn gespoten en dus evenmin op welk soort re­sidu's de analyse moet worden gericht. Het systeem van Florida neemt toe in de USA.


De heer Larrick, die de Minister vergezelde, deelde mee dat in een mon­ster olie met vitamine A en D 20 ppm DDT werd gevonden, hetgeen aan­leiding was tot een uitgebreid onderzoek. "... we found residues in a great many of them" ... soms tot 48 ppm. Er was niet aan de conclusie te ont­komen, en deze werd door verscheidene andere regeringsinstanties beves­tigd, dat er een wijdverspreide verontreiniging is van visproducten met bestrijdingsmiddelen, zelfs in verafgelegen delen van de wereld. Hierover zijn uitvoerige tabellen opgenomen. En dan komen wij het ook in deze rap­porten al te zeldzame woord "baby" tegen, Het bleek dat geraffineerde vis­olie of traan die naar fabrieken van babyvoeding gaan, géén residu's bevat­ten.


[141] Onze befaamde Hollandse nieuwe, waarover buitenlanders zo kunnen grie­zelen, is een zéér vette vis. De Noordzee is sterk verontreinigd met bestrij­dingsmiddelen, zozeer zelfs dat de Engelse visserij-autoriteiten zich ernsti­ge zorgen maken over de visstand, want vooral jonge vis is erg gevoelig voor deze chemicaliën. Ik heb nog nimmer vernomen dat de Nederlandse volksgezondheidsautoriteiten aan residu's in haring of andere vis enige aan­dacht hebben geschonken, overigens niet het enige gebrek aan toezicht, zo­als wij nog zullen zien.


Op 4 juni 1963 verscheen Rachel Carson voor de commissie. Haar verkla­ringen zal ik wat uitvoeriger behandelen, omdat deze haar opvattingen nog verduidelijken. Uit de ondervragingen blijkt dat de betrokken senatoren haar boek nauwkeurig en met grote waardering hebben gelezen. Zij werd door Senator Ribicoff met onderscheiding begroet: "U bent de vrouw die dit alles in gang heeft gezet. Geen Amerikaan twijfelt eraan dat het hier om ernstige en ingewikkelde problemen gaat. (...) Volgens mijn mening zijn alle mensen in ons land en overal ter wereld u dank verschuldigd voor wat u hebt geschreven en voor uw strijd om het milieu veilig te maken voor be­woning, niet alleen voor de mensen, maar ook voor de dieren en de gehele levende natuur."


Rachel Carson legde daarop een uitvoerige verklaring af, waarin zij o.a. nogmaals de aandacht vestigde op het gevaar van accumulatie van be­strijdingsmiddelen door levende organismen. De aanbeveling van de Wiesner­commissie tot beperking en tenslotte beëindiging van het gebruik van per­sistente middelen werd door haar sterk gesteund: "Ik heb reeds eerder uiteengezet, en ik herhaal het hier, dat het vraagstuk van de bestrijdings­middelen slechts kan worden begrepen in groot verband, als deel van alle schadelijke bestanddelen die in het milieu worden gebracht. In het water, in de grond en in onze eigen lichamen worden deze chemische producten gemengd met andere of met radioactieve bestanddelen. Er zijn wisselwer­kingen waarvan nog weinig bekend is. Niemand weet wat er gebeurt als residu's van bestrijdingsmiddelen, die reeds in ons lichaam zijn vastgelegd, in wisselwerking komen met medicijnen die herhaaldelijk worden ingeno­men. En er zijn enige aanwijzingen dat 'detergents'" (moderne wasmidde­len, die zo wit wassen! ), "die vaak in ons drinkwater aanwezig zijn, de wand van onze spijsverteringskanalen beïnvloeden, zodat kankerverwekken­de chemische verbindingen gemakkelijker worden opgenomen."


Dit laatste is inderdaad een belangrijk punt. Deze wasmiddelen, waarvan tegenwoordig iedereen sporen naar binnen krijgt, bevorderen in het alge­meen de doordringing van andere stoffen. Hoe actief deze middelen zijn, kan iedereen constateren die een dergelijk middel in het bad gebruikt. De [142] spons moer vele malen worden uitgewrongen in schoon water eer dit niet meer schuimt. In rivieren en beken hoopt dit schuim zich soms metershoog op.


Rachel Carson hield heel terecht een zeer krachtig pleidooi voor meer medisch onderzoek naar al deze invloeden. Verder vestigde zij nogmaals de aandacht op het gevaar van wat ook wij "spray-drift" noemen, fijne deeltjes van de sproeivloeistoffen, die door luchtstromingen worden mee­gevoerd. Van een onkruidbestrijdingsmiddel is gebleken dat hierdoor tot op 30 kilometer afstand nog schade kan ontstaan in het gewas.


Senator Ribicoff dankte Rachel Carson voor haar verhelderende uiteen­zetting. Hij constateerde dat er in de ogen van het publiek een scherp con­flict bestaat tussen haar en de chemische industrie, waarbij hij zich afvroeg of men haar verkeerd had begrepen.

"Is het niet eerlijk (fair) te zeggen dat u niet probeert het gebruik van chemische vergiften te doen eindigen?"


De dwaze bewering dat zij de betrokken middelen van vandaag op mor­gen afgeschaft wil zien wordt ook thans nog tegen haar gebruikt, hoewel zij in het tweede hoofdstuk van haar boek schrijft: "Ik beweer niet dat chemi­sche insecticiden nooit moeten worden gebruikt. Ik beweer dat wij giftige en biologisch zeer actieve middelen in handen hebben gegeven van mensen die grotendeels of geheel onbekend zijn met hun mogelijkheden om schade te veroorzaken. Ik beweer verder dat deze middelen zijn toegepast zonder voor­afgaand onderzoek naar hun uitwerking op de grond, het water, de in het wild levende dieren en de mens zelf. Men is zich nog te weinig bewust van de aard van de dreiging. Wij leven in een tijdperk van specialisten, die ieder voor zich hun eigen problemen zien en die zich niet bewust zijn van of zich onverdraagzaam tonen ten opzichte van het grote geheel. (...) Als het pu­bliek wordt geconfronteerd met de duidelijke bewijzen van de schadelijke gevolgen van de toepassing van bestrijdingsmiddelen en daartegen protes­teert, krijgt het kalmerende pilletjes van halve waarheden toegediend. Aan het publiek wordt gevraagd de risico's te aanvaarden die de insectenbestrij­ders berekenen.


Het publiek moet besluiten of het op de ingeslagen weg wil doorgaan, en dit kan het slechts doen op grond van de volledige kennis van de feiten."

Dit is geen pleidooi voor de afschaffing van chemische bestrijdingsmidde­len, maar voor nauwkeurig onderzoek naar de eventuele schadelijke gevol­gen, en, zoals verder uit haar boek blijkt, naar veiliger middelen en metho­den. Iedere deskundige weet dat deze omschakeling niet van vandaag op morgen kan plaatsvinden en dat chemische middelen bij de bestrijding niet kunnen worden gemist. Dat ook Rachel Carson dit zeer wel inzag blijkt uit haar antwoord aan Senator Ribicoff: "Yes, dat is een eerlijke verklaring.­



[143] Het zou niet mogelijk zijn alle chemische verbindingen morgen uit te schakelen, ook al zouden wij dit willen. Vele discussies over Silent Spring en over de geschilpunten zijn, zoals u zegt, op een alles-of-niets basis ge­zet. Dat heb ik niet bepleit, sir."


Op de vraag of zij erkende dat aan het gebruik van chemische middelen voordelen zijn verbonden, gaf zij ten antwoord: Zij hebben voordelen ge­bracht. Mijn zorg betreft de ernstige nevenwerkingen. Volgens mijn mening hebben wij te eenzijdig naar de voordelen gekeken en wij hebben niet inge­zien dat er ook vele nevenwerkingen zijn, waarmee rekening moet worden gehouden. Ik heb echter niet de volledige afschaffing van chemische be­strijdingsmiddelen bepleit. Volgens mijn mening hebben chemische verbin­dingen hun plaats.

 Ik heb in feite met grote instemming de coördinatie ge­noemd van chemische en biologische methoden, zoals deze bijvoorbeeld wordt toegepast in de appelboomgaarden van Nova Scotia." Senator Ribi­coff: "Zie ik het juist dat uw voornaamste bezwaar zich richt tegen het in het wilde weg gebruiken van bestrijdingsmiddelen, het gebruik als zij niet nodig zijn en een overmatig gebruik als zij wel nodig zijn?" Rachel Carson: "Dat is juist en ik vind dat in plaats van automatisch naar een sproei­werktuig te grijpen of een sproeivliegtuig te roepen, het gehele vraagstuk moet worden bezien. Wij moeten eerst nagaan of er geen andere methode kan worden toegepast. Als deze niet beschikbaar is, moeten wij chemische middelen zo spaarzaam en selectief mogelijk gebruiken, en zodanig dat de natuurlijke regulerende factoren niet worden vernietigd."


Het is niet mogelijk hier de volledige verklaringen en ondervraging van Rachel Carson op te nemen, die in het rapport ruim 40 bladzijden omvat­ten. Uit hetgeen hier wordt meegedeeld is het echter wel duidelijk dat hier een verstandige vrouw aan het woord is, met een helder inzicht in de bio­logische verschijnselen, en geen hysterica die opgewonden nonsens verkon­digt, zoals door velen wordt beweerd. Wij komen hier aan een bijzonder be­langrijk punt, dat van veel wijdere strekking is dan het probleem van de bestrijdingsmiddelen.

Vooral in politieke debatten van laag gehalte wordt vaak getracht het karakter en allerlei persoonlijke eigenschappen van de tegenstanders in een kwaad daglicht te stellen, hun woorden te verdraaien en uit het verband te rukken. Deze uitermate verwerpelijke methode wordt steeds vaker toegepast bij het beslechten van allerlei meningsverschillen, óók als het over wetenschappelijke en technische problemen gaat. Ergerlijke staaltjes hiervan heb ik herhaaldelijk van zeer nabij meegemaakt, waar­door ik steeds meer aandacht ervoor heb gekregen.

Dit bedenkelijke ver­schijnsel houdt dodelijke gevaren in voor de samenleving. De invloed van het wetenschappelijk onderzoek op het lot van de mensheid is enorm ge­stegen. Als deze in verkeerde banen wordt geleid kan dit rampen veroorzaken, [144] en feitelijk zijn deze reeds onderweg. Vele beoefenaren van de wetenschap verrichten hun taak in het volle besef van de verantwoordelijkheid die op hen rust. Wij mogen zelfs hopen dat zij een meerderheid vormen. Anderen laten zich echter door persoonlijke ambities of soortgelijke redenen verleiden tot methoden die in elke menselijke verhouding verwerpelijk zijn en in zeer hoge mate bij de behandeling van wetenschappelijke problemen. De wetenschap is in onze tijd op een hoge troon verheven, als een modern gouden kalf dat wordt aanbeden. Sommige wetenschapsmensen maken van deze situatie misbruik om zich met weinig fraaie middelen een weg te ba­nen naar een doel dat zij begeren, een beschamende houding voor mensen die door hun verstand en hun opleiding beter kunnen weten. Kritiek is nuttig en nodig en deze mag scherp zijn, maar nóóit persoonlijk, nooit smadelijk, nooit lasterlijk.


Ik heb, om het zo maar even te noemen, "het geval Rachel Carson" met aandacht gevolgd en zeer veel gegevens, publicaties en kritieken daarover verzameld. Veel daarvan is beneden ieder behoorlijk peil. Dit is niet slechts beschamend, maar ook verontrustend. Het gaat hier om zéér ernstige pro­blemen, vooral voor de toekomst van onze kinderen. Het kan niet worden geduld dat deze toekomst een speelbal wordt van lieden die enerzijds veel invloed hebben, maar die zich anderzijds onttrekken aan de grote verant­woordelijkheid die op hen rust, hetzij om persoonlijke ambities na te jagen of uit vrees voor moeilijkheden. Door de leden van de commissie werd Rachel Carsons werk stellig op de juiste waarde geschat. Senator Gruening zei: "Miss Carson, zo nu en dan in de geschiedenis van de mensheid is er een boek verschenen dat de loop van de historie belangrijk heeft ge­wijzigd. (...) Uw boek heeft dit bijzondere karakter, en ik ben van mening dat u een enorme dienst heeft bewezen."


Ongetwijfeld zal over enige tientallen jaren, in het licht van de historie, haar werk geheel anders worden beoordeeld dan in de walm van de heden­daagse hartstochten en vrij zeker in sterk positieve zin. Wij kunnen ons thans echter niet meer veroorloven het meer objectieve oordeel van een la­tere generatie af te wachten. Deze wordt gevormd door onze kinderen, die ernstige gevolgen kunnen ondervinden van onze nalatigheid.


Senator Ribicoff stelde een vraag over mogelijke nadelige genetische gevolgen van bestrijdingsmiddelen voor de menselijke ontwikkeling. Rachel Carsons antwoord kwam op het volgende neer. Door genetisch onderzoek is gebleken dat ogenschijnlijk kleine beschadigingen van de chromosomen bij de mens ernstige erfelijke ziekten of afwijkingen kunnen veroorzaken, vooral zwakzinnigheid.

Anderzijds is het bekend dat bepaalde chemische ver­bindingen, waarvan sommige als bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, een dergelijke schade aan de chromosomen kunnen toebrengen. Dit is iets geheel [145] anders dan de giftige werking, en het betrokken onderzoek moet dan ook worden verricht door genetici, hetgeen op het ogenblik in volstrekt onvol­doende mate gebeurt.

Op de vraag van Senator Ribicoff of dergelijke genetische invloeden op de mens met zijn langdurige generaties door onderzoek kunnen worden vastgesteld, antwoordde zij bevestigend, waarbij zij de aandacht erop vestig­de dat onze basiskennis over de erfelijkheid berust op Mendels onderzoek met erwten, terwijl onze kennis hierover sterk is vergroot door het onder­zoek van Morgan met bananenvliegjes, waarvan een generatie slechts tien dagen in beslag neemt. Het bijzondere bij de erfelijke verschijnselen is de sterke overeenkomst tussen de genetische systemen en de manier, waar­op chromosomen zich in alle organismen gedragen. Er zijn natuurlijk ver­schillen, maar door laboratoriumonderzoek op dieren met een snelle genera­tiewisseling zoals bananenvliegjes kunnen toch belangrijke gegevens worden verkregen omtrent eventuele genetische invloeden van bepaalde chemische verbindingen. Indien deze aanwezig blijken te zijn, dient verder onderzoek te geschieden op zoogdieren. Rachel Carson legt hier de vinger op een zéér ernstig hiaat in het betrokken onderzoek. Inderdaad is het beslist noodza­kelijk dat elke chemische verbinding die men als bestrijdingsmiddel wil gebruiken, tevoren wordt getoetst op een eventueel genetisch effect.


Senator Ribicoff nam met de volgende woorden afscheid van haar: "I certainly want to thank you very very much for being gracious and being informative, and 1 would hope that from time to time, as out studies develop, we would have che privilege of having you come back m this subcommittee at some future date."2


Rachel Carson zou echter niet meer terugkomen - tien maanden later overleed zij. Het is echter verheugend dat zij bij deze commissie de erken­ning vond waarop zij in zo hoge mate recht had, en dat zij nog het begin heeft gezien van de toepassing van meer verantwoorde bestrijdingsmethoden. Wij zijn het aan haar verplicht ervoor te zorgen dat dit eerste elan niet ver­slapt, een gevaar dat zich op het ogenblik begint af te tekenen.


Enige weken na haar verklaringen voor de commissie kwam daar de chemi­sche industrie aan het woord, bij monde van P. C. Brinkley, president van de National Agricultural Chemical Association, bijgestaan door acht deskun­digen. De bestrijdingsmiddelenindustrie wordt door sommigen afgeschil­derd als een zéér zwart schaap in de kudde, een opvatting die door mij niet wordt gedeeld, hoewel er ongetwijfeld flinke zwarte vlekken aanwezig zijn. De positie van de industrie wordt echter niet steeds duidelijk gezien, óók niet door Rachel Carson, dit blijkt althans niet uit haar boek. Op dit gebied miste zij de ervaring die voor een zuivere beoordeling van deze [146] kwestie onontbeerlijk is. Anderzijds zijn de reacties van industriële zijde weinig gelukkig geweest en soms laakbaar. Zij bevatten elementen van enige paniek, terwijl voorts onzuivere argumenten in het geding worden gebracht. Steeds wordt breed uitgemeten dat door het vinden en in de handel brengen van bestrijdingsmiddelen de volksgezondheid en de voedselvoorziening zéér zijn gediend. Daardoor doet men het voorkomen alsof de industrie in handen is van louter edele en hoogstaande lieden, die slechts oog hebben voor het welzijn van de mensheid. Zoiets gelooft natuurlijk geen mens, het wekt eerder argwaan op: als de vos de passie preekt, boer, pas op je kippen! Wij moeten dit nuchter en zakelijk zien. Een commerciële onderneming is geen liefdadige instelling, maar een bedrijf tot het maken van winst. Dit is de aap die in deze mouw zit en die men zorgvuldig verborgen tracht te houden. Ik vind dit erg onverstandig. Door het verdoezelen van een feitelijke situatie en het aanvoeren van onzuivere argumenten verzwakt men zijn positie.


Senator Ribicoff gaf de positie van de industrie kort en duidelijk weer met de opmerking: "I do not expect you to research yourself out of business."3

De heer Brinkley en andere vertegenwoordigers van de industrie ver­strekten uitvoerige gegevens over het wetenschappelijk onderzoek in hun be­drijven. Zoals ik ook uit eigen ervaring weet is dit indrukwekkend. Tenein­de één goed middel te vinden moeten 1000-2000 chemische verbindingen worden onderzocht. De kosten hebben dan al ruim één miljoen dollar be­dragen. De totale ontwikkelingskosten zijn rond twee miljoen dollar, waar­bij dan nog gemiddeld drie miljoen komen voor het bouwen van een fabriek en een half miljoen voor het opbouwen van de verkooporganisatie.


Aan tijd is er 4 tot 5 jaar mee gemoeid. Het ontwikkelen van resistentie gaat soms sneller! Dergelijke cijfers moeten voor ogen worden gehouden als de positie van de industrie wordt beoordeeld. Het geld moet er met winst weer uitkomen. Als achteraf blijkt dat het betrokken product niet voldoet, is het geld verloren, en de industrie doet ongetwijfeld alles om dit te voor­komen. Ook over sommige gevaren die het gevolg zouden kunnen zijn van de toepassing wordt onderzoek gedaan, dit is welbegrepen eigenbelang. Als door het product aantoonbare schade wordt veroorzaakt moet de fabrikant deze vergoeden. Zoiets is al meermalen voorgekomen.


Over het algemeen houdt men zich ook strikt aan de wettelijke voor­schriften. Er zijn echter bepaalde beperkingen. Een product waarop géén winst kan worden behaald komt niet in productie, ook al zou het van groot belang zijn voor de volksgezondheid en de voedselvoorziening. Als de la­boratoriumonderzoekers een vinding hebben gedaan, komt de commer­ciële organisatie in het geweer voor een marktonderzoek. Dit geeft vaak wrij­ving tussen deze beide sectoren. Enerzijds komen zeer goede vindingen niet in productie omdat er niet genoeg aan te verdienen valt, anderzijds kan [147] het voorkomen dat de betrokken onderzoekers op bepaalde gevaren wijzen, die door de commerciële instanties terzijde worden geschoven. Er zijn mij en­kele gevallen bekend waarin onderzoekers om deze reden ontslag hebben ge­nomen, en andere waarin zij dit hebben gekregen, wegens hun verzet. Enige daarvan zal ik nog noemen.


Aan het onderzoek zijn ook bepaalde grenzen. Men gaat zich niet verdie­pen in eventuele gevaren op lange termijn, zoals genetische schade, en als er aanwijzingen in deze richting zijn, zal worden getracht deze te ontzenu­wen.


De zwartste vlekken vertonen natuurlijk de verkooporganisaties.

Deze hebben slechts één doel: verkopen, en de middelen om dit te be­reiken zijn soms bedenkelijk. Een tipje van deze sluier lichtte ik reeds op bij de tapijtkever die een lieveheersbeestje was. De verkopers onderzoeken dit niet en zij weten er ook meestal niets van. Er is een mogelijkheid tot verkopen en dan verschijnen de advertenties. Enige jaren geleden verscheen in Nederlandse kranten een zeer bedenkelijke advertentie over een huishoud­insecticide in een spuitbusje. Hoewel dit verschillende giftige bestanddelen bevatte, stond er letterlijk in te lezen: "Veilig Kindje in zijn bedje? Kindje in zijn box? Spuit gerust." Als verduidelijking stonden er nog afbeeldingen in. Zoiets gaat natuurlijk zéér ver over de schreef en het draagt stellig niet bij tot de goede naam van de industrie. Toen ik dat ding onder ogen kreeg heb ik direct mijn collega's van volksgezondheid gewaarschuwd, maar ik neb niets vernomen over enige actie van die zijde.


In "Consumers Reports", een Amerikaans consumentenorgaan, verschenen twee artikelen over huishoudinsecticiden, die Senator Ribicoff in de versla­gen heeft laten opnemen. Hierin staat een geval vermeld van een meisje van 8½ maand, met een uitstekende gezondheid, dat ernstig ziek werd en spoedig daarop in een ziekenhuis stierf. Oorzaak: de kinderkamer was door een zuiveraar gespoten. Spuit gerust!


Ook volgens deze artikelen is de chronische giftigheid het gevaarlijkste risico. Voorts wordt geconstateerd dat er "natuurlijk geen veilige insectici­den zijn". Het zijn allemaal vergiften. Aangeraden wordt er geen gebruik van te maken als het niet beslist noodzakelijk is.

"Veiligheid met insecticiden begint met het vermijden van hun ge­bruik."

Vliegende insecten kunnen buitenshuis worden gehouden door middel van raamhorren. Voor bestrijding van insecten in woningen worden midde­len aanbevolen die pyrethrum bevatten, eventueel met stoffen om de werking daarvan te versterken, zoals piperonylbutoxyde. In vele landen, óók in Ne­derland, moet dit op het etiket staan. Men dient dit te bekijken, alvorens zo'n busje te kopen, en als men het gaat gebruiken dient men eerst de gebruiksaanwijzing [148] nauwkeurig te lezen. Soms staat daarop ook vermeld dat het middel "zo fris en aangenaam ruikt". Toen ik op een morgen in mijn werkkamer kwam rook ik dit óók. Er stond een spuitbusje op mijn bureau dat ik de vorige dag aan iemand had laten zien, en ik dacht dat het lek was geworden. Bij informatie bleek echter dat een werkmeisje de kamer "er eens lekker mee had opgefrist”. Die geur was met grote letters op het etiket ver­meld, en dit was wel een duidelijke demonstratie van het verkeerde ge­bruik waartoe zulke “frisse" aanduidingen kunnen leiden.


Vele van deze preparaten dienen niet voor de huishouding te worden ver­kocht. Boeren en tuinders zijn althans enigermate van de risico's op de hoog­te, maar de gemiddelde huisvrouw en vele tuinliefhebbers weten volstrekt niet welk gevaarlijk spul zij in handen hebben. Als argument om zulke dingen toch te verkopen wordt vaak het feit aangevoerd dat in de huishou­ding ook andere gevaarlijke stoffen worden gebruikt, zoals zoutzuur. Blijk­baar is men van mening dat waar reeds gevaren zijn er best nog een paar bij kunnen. Zelfs tijdens de Amerikaanse ondervragingen werd dit door sommige getuigen verkondigd.


Ik sluit mij geheel aan bij de in "Consumer Reports" gegeven raad. Deze preparaten moeten altijd als vergiften beschouwd en behandeld worden. Al­leen in uiterste noodzaak mogen zij worden gebruikt en met grote voorzich­tigheid. En nóóit bij kinderen of in ruimten waar kinderen geregeld spelen of slapen.


Afgezien van een niet gering aantal uitwassen bij verkoopmethoden, acht ik het onjuist de betrokken industrie op het beklaagdenbankje te zetten, waarbij ik wèl even mag opmerken dat ik daarmee geen enkele band heb, ik schrijf vanuit een volkomen vrije positie!


Het valt niet te ontkennen dat er iets heel erg mis is gegaan, waarvan wij echter de oorzaak moeten zoeken in ons maatschappelijk stelsel, dat geens­zins ideaal is en dit ook wel nooit zal worden. Wij moeten echter voortdu­rend blijven streven er het best mogelijke van te maken. Er is wel betoogd dat het samenstellen en verkopen van bestrijdingsmiddelen en ook van genees­middelen door de overheid zou moeten gebeuren. Op grond van mijn erva­ring in overheidszaken meen ik de verzekering te kunnen geven dat de situa­tie daardoor, zacht gezegd, allerminst zou verbeteren.

Als wij zwarte schapen willen zoeken, zullen wij juist moeten gaan kijken bij de betrokken overheids­instanties, die in vele opzichten de zaak uit de hand hebben laten lopen, als een voerman die op de bok zit te slapen en zijn paard langzaam laat voort­sjokken.


Pas na het verschijnen van Silent Spring en onder de daardoor ver­oorzaakte druk van de publieke opinie werd naar de teugels gegrepen. Ook daarmee zijn wij er nog niet. Als door een meer verantwoorde bestrijding, die onherroepelijk meer geld kost, de prijs van het voedselpakket iets stijgt, [149] wordt direct bij de betrokken ministers aan de bel getrokken, soms onder be­dreiging met politieke consequenties. Bij onze speurtocht naar zwarte scha­pen komen wij steeds weer terecht bij een aantal bedenkelijke eigenschappen van Homo sapiens. De industrie en het bedrijfsleven zijn niet bevolkt door onmensen en evenmin door engelen, maar door ... Homo sapiens.


De bestrijdingsmiddelenindustrie heeft zich een bepaalde positie verworven, er zijn kostbare laboratoriums en fabrieken gebouwd en verkooporganisa­ties ontstaan. Hierbij is iets scheefgegroeid, dat men thans recht wil trekken, voornamelijk door strengere wettelijke maatregelen. Hieraan valt stellig niet te ontkomen, maar het bedrijfsleven verzet zich hiertegen. Volgens de heer Brinkley is de bestrijdingsmiddelenindustrie een van de meest geregle­menteerde industrieën en zij heeft geenszins behoefte aan nog meer voor­schriften.


Wie hier dieper ziet, zal ontwaren dat veel onheil is gesticht door ambte­lijke tekortkomingen. Dit bleek ook tijdens de "hearings", die immers ge­richt zijn op "Government Operations". Er is gebrek aan vertrouwen ont­staan in de ambtelijke instanties, en terecht. De situatie in de USA is mij on­voldoende bekend, de Nederlandse ambtelijke wereld ken ik echter terdege, en wij zullen deze wat nader bekijken bij de bespreking van de situatie in ons land.


In algemene termen staan hier twee groeperingen tegenover elkaar, twee werelden bijna, de ambtelijke en die van het bedrijfsleven. Er is wederzijds gebrek aan begrip en vertrouwen, hetgeen een goede samenwer­king belemmert. Als er iets misloopt is het vaak het bedrijfsleven dat de klappen krijgt. Zoals in verband met het beruchte slaapmiddel, thalidomide, dat door Minister Udall werd genoemd. Het is o.a. bekend onder de namen softenon en contergan, en zoals iedereen weet was dit middel de oorzaak dat duizenden misvormde kinderen werden geboren. Maar niet in de USA!


In de meeste landen mogen geneesmiddelen en ook bestrijdingsmiddelen pas in de handel worden gebracht na goedkeuring door de volksgezond­heidsautoriteiten, in de USA door de Food and Drug Adminisaation, de FDA. Voor dit slaapmiddel, dat in Europa reeds sedert 1957 in de handel was, kwam de aanvrage in september 1960 in handen van een vrouwelijke arts van de FDA, dr. F. O. Kelsey. Zoals gebruikelijk werden daarbij vele onderzoekgegevens overgelegd, die dr. Kelsey echter niet overtuigden. Even­eens zoals gebruikelijk volgde toen een stroom van andere gegevens èn grote aandrang om de goedkeuring te verlenen. Als een firma op grond van eigen onderzoek de overtuiging heeft dat haar preparaat goed is, wordt al het mo­gelijke gedaan om de goedkeuring "erdoor te drukken", dat is mij ook uit eigen ervaring bekend, van beide partijen! Dr. Kelsey volhardde in haar wei­gering. In februari 1961 werd in een Engels tijdschrift meegedeeld dat in [150] enkele gevallen na het gebruik van thalidomide tinteling of gevoelloosheid in voeten of vingers optrad, hetgeen voor dr. Kelsey aanleiding was de goed­keuring verder op te schorten. In november van dat jaar volgde de ontstel­lende ontdekking die iedereen bekend is, het optreden van phocomelia, het ontbreken van een of meer ledematen bij baby's.


Zou de Amerikaanse aanvrager niet dankbaar zijn dat hij door de waak­zaamheid van deze kranige vrouw ervoor werd behoed de oorzaak te worden van de geboorte van duizenden misvormde kinderen? En zou de Europese fa­brikant niet hebben gewenst dat daar ook een waakzame arts was geweest die dit had voorkomen?


President Kennedy reikte aan dr. Kelsey de "President' s Award for distinguished Federal Civilian Service— uit, de hoogste onderscheiding voor Amerikaanse ambtenaren. Wat zij deed was dus een grote bijzonderheid, een uitzondering, en hierin vinden wij de aanwijzing voor de richting waarin de onvolkomenheden moeten worden gezocht. De meeste ambtelijke instanties zijn niet bij machte een hard, zakelijk maar duidelijk, tegenspel op te bren­gen. Hun beleid is onduidelijk en weifelend en de vaste lijn ontbreekt. Voor vele ambtenaren zijn zakenlieden vreemdsoortige wezens, die je niet goed kunt begrijpen, maar met wie je moet oppassen. De druk die op hen wordt uitgeoefend achten zij ongeoorloofd en lastig, maar zij weten er geen weg mee. Hierdoor ontstaan misverstanden, wrijvingen en tenslotte ernstige fouten.


Men spreekt tegenwoordig vaak over spelregels. Welnu, in de ambtelijke wereld begrijpt men weinig van de spelregels in het bedrijfsleven, althans in Nederland. De oplossing zal moeten worden gezocht in een betere samen­werking tussen overheid en bedrijfsleven. De ambtelijke instanties zullen een krachtig en vooral duidelijk beleid moeten voeren, nl. stevig moeten in­grijpen waar dit nodig is, maar dit nalaten als het niet nodig is. De zucht tot regelen brengt ambtenaren ertoe op bepaalde punten een fijn net van regle­menten uit te werken, terwijl ergens anders grote openingen blijven. Han­del loopt evenals water naar de laagste punten, in dit geval naar de punten met de minste wettelijke belemmeringen. Soms zijn deze te vinden in eigen land, maar anders langs de kanalen van de export.


Vroeger ging men met een lading kraaltjes en spiegeltjes naar de "wilden en men keerde met rijke buit terug. Thans noemen wij de betrokken landen ontwikkelingslanden, en wij willen ze zo graag helpen met de voedselpro­ductie. Daartoe moeten natuurlijk insecten worden bestreden.


Iemand uit handelskringen zei mij niet lang geleden dat de markt in West­”-Europa voor bepaalde insecticiden niet meer "interessant” was, en dat men zich meer en meer ging richten op de export naar de ontwikkelingslanden. De juiste achtergrond hiervan is, dat her gebruik van deze preparaten in het westen niet meer is toegestaan of aan beperkingen onderhevig is. Dat zij [151] blijven bijdragen tot de totale verontreiniging van het milieu, hetgeen nade­lige gevolgen heeft voor de gehele mensheid, schijnt niet tot de autoriteiten van de "hoog ontwikkelde landen" te zijn doorgedrongen. Als deze tot de conclu­sie zijn gekomen dat de toepassing van zulke preparaten niet langer is ver­antwoord, zullen ook de fabricage, het vervoer en de export moeten worden verboden. Zolang zij ergens in de handel zijn, zullen zij trouwens overal hun weg blijven vinden, ook al is het gebruik niet langer toegestaan. Als er wat te verdienen valt, zijn er altijd mensen die dit proberen en dit kan niet worden voorkomen met voorschriften.


De geschiedenis van het thalidomide is ook in andere opzichten leerzaam. De betrokken afwijking bij kinderen is onder normale omstandigheden zeld­zaam. In een aantal Westduitse kinderklinieken kwam van 1954 tot 1959 geen enkel geval voor, in 1959 echter 12, in 1960 vermeerderd tot 83 en in 1961 tot 302. Tegelijkertijd was een nieuw element gekomen in het mense­lijk milieu, het betrokken slaapmiddel. Niemand kende echter het verband tussen beide gebeurtenissen, men stond voor een raadsel, dat pas werd opgelost toen een Hamburgse kinderarts ontdekte dat vele van de betrokken moeders het slaapmiddel hadden gebruikt. Zó eenvoudig als het hier staat was het echter geenszins. De schade ontstaat reeds in de eerste weken van de zwan­gerschap, en de vrouwen herinneren zich soms niet meer dat zij het middel hebben genomen. Het onomstotelijke bewijs zou ook slechts kunnen worden geleverd door b.v. 100 vrouwen het middel gedurende de zwangerschap te geven en 100 andere niet, hetgeen natuurlijk volstrekt ongeoorloofd zou zijn.


Met deze zelfde moeilijkheid en dan nog in versterkte mate hebben wij te kampen bij de beoordeling van eventuele nadelige gevolgen die kunnen ontstaan door toepassing van bestrijdingsmiddelen. Degenen die beweren dat het bewijs daarvan in vele gevallen niet is geleverd, hebben formeel ge­lijk. Zij hebben echter ongelijk als zij belangrijke aanwijzingen terzijde schuiven als niet ter zake dienende. Wij hebben hier niet te doen met één be­paalde chemische verbinding, zoals softenon, maar met zeer vele, een gehele horde, een giftige cocktail.

Sommige daarvan werken samen en versterken elkaars werking. Deze kan directe gevolgen hebben, of indirecte doordat zij ziekten ontketent die ogenschijnlijk niets ermee te maken hebben. Hoe moeilijk de opsporing daarvan is blijkt wel uit een aantal verklaringen van artsen voor de commissie. Patiënten komen herhaaldelijk met vage klachten of met ernstige verschijnselen, waarvan de oorzaak duister is. Als dan wordt nagegaan aan welke chemische stoffen zij in hun milieu zijn blootgesteld en deze invloed wordt weggenomen, volgt vaak herstel.

Meestal gaat het om gechloreerde koolwaterstoffen of petroleumdestillaten. Vaak zijn het be­strijdingsmiddelen, soms oplosmiddelen, zoals van verf, een enkele maal een [152] oliekachel. Voor de op deze wijze veroorzaakte ziekten wordt wel de term "milieuziekten" gebruikt. In de verslagen zijn vele ziektegeschiedenissen op­genomen van patiënten, die volgens de betrokken artsen ziek zijn gewor­den door chemische factoren in het milieu. Sommigen stierven.


Dr. M. M. Hargraves, arts van de Mayo-kliniek en specialist in bloed­ziekten, hield hierover een zeer boeiend betoog. Ik betreur het dat ik het niet volledig kan overnemen, want de inzichten die hij sedert 1935 heeft ver­kregen komen sterk overeen met de mijne, die langs geheel andere weg zijn ontstaan. Ook dr. Hargraves gaat uit van de evolutie, speciaal van de mens. Deze is gedurende het miljoen jaren van zijn bestaan uiterlijk sterk veranderd. Dr. Hargraves vraagt zich echter af: "But what of the 'inner man', during this evolution?" Ook de inwendige mens moet geleidelijk zijn geëvo­lueerd. Hij is voortdurend blootgesteld geweest aan schadelijke invloeden van zijn milieu, beten en steken van insecten, bedorven voedsel, giftige planten, rook van zijn vuren en velerlei ziektekiemen. Hierdoor is ook de "inwendige mens" geëvolueerd, een proces van honderdduizenden jaren.


In de afgelopen 25 jaren is deze inwendige mens plotseling in een nieuwe wereld gekomen, die grotendeels chemisch is, en chemicaliën zijn reactief. Dr. Hargraves herinnert hierbij aan een oude waarheid, namelijk dat er geen verandering is zonder compenserende herschikking van krachten die het evenwicht trachten te herstellen. Van betekenis hierbij acht hij de chronische, verraderlijke, niet-dodelijke, herhaalde en onderbroken blootstelling, een geheel nieuw milieu, waaraan de mens zich moet aanpassen. Dr. Hatgtaves vraagt zich af of deze chemicaliën de genen binnendringen en de functie van de chromosomen verstoren. "Do they alter the arrangement of the base pairs so that new messages'machine-gun'.out to form new proteins? Per­haps unusable? Perhaps destructive? perhaps lethal? 1 think they may!"


Chemische verbindingen, die de rangschikking van de gepaarde basen AT, TA, CG en GC zouden kunnen veranderen en daardoor verkeerde eiwitten doen ontstaan, misschien onbruikbare, misschien schadelijke, misschien do­delijke... !


Volgens deze arts is aan vrijwel alle gevallen van bepaalde bloedziekten, waaronder leukemie, een duidelijke geschiedenis verbonden van bloot­stelling aan nieuwe milieufactoren. Bij sommigen treedt herstel of verbe­tering op als zij uit de betrokken omgeving worden verwijderd. "Others progress unrelentingly to finis. It is conservative to say that 50.000 individ­uals die of these yearly in the United States." Vijftigduizend sterfgeval­len! Het verbazingwekkende volgens dr. Hargraves is, dat van de 170 mil­joen Amerikanen (thans bijna 200 miljoen! ) de overgrote meerderheid zich aanpast en het overleeft. Herhaalde blootstelling zou echter meer slacht­offers kunnen gaan maken. "If all this is truc (...) then Honjo rnpienJ [153] Americana is now undergoing a new and subtle struggle for survival." Een nieuwe strijd om het bestaan!


Niemand weet dit alles zeker, ook dr. Hargraves niet, maar de vele ziektegeschiedenissen geven een verontrustend beeld. Dr. Hargraves constateert tenslotte: "Ir is an interesting commentary upon Homo's adaptability in build­ing an environment to which he may not adapt." Een woordspeling, die door vertaling verloren gaar: de geschiktheid van de mens om zich een milieu te scheppen, waaraan hij zich wellicht niet zal kunnen aanpassen.


Rachel Carson heeft in enige hoofdstukken van haar boek vele gegevens van dr. Hargraves en andere artsen verwerkt. Critici hebben haar verweten dat zij daarbij te positief is geweest, dat zij als vaststaand heeft aangeno­men wat onbewezen is. Strak wetenschappelijk gezien is dit verwijt juist. Men kan dan grote woorden gaan gebruiken, zoals "wetenschappelijk niet verantwoord", en daarmee de indruk wekken dat er helemáál niets aan de hand is. Maar dat is wél het geval! Wetenschappelijk mag dit dan niet zijn bewezen, een bewijs, dat ook moeilijk te geven zal zijn, er is een zeer sterke "circumstantial evidente", een bewijs door de omstandigheden. Om­standigheden, waarbij de mens en het overige leven op aarde plotseling in een geheel ander milieu worden gebracht, hetgeen onherroepelijk van grote invloed moet zijn op wat dr. Hargraves de inwendige mens noemt. "Kunt u zich uzelf voorstellen," zo vraagt hij, "als een open systeem met een stelsel van voortdurende stofwisselingsreacties, die elk voor zich worden geregeld door een bepaald enzym? Een beetje verwarrend, niet waar? (. . .) De meesten van ons kunnen zich zulke schijnbaar abstracte begrippen moeilijk voorstellen, hoewel zij alle bij ons aanwezig zijn en wij het zijn, de mens."


Het is inderdaad moeilijk en ingewikkeld, maar her is toch geenszins moeilijk te begrijpen dat wij te doen hebben met een uitermate fijn stelsel van werkingen, dat in een tijdsverloop van meer dan een miljoen jaren is ontstaan door selectie en "survival of the firtest', en, laat ons dit vooral niet vergeten, door uitschakeling van degenen die niet geschikt waren. Hoe zal die nieuwe strijd om het bestaan verlopen? War zal het resultaat zijn van dat aanpassingsproces aan een chemisch milieu, dat in snel tempo steeds "che­mischer" wordt?


Zal de mens, zal het overige leven op aarde dit tempo kunnen bijhouden? Hoevelen zullen ziek worden, een leven leiden van voortdurende worste­ling tegen dit nieuwe milieu, een bestaan van zich onwel voelen? Hoeve­len zullen tengevolge daarvan sterven? Is dit die "welvaart" die ons wordt voorgespiegeld, dat betere en steeds maar prettiger leven?  leder mens rea­geert anders op dat milieu. Dr. Hargraves zegt over zijn patiënten: "Ieder van deze personen is een persoonlijk geval. Hij heeft zijn eigen erfelijke ei­genschappen. Hij heeft zijn eigen bepaalde typen of soorten van blootstelling [154] aan chemische verbindingen en ik acht het een moeilijk te behandelen pro­bleem. Misschien is het zo moeilijk, dat, zoals veel van mijn collega's bewe­ren, er helemaal geen probleem is."


Dit is natuurlijk de gemakkelijkste oplossing. Gewoon doen alsof er niets aan de hand is! Maar de feiten veranderen daardoor niet! Het is onweerlegbaar dat veranderingen in het milieu aanpassingsmoeilijkheden ver­oorzaken. Het is onweerlegbaar dat dit storingen teweegbrengt, soms klein, soms groot, soms fataal. Deze feiten kunnen niet terzijde worden geschoven omdat wij niet precies weten welke deze storingen zijn en hoe zij zich precies verhouden tot bepaalde milieufactoren. Rode waarschuwingslichten flikkeren overal!


Er verschenen verscheidene artsen voor de commissie, onder wie ook dr. W. C. Hueper, sedert 1948 chef van de afdeling kankeronderzoek in verband met milieufactoren bij het "National Cancer Institute" te Bethesda, Maryland. Volgens de uitvoerige gegevens die in het rapport zijn vermeld, heeft hij een uitnemende wetenschappelijke staat van dienst, waarvoor hij verscheidene onderscheidingen kreeg, zoals de "Unired Nation's Award" van de Wereld­gezondheidsorganisatie te Genève, voor uitnemend onderzoek over de oor­zaak en de bestrijding van kanker en aanverwante ziekten. Hij ontving deze prijs in 1962, één jaar voor de "hearings".


Tijdens deze "hearings" bleek echter dat hij op een zijspoor was gezet, terwijl de faciliteiten die hij voor zijn onderzoek kreeg steeds volstrekt on­voldoende blijken te zijn geweest. Wat had hij gedaan? Volgens zijn onder­zoekingen zijn een aantal chemische verbindingen, waarvan het gebruik offi­cieel is toegestaan, kankerverwekkend, waaronder bestrijdingsmiddelen als DDT, dieldrin en carbamaten, die worden gebruikt voor de bestrijding van insecten, schimmels en onkruiden. Hij is niet de enige die moeilijkheden onder­vond als gevolg van bepaalde onderzoekingen en mededelingen hierover. Iets meer hierover is te vinden in een lijvig werk van J. I. Rodale en medewer­kers, onder de titel Our poisoned Earth and Sky. Hierin is vermeld dat dr. Hueper door een grote chemische industrie werd ontslagen omdat hij gepu­bliceerd had dat beta-naphtylamine, een stof die wordt gebruikt bij het verven van textiel, kanker verwekte bij honden. Verder deelt Rodale mee dat dr. W. E. Smith werd ontslagen door de New York University toen hij volhardde in waarschuwingen tegen de kankergevaren in de industrie. Dr. A. Vorwald werd ontslagen als directeur van het Seranao Laboratory toen hij meedeelde dat longkanker wordt veroorzaakt door chemisch stof ("chemical dust" ), dat van industrieel belang was. Dr. R. C. Page werd weggewerkt ("eased out") uit zijn functie als medisch directeur bij een petroleumindustrie om­dat hij een omvangrijk onderzoek wilde opzetten over kankerverwekkende [155] eigenschappen van chemicaliën. De betrokken industrieën worden door Ro­dale genoemd. Ik kan deze feiten niet beoordelen, maar wel weet ik dat zul­ke dingen gebeuren en niet bij wijze van uitzondering. Zij dienen scherp te worden onderzocht en in de openbaarheid gebracht. Hun gevolgen zijn veel ernstiger dan alleen het ontslag van bepaalde personen: vele anderen wagen het daardoor niet te spreken als zij dit wèl moesten doen.


In de New Scientist van 23 maart 1967 schrijft John Hillaby, biologisch adviseur van dit tijdschrift, dat in aansluiting op Rachel Carsons Silent Spring eens een boek geschreven zou moeten worden over "Silent Scientists", zwijgende weten­schapsmensen, die hij betitelt als-verantwoordelijke verwachters van gunsten (grace-hopers), de schildpadden van de behoudendheid, de stomme zwanen (mute swans, vogels die in het Nederlands knobbelzwanen heten, waardoor de woordspeling verloren gaat) van de regering en de industrie, de mannen die het weten, maar die niets zeggen, omdat zij zich niet durven verzetten te­gen de economisch machtigen en de maatschappelijk vooraanstaanden".

Deze zoölogische vergelijking met dieren die erom bekend staan dat zij "geen bek opendoen”, behalve om te eten, kunnen deze lieden dan in hun zak steken. De Amerikanen zouden zeggen "put it in your pipe and smoke it', een uitdrukking die ons oorspronkelijk veelvuldig pijprokend volk niet kent. Maar dit rookgerei is dan ook van Indiaanse oorsprong. Toch mogen wij deze wetenschapsmensen hierover niet àl te hard vallen. Zij hebben een ge­zin en andere verworvenheden waaraan zij denken. De keus is vaak moei­lijk.


Zij worden bedreigd door een verborgen en onbloedige terreur waardoor een van de fundamentele rechten van de mens wordt beknot, de vrijheid van spreken. Onze veelgeroemde vrijheid is minder groot dan wordt voorgegeven.


Ik ben geen medicus en ik kan de vele verklaringen die door een aantal artsen voor de commissie werden afgelegd niet beoordelen, Als bioloog weet ik echter dat de waarschijnlijkheid aan hun kant staat. De snelle en grote veranderingen in het milieu, het steeds "chemischer' worden, kunnen onmogelijk zonder gevolgen blijven en dan in de allereerste plaats voor jonge, nog groeiende, organismen, dus ook voor onze kinderen. Dr. Hueper eindigde met de woorden: "Wij moeten rekening ermee houden dat sommige bestrij­dingsmiddelen mutagenen zijn, en mutagenen kunnen erfelijke afwijkingen veroorzaken, en wij weten dat sommige van onze bestrijdingsmiddelen erfe­lijke afwijkingen veroorzaken bij de nakomelingen van vrouwen en van dieren die eraan zijn blootgesteld geweest. Dit is onderzocht!"


Een uitvoerige verklaring werd ook afgelegd door dr. G. Randolph, arts voor allergische ziekten te Chicago. Vele patiënten die hem consulteerden,wa­ren zó ten einde raad dat zij bereid waren tot een langdurig en vervelend onderzoek naar de oorzaak van hun ziekte. Volgens de ervaring van dr. Ran­dolph kunnen vele allergische verschijnselen het gevolg zijn van het chemische [156] milieu. Hij zei: 'Karakteristiek zijn vermoeidheid of snel vermoeid worden, hoofdpijn, pijnen in verschillende spieren of gewrichten en een lange reeks van geestelijke of gedragsafwijkingen (...), afwijkingen van het gezichtsver­mogen, irritatie van de ogen, de neus of de sinusholten, hoesten en hijgen (astma),een lange reeks van klachten over de spijsvertering, huidaandoeningen en bepaalde neurologische symptomen (...), kinderen kunnen prikkelbaar zijn, opgewonden en te zenuwachtig om zich te concentreren op hun school­werk. Het gebruik van zulke persistente bestrijdingsmiddelen als gechloreerde koolwaterstoffen is bepaald riskant ("potentially hazardous" ). Bij de een kun­nen de gastoestellen in huis van primair belang zijn (...), bij een ander kunnen het de residu's zijn van bestrijdingsmiddelen in het voedsel of an­dere toevoegingen daaraan. Er zijn veel wensen in dit land, die chronisch ziek zijn, maar die niet weten waardoor zij ziek zijn.


Van degenen die mij raadpleegden en onderzocht werden waren 75% in verschillende mate gevoelig voor een of meer factoren van het chemische mi­lieu (...). Ik heb ongeveer 2000 van zulke gevoelige mensen gezien (...). Van de verschillende aspecten zijn bestrijdingsmiddelen in de lucht of in het voedsel verreweg de ergste en het gevaarlijkst."


De belangstelling van dr. Randolph werd gewekt door het geval van de vrouw van een huisarts, die hem tussen 1947 en 1951 raadpleegde. Pas in dit laatste jaar bleek dat haar chronische hoofdpijn en neerslachtigheid werden veroorzaakt door factoren van het chemische milieu. De vrouw van een andere huisarts lag jaarlijks drie- tot viermaal in het ziekenhuis in een coma, dat optrad binnen enkele minuten nadat in de omgeving met bestrij­dingsmiddelen was gespoten. Meestal was toediening van zuurstof nood­zakelijk.


Hier hebben wij dus exemplaren van Homo sapiens die zich moeilijk kunnen aanpassen aan het chemische milieu. Hoe groot is hun aantal? Hon­derdduizenden? - Zeer zeker! - Miljoenen? - Hoogstwaarschijnlijk! - Tientallen miljoenen? - Niet uitgesloten!


Dit zijn degenen wie de welvaart geen welbehagen schenkt. Wat zijn de gevolgen voor de samenleving van de fouten en de vergissingen die zij zullen maken, van allerlei storingen in hun gezin en in hun werk? Senator Ribicoff drukte dit duidelijk uit in verband met de verklaringen van een andere arts, dr. J. H. Holmes, die een uiteenzetting gaf over de invloed van organische fosforverbindingen zoals parathion op het zenuwstelsel, waarvan hij ongeveer 1000 gevallen had onderzocht bij mensen die beroeps­halve ermee in aanraking kwamen. Daarbij bleken vaak psychische storingen op te treden. In twee derden van de gevallen trad prikkelbaarheid op, algemene vermoeidheid werd geconstateerd, bij één derde ontstond een "het kan mij niet verdommen"- houding ("don' t give a damn attitude"), vaak ook [157] vergeetachtigheid en onvermogen om zich opdrachten te herinneren.


Senator Ribicoff zei hierover: "Uw gegevens over de psychische gevol­gen van bestrijdingsmiddelen zijn belangrijk, vooral uw mededeling dat sommige personen prikkelbaar worden en twistziek tegenover gezinsleden en vrienden. Tegenwoordig spreekt iedereen over saamhorigheid, maar wat u heeft meegedeeld brengt mij op de gedachte dat een gezin dat samen gaat spuiten misschien niet samen blijft." ("A family who sprays together might not stay together." )


Dit zijn slechts enkele gegevens uit de vele medische verklaringen die voor de commissie werden afgelegd. Wij dienen goed te bedenken dat oorzaak en gevolg hierbij vooral niet mogen worden verwisseld. Hoofdpijn, pijn in de ledematen, spijsverteringsstoornissen kunnen in sommige gevallen worden veroorzaakt door factoren in het milieu, maar dergelijke verschijnselen kunnen ook geheel andere oorzaken hebben. Alleen de arts kan dit beoorde­len, waarbij het van belang kan zijn hem eventuele vermoedens daarom­trent mee te delen. Als Jantje of Marietje lastig zijn en geen zin hebben in hun huiswerk is dit zeker niet altijd het gevolg van het eten van bespoten appels of iets dergelijks. Ruim een halve eeuw geleden ging ik ook liever vlinders of andere beesten vangen dan Franse woordjes leren of sommetjes maken, en toen was van die chemische verontreinigingen nog geen sprake. Niemand moet zelf gaan dokteren, alleen de arts heeft daartoe de kennis en de bevoegdheid.


Over het algemeen tillen toxicologen, de deskundigen op het gebied van vergiften, minder zwaar aan deze problemen dan de artsen. Dr. Randolph zei hierover: "Het feit dat deze (zijn) conclusies in tegenspraak zijn met de tegenwoordig aanvaarde inzichten doet de fundamentele verschillende benadering uitkomen van toxicologen en clinici. Toxicologen doen onderzoek met dieren die aan één enkele substantie zijn blootgesteld (...). Bij be­strijdingsmiddelen gaat het om meer dan hun zogenaamde veilige toleran­tie. De gevoeligheid van verschillende personen loopt dusdanig uiteen dat de term "veiligheid" in dit verband niet gebruikt dient te worden (...). Vele gangbare en goedgekeurde bestrijdingsmiddelen zouden beter om­schreven kunnen worden als berekende gevaren dan als veilige toepas­singen."


Verscheidene toxicologen legden verklaringen af voor de commissie. Hun wetenschappelijk onderzoek is indrukwekkend en onmisbaar, maar de con­clusies die daaruit worden getrokken en de wettelijke voorschriften die op grond daarvan worden opgesteld houden weinig rekening met de omstan­digheden in de praktijk en met de mensen die deze middelen moeten toe­passen. Als in de praktijk zou worden gewerkt als in een wetenschappelijk laboratorium zouden er inderdaad weinig gevaren bestaan, maar het zijn [158] geen geleerden die deze middelen toepassen, dit moet worden gedaan door gewone mensen. Ik heb dan ook één vraag gemist bij deze verhoren: "Hebt u wel eens in de praktijk gewerkt met deze preparaten en kent u de mensen, die deze dagelijks moeten gebruiken?" Senator Ribicoff kwam daar wel dicht bij naar aanleiding van de verklaringen die werden afgelegd door dr. W. J. Darby, medicus, hoogleraar, voorzitter van de biochemische afdeling en directeur van de afdeling voedingsonderzoek van de Vander­bilt University te Nashville. Dr. Darby behoort tot degenen die alles gif­tig achten. Hij zei o.a.: "Alle substanties waaraan de mens is blootgesteld of die hij consumeert kunnen schade toebrengen en hebben daarom giftige eigenschappen (...), zoals zuurstof, water, keukenzout en vitaminen (...). Ik ben van mening dat het woord 'giftig' niet gebruikt dient te worden, alles wat wij hebben is giftig, ook water." Evenals verscheidene anderen betoog­de dr. Darby dat aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen weinig geva­ren verbonden zijn als dit op de juiste wijze en volgens de voorschriften ge­beurt. Het is interessant de vragen en antwoorden hierover even precies te volgen.


Senator Ribicoff: "Maar er zijn vele duizenden verschillende middelen in de handel. Ik meen dat dr. West er 15.000 noemde. Ik denk dat het er veel meer zijn. Hoe wilt u iedere Jan en Marie Jansen voorlichten over elk van deze 15.000 middelen afzonderlijk?"

Dr. Darby: "Ik denk niet dat iedere Jan en Marie Jansen voorgelicht worden over al deze middelen, maar ik ben van mening dat aan hen inlich­tingen en waarschuwingen gegeven kunnen worden dat zij een bepaald mid­del niet moeten gebruiken zonder speciale voorzorgen."


Hij betoogde dat door de voorlichtingsorganen duidelijke voorschriften ge­geven moeten worden en dat ook de etiketten duidelijk moeten zijn. - U bent hoogleraar?

- Dat ben ik.

- U onderwijst vele studenten en personen die reeds een graad bezitten? - Dat doe ik, sir.

- Kunnen zij uw gehele onderwijs opnemen en volgen, uw gehele onderricht? En dit zijn mensen met een hogere intelligentie dan het gemiddelde. - Ik zou de laatste zijn om te beweren dat zij alles opnemen wat hun wordt geleerd.


Waarop Senator Ribicoff opmerkte dat het bij de bestrijdingsmiddelen om een ingewikkelde materie gaat, waarover gemiddelde mensen ingelicht moe­ten worden die vaak deze producten met regelmatig gebruiken. Deze be­kwame ondervrager bracht hier een belangrijk punt aan de dag, in alge­mene termen het verschil tussen conclusies van het wetenschappelijk on­derzoek en de praktijk van het dagelijks leven Zo is voor degenen die geregeld [159] bespuitingen verrichten een ondoordringbaar spuitpak ontworpen, met een helm die hen op oude ridders doet lijken. In Nederland bestaat een voorschrift om dit te gebruiken. Als degenen die zoiets hebben ontwor­pen, op een warme zomerdag eens aldus uitgedost op een sproeimachine zouden gaan zitten, zouden zij de ervaring van hun leven opdoen, een prak­tische ervaring.

Er komt nog bij dat degenen die dagelijks met zulke pre­paraten omgaan het gevaar er niet meer van inzien. Ik heb wel eens het commentaar gehoord: "Laat die kerels zelf dat verdomde pak maar eens aantrekken", een uitstekend voorstel. In een ander geval spoot een man een gehele dag met een lekke rugspuit, waardoor zijn kleren kletsnat wer­den. De volgende dag spoot hij niet meer. Hij was dood! Hij was zo dom ge­weest de gebruiksaanwijzing niet goed te lezen.


Een gewetensvraag aan de lezer: "Leest u alle gebruiksaanwijzingen van alles wat u gebruikt???"

Senator Ribicoff deed nog een andere belangwekkende vraag aan dr. Darby. - Doctor, u bent op uw gebied een eminent geleerde. H. J. Muller, ge­neticus en winnaar van de Nobelprijs, is eveneens een eminent geleerde. Nu ben ik nieuwsgierig hoe twee eminente geleerden als u en dr. Muller het zo volkomen oneens kunnen zijn. U hebt gezegd dat Rachel Carsons boek genegeerd dient te worden. Dr. Muller noemt het met lof en zegt dat er veel in staat dat waard is te worden overwogen en te worden onderzocht. Hoe komt het dat twee zulke eminente geleerden tot zulke tegengestelde conclusies komen?

Het antwoord van dr. Darby kwam erop neer dat geleerden het vaak niet eens zijn. Senator Ribicoff boorde dieper:


- Zijn er wetenschappelijke waarheden? Zijn er sommige dingen waarover geleerden het eens zijn? Kan er een zekere graad van nauwkeurigheid ("ac­curacy") zijn, niet slechts theorie?

- Ik veronderstel dat er wel enige zijn...!

De Senator liet het er toen maar bij. Het boeiende van deze rapporten is dat zulke tegenstellingen niet slechts duidelijk aan het licht komen, maar dat zij ook op de juiste waarde kunnen worden geschat.


Er staat natuurlijk véél en veel meer in dit enorme documentatiemateriaal. Naar ik hoop heeft de lezer uit het weinige dat ik daarvan kon bespreken, toch een indruk gekregen van de wijze waarop zulke problemen in de USA worden aangepakt, de sfeer waarin dit geschiedt en de richting waarin de inzichten over bestrijdingsmiddelen zich bewegen. Hierdoor wordt geenszins de opvatting gesteund van degenen die beweren dat er weinig aan de hand is en dat rustig op de ingeslagen weg kan worden voortgegaan. Sterk over­wegend is het inzicht dat het hier over ernstige problemen gaat, die grote [160] aandacht eisen en waarover verder onderzoek beslist noodzakelijk is. Dit blijkt ook uit de samenvatting en conclusies, die 86 bladzijden omvatten.

Het is interessant de aanhef hiervan weer te geven, geen zwaarwichtige ambte­lijke taal, maar zo: "In 550 v. Chr. vertelde Aesopus de fabel van de kaal­hoofdige man en de vlieg. Een vlieg stak het kale hoofd van de man, die bij een poging deze vlieg dood te slaan zichzelf een harde klap gaf. De vlieg zei spottend: 'Je wilde de steek van een nietig insect met de dood wreken, wat wil je met jezelf doen, die de ene belediging hebt gestapeld op de andere?'

Op 16 juni 1962 werd een moderne tegenhanger van de 'belediging' bij de menselijke poging insecten te bestrijden gedramatiseerd in het eerste van drie artikelen in de "New Yorker", die het meest verkochte boek Silent Spring zouden worden. Rachel Carson gebruikte haar prachtige schrijvers­talent en de inspirerende allegorie over de zang van een vogel om een vol reservoir af te tappen van algemene ongerustheid over chemische bestrij­dingsmiddelen in ons milieu. De weerklank daarvan strekte zich uit tot de regering, de landbouw, de chemische industrie, de natuurbescherming en de wetenschap." Verder wordt dan vermeld dat dit de aanleiding was voor een onderzoek door de presidentiële commissie en "hearings", die 15 maanden duurden.


Stel u zoiets eens voor in onze officiële stukken! Misschien zouden deze dan zelfs gelezen worden, wat precies de bedoeling is van deze direct aan­sprekende benadering in de USA.

Het probleem wordt kort samengevat: "de plagen te bestrijden zonder andere vormen van leven in gevaar te brengen", kort, duidelijk en juist! Senator Ribicoff vermeldde daarbij: "Naar mijn mening zijn de tegenwoor­dige wettelijke maatregelen en voorschriften gebaseerd op de veronder­stelling dat de chemische middelen die bij de bestrijding worden gebruikt blijven waar zij worden toegepast."

Scherp en precies gezien, zoals nog nader zal blijken als wij de situatie in Nederland onder de loupe nemen.


En verder: "Vooruitgang moet niet blind zijn, integendeel, deze moet het scherpste waarnemingsvermogen hebben dat wij kunnen opbrengen. Ons doel moet een onderzoekprogramma zijn waardoor alle nodige gegevens kunnen worden verstrekt aan de beleidsinstanties."


Aldus de inzet van deze samenvatting. Het is natuurlijk moeilijk een sa­menvatting, die in verband met de vele gegevens toch reeds erg kort is, nog eens korter samen te vatten, maar ik acht het de moeite waard het te proberen, systematisch in een aantal punten.

1). Voedselpositie en gezondheid. Vast staat dat bestrijding van organismen die de voedselpositie en de gezondheid bedreigen, beslist noodzakelijk is. Het jaar 1965 is het zesde achtereenvolgende jaar, waarin de verhoging van de [161] voedselpositie is achtergebleven bij de groei van de bevolking. (Thans kan 1967 hieraan nog worden toegevoegd, terwijl de toekomst het tegendeel van een verbetering doet verwachten.) Wij kunnen ons niet veroorloven een deel van de toch al te geringe productie verloren te doen gaan door ziekten en plagen.

2). Effect van de bestrijding. Met behulp van velerlei chemische prepara­ten is het gelukt de betrokken schadelijke organismen krachtig te bestrij­den.

3). Gevolgen voor de mens. De ironie wil dat deze zelfde middelen zich hebben gekeerd tegen de mens zelf. De commissie is van mening dat daar­door op het ogenblik geen directe gevaren voor de volksgezondheid bestaan, hetgeen niet wil zeggen dat deze er in de toekomst niet zullen zijn. Onge­twijfeld wordt hier bedoeld dat er bij juiste toepassing geen directe ge­varen zijn, want de commissie constateert:

"Aan de andere kant zijn er aanzienlijke mogelijkheden tot verkeerd ge­bruik, als de middelen worden toegepast door huisvrouwen, tuinliefhebbers, gehuurd personeel, of als de gebruikers zorgeloos of onontwikkeld zijn. Dit kan door voorlichting of gebruiksaanwijzingen niet steeds worden voorkomen. In sommige gevallen - vooral voor gebruik in de huishouding - zullen dan ook verdere beperkingen van de verkoop overwogen moeten worden. On­danks het geruststellende feit dat er op het ogenblik geen overtuigende be­wijzen zijn van onevenwichtigheid (unbalance) van betekenis tussen de voor­delen en de nadelen, acht de commissie de grootte van de toekomstige ge­varen een onzekere factor. (Cursiveringen van de commissie.) De wijze waarop vele chemische verbindingen de levensprocessen in het menselijk lichaam beïnvloeden is niet bekend, in vele gevallen weten wij zelfs niet hoe insecten erdoor worden gedood. De techniek voor het bepalen van re­sidu-toleranties acht de commissie onvoldoende, vooral in verband met de grote verschillen van gevoeligheid door ziekte, leeftijd of allergische ver­schijnselen." (Wáárom, commissie, ontbreekt hier het ene, zo belangrijke, woord KINDEREN?!)

Het zal moeilijk zijn voldoende kennis te verwerven over chronische gevol­gen en kleine mutagene (erfelijkheids) of carcinogene (kankerachtige) ver­anderingen, maar hierover wordt nog weinig onderzoek gedaan. Bestrijdings­middelen doden insecten omdat zij giftig zijn, en omdat zij giftig zijn kunnen sommige, bij te hoge dosering, ziekten of zelfs de dood veroorzaken. Het is echter niet mogelijk te garanderen dat geen enkele persoon ziek erdoor wordt. (Curs. v. d. comm.) In verband met de eventuele gevolgen voor de mens zijn veel meer kennis en onderzoek nodig.


4). Gevolgen voor het ecosysteem. Ecologie is afgeleid van het Griekse woord oikos, dat huis of "home" betekent. In de biologie betreft het de [162] wederzijdse verhouding tussen levende organismen en hun omgeving of milieu, zoals klimaat, grond en, natuurlijk, ook de chemische verbindingen, die in het milieu worden gebracht. Dit alles houdt verband met elkaar, de com­missie spreekt van een structuur die op een web lijkt, waartoe ook de mens behoort. Door het ingrijpen van de mens, bijvoorbeeld door het uitoefenen van de landbouw, wordt deze structuur veranderd. Bestrijdingsmiddelen zijn echter voor soortengemeenschappen veel meer vernietigend dan landbouw. Als een minder ingrijpende methode voor bestrijding kan worden gevonden, moet deze worden toegepast. Door verarming van de gemeenschappen van planten en dieren wordt ook de dominerende soort, de mens, kwetsbaar. Bo­vendien wordt de productiviteit van de landbouw daardoor lager in plaats van hoger. Al te vaak veranderen wij het milieu voordat wij weten wat de gevolgen daarvan zijn. De mens kan niet alleen en afzonderlijk van de natuur leven, en de onderlinge afhankelijkheid is zowel geestelijk als lichamelijk. Hij is een soort met een groot aanpassingsvermogen, maar ook hieraan zijn grenzen, en het is zeker noodzakelijk beter op de hoogte te komen van het samenspel van krachten, dat hem omringt.

5). Gevolgen voor de bestreden organismen. Als een zich snel vermeerde­rende plaag aan een dodelijke chemische verbinding wordt blootgesteld, worden de wetten van de natuurlijke selectie op dramatische wijze gede­monstreerd. Er ontstaat dan een nieuwe populatie, die ongevoelig is voor de betrokken verbindingen, er schijnt geen stof te zijn die giftig genoeg is om alle exemplaren van een grote populatie te doden. (De commissie be­doelt hier ongetwijfeld stoffen die redelijkerwijs in een milieu van vele levende organismen kunnen worden gebruikt, er zijn natuurlijk vele stoffen

waarmee alle leven radicaal kan worden gedood, de moeilijkheid is, dat selectief gedood moet worden.)

6). De wijze van toepassing. De manier waarop bestrijdingsmiddelen wor­den gebruikt is een belangrijke factor. Het gebruik dient tot het strikt nood­zakelijke te worden beperkt. Spuiten "volgens de kalender" moet worden ver­meden. Er moet nauwkeuriger worden nagegaan wanneer een aantasting werkelijk schade veroorzaakt. Op landbouwers wordt zware druk uitgeoefend in de richting van overmatig gebruik.

7). Taak van de overheid. De coördinatie van de verschillende overheidsin­stanties en hun samenwerking worden door de commissie onvoldoende ge­acht, evenals de voorlichting, de wetgeving en het toezicht hierop. Het pu­bliek is pas op de hoogte gekomen van de bestrijdingsmiddelen door Miss Carsons boek.


8). Veranderde houding. De commissie constateert dat tengevolge van de "hearings" een algemene verandering ten goede is ontstaan ten aan­zien van de betrokken problemen, met de erkenning dat vele belangrijke [163] vragen daarover onbeantwoord waren gebleven. Intussen zijn reeds vele ver­beteringen aangebracht in het onderzoek, de voorlichting, de wetgeving en het toezicht hierop. Het is waarschijnlijk dat dit zonder de "hearings" niet zou zijn gebeurd. Grote nadruk wordt gelegd op de verantwoordelijk­heid van onderzoekers om naast hun wetenschappelijke publicaties een dui­delijke uitleg van de feiten te geven aan "the man in the street', teneinde emoties, geruchten en misverstanden te vermijden.


Aldus de samenvatting van de commissie, die daarmee op verheugende wijze de waarschuwingen van Rachel Carson en vele anderen ondersteunt.

Op bepaalde punten behoeft deze samenvatting een aanvulling.

Bij de ondervragingen is natuurlijk óók veel aandacht besteed aan de resistentie, die ik in een afzonderlijk hoofdstuk heb behandeld. Er is echter een zekere onevenwichtigheid in de beschouwingen en conclusies over "ver­gif” gevaren en de resistentie. In de samenvatting is aan dit laatste slechts een halve bladzijde gewijd. Vermoedelijk is dit het gevolg van de druk die door de publieke opinie wordt uitgeoefend. Het begrip "vergif" spreekt sterk tot de verbeelding, de resistentie niet. Ook uit de vele brieven die ik in de loop der jaren ontving blijkt zelden ongerustheid over de resistentie.

De verontreiniging van het milieu, van voedsel, water, lucht en grond, met giftige stoffen is een zeer ernstige zaak, waaraan op korte termijn veel zal moeten worden gedaan De resistentie is echter eveneens een bijzonder ern­stig probleem. Het is moeilijk de gevaren van deze aspecten tegen elkaar af te wegen. Ik heb echter de neiging te stellen dat op dit ogenblik en voor de directe toekomst de resistentie de ernstigste en dreigendste van beide is, een opvatting die door zeer velen wordt gedeeld. Zelfs sommige voor­standers van eenzijdige chemische bestrijding slaat de schrik om het hart vanwege de steeds toenemende resistentie, die hen en hun opvattingen steeds nauwer insluit. Zoiets laat je liever niet merken, je neemt voor­zichtig je draai en beweert dat je het óók altijd wel hebt gezegd. Geen erg sportief gebaar, maar laat ons er vrede mee hebben, de hoofdzaak is dat er een betere benadering komt.


De bewijzen voor de steeds toenemende resistentie zijn thans onweerleg­baar, daar komt niemand meer onderuit. Nergens, in geen enkel geschrift dat ik heb doorgenomen, zijn de gevaren die hieraan zijn verbonden onder één noemer gebracht - dit met verontschuldiging aan degenen die dit mis­schien wel hebben gedaan, zonder dat dit te mijner kennis is gekomen.

Tijdens de ondervragingen komt men er telkens dichtbij, maar het komt niet duidelijk uit de verf.

Ik heb het reeds genoemd, maar ik herhaal het nog eens kort:

Die éne noemer is de "strijd om het bestaan, met de survival of the fitrest”, [164] hetgeen wij hier dan maar het in leven blijven van de meest geschikten zul­len noemen. Wij hebben:

1. De mens, wiens strijd om het bestaan minder zwaar is geworden, met als gevolg een sterke toeneming van de bevolking, vooral van het percen­tage "minder geschikten". De resistentie of de weerstand van de mens is sterk verminderd.

2. De voedselproductie, waarvan hetzelfde moet worden gezegd. Vele nieuwe cultuurvariëteiten zijn zeer gevoelig voor aantasting door ziekten en plagen.

3. De insecten en andere schadelijke organismen, waarvan de strijd om het bestaan door menselijk ingrijpen zéér zwaar is geworden, hetgeen zij echter in vele gevallen met succes hebben weerstaan. Hun resistentie of weerstand is sterk toegenomen.


De verbindende factor tussen deze drie verschijnselen wordt gevormd door de bestrijdingsmiddelen. Deze staan tussen de mens, zijn gezondheid en zijn voedsel, en de belagers daarvan, insecten en hun aanhang. Vooral Neder­landers zullen dit kunnen begrijpen in termen van laaggelegen polders, die door dijken worden beschermd tegen het omringende water. Als zo'n dijk dreigt te bezwijken worden de noodklokken geluid. Door de "dijk van be­strijdingsmiddelen", die ons moet beschermen, sijpelt steeds meer water, hier en daar reeds in stroompjes. De ondermijning van deze dijk - de re­sistentie - wordt met de dag erger. In de polder gaat het leven echter zorgeloos door. De autoriteiten verklaren dat er geen enkel gevaar dreigt, de dijk is sterk en hij wordt goed onderhouden. In werkelijkheid staat hij op doorbreken, en het waterpeil in de polder stijgt onrustbarend. Zó staat het met de resistentie! De vloed van de honger komt onweerstaanbaar op. De golven van de "pestilentie" worden weer krachtiger. Na één kwart eeuw van in slaap wiegen! Het ontwaken zal niet zo plotseling gaan als bij de onstuimige vloed van een doorgebroken dijk, de vloed van de resistentie komt langzaam op, maar onweerstaanbaar. Reeds gedurende vijftien ja­ren heb ik ertegen gewaarschuwd en anderen met mij. Thans is het water­peil bedenkelijk gestegen, maar men heeft verzuimd tijdig een sterkere dijk te bouwen. Nog is het daarvoor niet te laat!


Een omissie in de Amerikaanse documenten is het feit dat nergens de sterk bedreigde positie van de kinderen blijkt. Er wordt gesproken over het gevaar voor "toekomstige generaties", uit dierproeven blijkt dat jonge dieren zeer gevoelig zijn en dat zij tijdens de zwangerschap reeds nadelen kunnen ondervinden, maar nooit wordt vermeld dat het onze kinderen en kleinkinderen zijn die de meest bedreigde groep vormen. Reeds vóórdat zij worden geboren ondergaan zij de schadelijke invloed van het milieu, die direct na de geboorte nog toeneemt.


[165] In dit verband zijn een paar cijfers vermeld in de rapporten van de "hear­ings”. Het zijn analysecijfers van DDT in moedermelk.

In 1951 werd te Washington DC de melk onderzocht van 32 moeders. Slechts in twee gevallen bleek geen DDT aanwezig te zijn, in de 30 overige gevallen werden hoeveelheden gevonden die varieerden van 0,01 ppm tot 0,80 ppm, met een gemiddelde van 0,13 ppm. In 13 gevallen was het 0,11­-0,15 ppm, in één geval tussen 0,71 en 0,80 ppm, waarmee reeds de grens is genaderd van wat in Nederland voor volwassenen toelaatbaar wordt geacht, namelijk 1 ppm. In 1961 werden nog eens 10 monsters onderzocht van vrouwen in drie andere steden. Het gemiddelde gehalte was toen 0,18 ppm, dus hoger dan in 1951. Het zijn slechts weinig cijfers, véél te weinig! Bij onderzoek van 42 moeders bleek echter slechts bij twee hunner de melk vrij te zijn van DDT.


Gegevens over andere middelen ontbreken. Ongetwijfeld is in deze melk vaak meer dan één chemische verbinding aanwezig als gevolg van de ver­ontreiniging van het milieu.


Ik tart iedere Minister, elke politicus, alle economen, in alle landen, om zonder blikken of blozen te verklaren dat dit aanvaardbaar is. Ik vraag alle artsen of zij hiervan op de hoogte zijn. Voorts zou ik willen horen waarom hierover zo weinig cijfermateriaal aanwezig is. Durft men het niet aan een diepergaand onderzoek in te stellen? Men zou het haast denken. Wie de aandacht vestigt op deze feiten krijgt direct te horen dat dit ongeoor­loofd spelen is op de emoties. Dat is het niet! Het zijn doodgewone nuchtere analysecijfers, verkregen door laboratoriumonderzoek.


Over koemelk is méér bekend. In 1962 werden in de USA daarin resten gevonden van 7 verschillende bestrijdingsmiddelen en bovendien nog van antibiotica. Van 797 monsters melk bleken 170 bestrijdingsmiddelen te be­vatten, waarvan één boven de Amerikaanse tolerantiegrens, die echter in­middels is verlaagd. Voor antibiotica lag dit gunstiger, één geval op 595 monsters. Ook met andere voedingsmiddelen komen bestrijdingspreparaten in moedermelk terecht.


Móchten er nog Ministers, politici of economen zijn die het wagen te ver­klaren dat dit aanvaardbaar is, dan zal ik hen hard om de oren slaan met een publicatie van een der beste internationale instellingen, de Wereldge­zondheidsorganisatie, alleen maar met de buitenkant.

Straks zullen wij het openen.


Er zijn lieden die met een schijnheilig gezicht erkennen dat zulke feiten natuurlijk "minder gewenst" zijn, maar dat het alternatief honger voor velen zou zijn, en dat het dan maar beter is die sporen van bestrijdings­middelen te aanvaarden. Alles is toch beter dan géén voedsel. Zulke din­gen zijn gezegd en zij zijn geschreven. Dit is een schandelijke misleiding, [166] waarbij degenen die pleiten voor betere middelen en methoden worden ge­brandmerkt als lieden die geen oog hebben voor de honger en de ziekten in de wereld.

Niemand heeft ooit ontkend dat deze krachtig moeten worden bestreden. Ontkend wordt dat wij daarvoor afhankelijk zijn van preparaten die in de periode na 1942 een belangrijke vooruitgang betekenden.


De T-Ford en andere ontdekkingen en uitvindingen waren dit in hun tijd ook, maar niemand rijdt meer in auto's die een halve eeuw geleden mo­dern waren, behalve als curiositeit.

Op het gebied van de bestrijdingsmiddelen wil men echter halsstarrig op de plaats rust maken, als een koppige muilezel, die slechts met stokslagen vooruit te krijgen is. Rachel Carson heeft het aangedurfd het beest een paar flinke stokslagen toe te dienen en het is verschrikt vooruitgestoven, onder luid gebalk. Thans heeft het weer de neiging de poten stijf te hou­den, zodat opnieuw een paar flinke tikken nodig zijn om het in beweging te houden.


Een van de zonderlingste verwijten die Rachel Carson werden gemaakt is, dat haar boek helemáál niet nodig was. De door haar gesignaleerde gevaren had men allang gezien en er werd hard gewerkt om veiliger middelen te vinden, zo in de trant van "die juffrouw hoeft ons niets te vertellen, wij wisten het zelf óók wel"!

In de samenvatting van de ondervragingen is hierover óók iets te vinden: "Sommige getuigen in overheidsdienst probeerden vanwege de algemene on­gerustheid hun tegenwoordige prestaties, te overdrijven en hun fouten uit het verleden te verdoezelen."

De beste bron waaruit blijkt dat er ook voor 1962 pioniers waren die veiliger middelen en methoden zochten is ...Silent Spring. Daaruit blijkt echter tevens hoe moeizaam dit moest gaan, tengevolge van tegenwerking en gebrek aan belangstelling.


Rachel Carson beschrijft dit in het laatste, hoofdstuk van haar boek, dat zij de titel gaf: "De andere weg". Zij leidde dit in met een citaat uit een van mijn artikelen, dat in 1956 verscheen.

Dit luidde: "Het onderzoek naar andere bestrijdingsmogelijkheden zal met kracht moeten worden voortgezet. Het zal sterk biologisch gericht moeten zijn, niet chemisch. Wij zullen moeten trachten de natuurlijke pro­cessen behoedzaam in de door ons gewenste richting te leiden, in plaats van te proberen ze met bruut geweld te dwingen. (...) Er is hier een gees­tesgesteldheid, een inzicht nodig, dat ik bij vele onderzoekers mis. Het leven is een voor ons onbegrijpelijk wonder, waar wij altijd met eerbied tegenover moeten staan Feitelijk is de noodzaak om bestrijdingsmiddelen te gebruiken een bewijs van onmacht en onwetendheid. Onmacht om de [167] natuurlijke processen zodanig te leiden en te beheersen, dat het gebruik van geweld niet nodig is. Hier past bescheidenheid en het is zeker niet gerechtvaardigd om hoog op het wetenschappelijke paard te gaan zit­ten"


Tot zover dit door Rachel Carson gebruikte citaat, dat in de Nederlandse vertaling van haar boek door “terugvertaling” enigszins afwijkt van mijn originele tekst.

Sedert het ingrijpen van Rachel Carson zijn verscheidene andere wegen beter begaanbaar geworden.