HOOFDSTUK - 14
WAT KUNNEN WIJ ERAAN DOEN?
[232] De enkeling die bepaalde misstanden of gevaren heeft doorzien, voelt zich gewoonlijk machteloos. Hij staat tegenover een groot en onoverzichtelijk staatsapparaat, een machtige industrie en andere maatschappelijke krachten, die geweldig schijnen in vergelijking met de zwakke kracht van één mens.
Maar wij staan niet machteloos!
De menselijke cultuur is vooruitgebracht door enkelingen. Rampen werden veroorzaakt door enkelingen. De geschiedenis is vol namen van mensen, die wij bewonderen of verafschuwen, naar gelang van het goede of het kwade dat zij hebben voortgebracht. Mensen die de koers van de mensheid hebben bepaald, afzonderlijke mensen, enkelingen, zoals wij allen. Ook dit boek bevat zulke namen. Algemeen bekende: Darwin, Mendel, en minder bekende, Manson, Reed, Morgan, Muller en vele anderen.
En Rachel Carson!
Eén enkele vrouw, die het met één enkel boek opnam tegen krachten die zo overweldigend schijnen. Haar woorden drongen overal door, in de Verenigde Staten, in Europa en in andere delen van de wereld, zelfs tot in de onwillige oren van degenen die niet wilden luisteren, maar die desondanks in beweging kwamen. Ik heb die gevolgen beschreven. Het kolossale staatsapparaat kwam in beweging, de industrie, de wetenschap en datgene wat wij samenvatten als de publieke opinie.
Door één enkel boek van één enkele vrouw!
Toen ik dit waarnam heb ik mij afgevraagd wat daarvan het geheim is.
Waarom sloeg dit zo in, trof dit zo diep, bracht dit met een ogenschijnlijk zo kleine kracht zoveel in beweging?
Het geheim van deze kracht is de zuiverheid van het motief!
De mens, die kan kiezen en die zo vaak een verkeerde keuze doet, die het slechte en verwerpelijke kiest, diezelfde mens heeft een uitermate fijn gehoor voor die zuivere toon. Hij neemt deze waar ondanks het overmatige gedruis in de wereld, onderbewust, maar juist in de diepte van dit onderbewuste werken de grootste krachten van de menselijke geest. Als wij dit in moleculen konden uitdrukken, zouden wij kunnen zeggen dat hij enkele moleculen van deze zuiverheid kan waarnemen, op grote afstand, ijl, ver, maar onweerstaanbaar.
Zodra er echter ook maar iets van onzuiverheid in doorklinkt, een kleine [233] wanklank van eigenbelang, neemt hij ook dit waar en het vermindert de werkzaamheid. Degenen die eigen positie verdedigen, eigen ambitie, bezit of status, weten dit zeer goed, óók onderbewust. Daarom trachten zij te besmeuren, te belasteren, verdacht en belachelijk te maken.
Achter de namen van de vele duizenden die wij uit de historie kennen, staan miljoenen die naamloos bleven, maar die evenzeer hun bijdrage leverden, klein en onopvallend misschien, maar altijd van positieve waarde en gezamenlijk een onweerstaanbaar stuwende kracht. Wij weten dit uit eigen leven. Soms zijn het slechts enkele woorden die werden gesproken of geschreven, maar die een verrassende kracht bleken te hebben, van troost en opbeuring misschien, moedgevend. Wij zeggen dan dat zij uit het hart zijn gekomen, waarmee wij bedoelen dat zij uit een zuivere bron zijn gevloeid. Een ieder die dit heeft ervaren, zal weten wat ik bedoel.
Wij zijn nier machteloos! Maar de allereerste vraag die wij onszelf moeten stellen is: uit welke bron ons handelen ontspruit, welk motief wij ervoor hebben. Het is echter moeilijk daaromtrent zekerheid te krijgen, wij bedriegen niet slechts anderen, maar vaker nog onszelf, hieraan omkomt niemand. De beste toetssteen is het effect. Als dit gering is, was de bron meestal niet zuiver. Maar niet altijd is de werking direct waarneembaar, vaker nog schijnt de poging tevergeefs. Geen enkele positieve bijdrage is echter ooit verloren, ook al kunnen wij de werking niet waarnemen.
Zelfs de wens deze waar te nemen, iets te bereiken, is reeds een vertroebeling van de zuiverheid. Rustig de weg gaan die wij voor de goede houden, meer is niet nodig, en zelfs te veel.
Voor ons ligt de vraag hoe de aarde zal zijn waarop onze kinderen moeten leven. Ik heb getracht de gevaren te schetsen die hen bedreigen. De gegevens daarvoor zijn ontleend aan vele duizenden bladzijden, waaruit een keus moest worden gemaakt. Getracht is, deze zo verantwoord mogelijk te doen zijn, ernstig en langdurig heb ik gewikt en gewogen. Steeds heb ik mij afgevraagd of de inzichten die ik daarbij verwierf niet te somber waren, of er niet meer licht in de toekomst is dan ik kan zien. Maar de conclusie bleef dezelfde, en bij elke vermeerdering van het feitenmateriaal werd deze beklemmender.
Deze conclusie is: dat het voortbestaan van de mensheid wordt bedreigd. Dat voor onze kinderen en onze kleinkinderen niet die gulden toekomst in het verschiet ligt die velen schijnen te verwachten, maar een nieuwe, harde en bittere strijd om het bestaan.
Er zal al het mogelijke worden gedaan om deze gevolgtrekking te ontzenuwen. Er zal worden gezegd dat deze "wetenschappelijk niet verantwoord is". Er zal worden gesproken over de noodzakelijkheid berekende gevaren te aanvaarden in het belang van de economie. Beweerd zal worden dat [234] de betrokken problemen de grootst mogelijke aandacht hebben en dat het wetenschappelijk onderzoek om daaraan het hoofd te bieden krachtig zal worden bevorderd. Voorgegeven zal worden dat men de situatie volkomen in de hand heeft. Voortdurend zal worden getracht de vele waarschuwende stemmen te smoren of tot zwijgen te brengen, met alle middelen die daartoe kunnen leiden, zelfs de meest verwerpelijke. Dit alles en nog veel meer zal worden gedaan, zoals het al jaren is gedaan. Gouden bergen worden in het vooruitzicht gesteld, als wij deze gidsen willen volgen: minder werk, meer loon en steeds meer wonderen van de techniek.
Wie aan deze lokroep gehoor geeft komt echter op een dwaalspoor. Maar velen hebben de valsheid in dit geluid herkend, vooral vele jongeren. Zij zoeken andere en betere wegen. Waar kunnen deze worden gevonden? Hoe kunnen wij de werkelijke bronnen van een welvarend bestaan weer zuiveren van het vuil waarmee zij zijn bedorven, de aarde, het water, de lucht en het voedsel?
In 1935, een van de jaren die voorafgingen aan de beschamendste periode in het bestaan van de mensheid, verscheen een boek van de grote historicus Johan Huizinga, met de zinvolle titel In de schaduwen van morgen. Tot verbazing van de schrijver maakte het diepe indruk, hijzelf achtte het niet het beste van zijn vele geschriften. Maar ook dit boek is geschreven vanuit de heldere bron van het zuivere motief, beweegredenen die niet zijn vertroebeld door persoonlijk streven. Thans is het vrijwel vergeten, zoals veel wat van hoge waarde is voor de menselijke cultuur. De vragen die wij stellen zijn vaak al lang geleden duidelijk beantwoord.
Huizinga schreef ruim dertig jaren geleden: "De huidige wereld leeft nauwelijks meer in een overtuigde onderscheiding van goed en kwaad. Het blijft de uiterste verlaging van menschelijk verantwoordelijkheidsgevoel, wanneer men de normen van aanvaarding en verwerping ondergeschikt maakt aan een doel, dat op een egoïsme gebaseerd is. Een nieuwe cultuur zal slechts kunnen worden gedragen door een gezuiverde menschheid."
Vanaf mijn jeugd heb ik nooit geloofd dat er iets is tussen ja en neen, tussen goed en kwaad, tussen positief en negatief. De studie van de levensverschijnselen en van vele geschriften heeft die overtuiging versterkt. Het eten van twee walletjes, het meest van de kant die veel oplevert, is niet slechts een verachtelijk bedrijf, het voert naar de afgrond. Er is maar één weg naar een hogere evolutie van de mens, en deze is als het moeizame en soms bijna onzichtbare pad naar de top van een berg. Wie in de bergen heeft geklommen weet hoe langzaam dit schijnt op te schieten, maar telkens volgt de voldoening van een breder uitzicht vanaf een hoger punt.
[235] In praktische taal: er zal hard gewerkt moeten worden. De tijd die is gewonnen door verkorting van de arbeidstijd, zal moeten worden besteed aan de oplossing van de problemen waarvoor wij staan, en niet aan zaken die ons als vrijetijdsbesteding worden voorgehouden, als wormen aan een vis.
Wij zien een staatsapparaat dat verouderd is en vermolmd door verpolitiekte bureaucratie, een wetenschap die zich te weinig verdiept in het weten dat nodig is voor het opbouwen van een betere samenleving. Dit komt nier in orde door zo nu en dan onze stem uit te brengen op mensen die ons moeten vertegenwoordigen, en her dan verder maar aan hen over te laten. Dagelijks blijkt dat daarvan niet voldoende kracht uitgaat, en wij spreken dan van falende democratie.
De werkelijke oorzaak daarvan is het gebrek aan stuwende en opbouwende krachten vanuit de samenleving. Huizinga schrijft over "publieke krachten". In de praktijk is vele malen gebleken dat hierdoor veel kan worden bereikt. Als een aantal burgers zich krachtig inzet voor bepaalde zaken leidt dit tot verbetering. Aan degenen die wij hebben gekozen om ons te vertegenwoordigen, zal duidelijk en onophoudelijk moeten worden meegedeeld hoe wij wensen dat zij dit zullen doen. In de USA schrijft men aan zijn Senator of Congresman. Als over een probleem voortdurend brieven binnenkomen, in een onophoudelijke en zo nodig toenemende stroom, zal dit tot resultaten leiden, mits die brieven kort, duidelijk, zakelijk en beslist zijn, geschreven met een redelijke kennis van zaken. Deze kennis kan worden verkregen uit boeken en andere geschriften, die door vertegenwoordigers van de wetenschap zijn gepubliceerd om de samenleving in te lichten. Burgers kunnen actiecomités vormen, en ook vanuit goed geleide verenigingen en bonden kan de nodige kracht uitgaan, zoals van bonden voor consumenten. In de USA en in vele andere landen is bewezen dat dit succes heeft.
Ook ministers kunnen zich niet veroorloven de stem te negeren die vaak wordt aangeduid met de vage term "publieke opinie". Zij tronen niet voor excellente glorie, maar om onze belangen te behartigen, en als zij dit niet doen, zullen zij eraan moeten worden herinnerd. Het is hun plicht ervoor te zorgen dat hun ministeries en andere overheidsinstellingen dusdanig zijn georganiseerd dat zij de snelle ontwikkeling van wetenschap en techniek kunnen bijhoudenen krachtig het hoofd kunnen bieden aan de problemen die hierdoor ontstaan. Als hun vragen worden gesteld moet van hen worden verlangd dat zij antwoorden met duidelijke feiten en cijfers. Daar moet echter tegenover staan dat deze niet worden misbruikt om hun het leven zuur en hun taak onmogelijk te maken. Als degenen die de moed hebben de waarheid te spreken, met stenen worden gegooid en weggejaagd, zal die waarheid niet meer worden gehoord. In plaats daarvan zullen leuzen komen, propaganda, en beloften die niet kunnen worden vervuld.
[236] Toen in 1940 de lange en bittere strijd begon tegen de duistere machten die ons van onze vrijheid wilden beroven, zei de Engelse Eerste Minister Sir Winston Churchill dat hij niets anders kon beloven dan bloed, zweet en tranen. Ik heb zijn woorden gehoord. Hij sprak de waarheid!
Degenen die ons "welvaart" beloven, een steeds betere en gemakkelijker toekomst, spreken geen waarheid. Maar velen willen dit graag horen, en daarom wordt het steeds weer herhaald. Hieraan zal pas een einde komen als wij, als de samenleving, bereid is de waarheid onder de ogen te zien en als vanuit die samenleving de nodige constructieve krachten komen. Als de "publieke kracht" sterk genoeg is en dit wenst, dan zal het water weer helder worden, de lucht zuiver, het voedsel gezond. Dan zal er een einde komen aan het onverantwoord rondstrooien van vergiften, waardoor het leven op aarde wordt bedreigd, dan zullen betere middelen en methoden worden gevonden en toegepast.
Een algehele verbetering kan niet van vandaag op morgen worden bereikt, er zal gedurende vele jaren hard voor moeten worden gewerkt. Dit werk kan echter vandaag beginnen, en het juiste uitgangspunt daarvoor is de bereidheid de werkelijke situatie onder ogen te zien, de harde waarheid. Wij staan niet machteloos, en het constructieve werk is al begonnen door vele mensen die zich van de gevaren bewust zijn. Hun weg is echter moeilijk, zij worden tegengewerkt in plaats van gesteund.
De "publieke kracht' kan hierin verandering brengen, deze kan een weg banen voor de pioniers, die met inzet van al hun krachten werken aan de oplossing van de problemen waarvoor wij staan. Onder de jongeren begint een wind op te steken, die het eeuwenoude stof uit alle hoeken kan blazen. Zij zullen echter slechts iets kunnen bereiken als zij zich de nodige kennis en inzicht verwerven en deze krachtig in opbouwende zin aanwenden, niet door het vervangen van
oude leuzen door nieuwe, geschreeuwd of rondgedragen op spandoeken.
De evolutie van Homo sapiens zal niet eindigen als hij dat zelf niet wil. Hij heeft echter een baken, een helder licht nodig op de weg die leidt van het dierenrijk waaruit hij afkomstig is naar een steeds hogere ontwikkeling tot mens.
Huizinga schreef: "Willen wij cultuur behouden, dan moeten wij voortgaan cultuur te scheppen", en verder: "Een cultuur kan hoog heeten, al brengt zij geen techniek of beeldhouwkunst voort, maar niet als zij de barmhartigheid mist."
Het is te verstaan dat velen het begrip barmhartigheid met argwaan beschouwen, het is als zoveel andere misbruikt en besmeurd met stinkend vuil van huichelarij. Als wij het schoonspoelen, verschijnt het in de oorspronkelijke glans, die een baken kan zijn. Het is niet week, niet halfzacht, het kan integendeel nopen tot scherp spreken en hard handelen. Met dit baken voor ogen kunnen wij onszelf vragen gaan stellen:
[237] Is het barmhartig het leven op aarde met niets ontziend egoïsme te vernielen en te verwoesten?
Is het barmhartig honderden miljoenen mensen waar ook ter wereld te laten verhongeren en hen af te schepen met een aalmoes, waarvoor dan nog iets wordt terugverlangd?
Is het barmhartig miljoenen kinderen, met honger in de ogen, geteisterd door ziekten, aan hun lot over te laten?
Is het barmhartig zelfs onze eigen kinderen reeds met hun eerste voedsel en hun eerste ademtocht bloot te stellen aan schadelijke en giftige invloeden? En dan tenslotte:
Is het barmhartig kinderen te doen geboren worden voor wie geen werkelijke toekomst is? Deze vraag wordt vaak ontweken. Maar wij komen er niet door het verhogen van de voedselproductie. Eens zullen er zes miljard mensen zijn, maar het moeten er geen twaalf miljard worden!
Degenen die beweren dat de aarde deze massa zal kunnen voeden, zullen de vraag moeten beantwoorden, waarom die aarde dan thans hoogstens de helft van de nog geen vier miljard mensen kan voeden die haar nu bevolken? De aanpak van het nijpende probleem van de overbevolking wordt belemmerd door dezelfde krachten waarmee ook Darwin en zoveel anderen hadden te kampen.
Geloof en levensovertuiging zijn persoonlijke aangelegenheden, maar zij houden op dit te zijn als zij de samenleving willen dwingen een keus te aanvaarden die leidt naar honger, ziekten en ondergang. Die honderden miljoenen kinderen doet geboren worden voor wie geen toekomst bestaat, geen enkele hoop, zelfs niet op voldoende voedsel.
Wij behoeven de moed en de hoop niet te verliezen, overal ter wereld vechten mensen voor een betere toekomst. Johan Huizinga, die in de zwarte nacht, waarvan hij de schaduwen had gezien, werd verbannen van de Leidse Universiteit waarvan hij een sieraad was, verdreven van eigen huis en haard, schreef in die diepe duisternis zijn laatste boek, Geschonden wereld. Nog vóórdat het licht van de vrijheid weet over de zwaar geschonden wereld begon te schijnen overleed hij, in een ballingschap, hem opgelegd door lieden die hun rampzalige weg waren begonnen met het verbranden van boeken, ontaarde zonen van een volk dat grote bijdragen heeft geleverd aan de cultuur.
Op de laatste bladzijde lezen wij: "Overal staan miljoenen menschen gereed en bereid in wie de behoefte leeft aan recht en de zin voor orde, eerlijkheid, vrijheid, rede en goede zeden. Tracht hen niet te vatten onder een categorie als democraten, socialisten of welken dan ook. Noem hen eenvoudig met een naam van edeler klank dan al deze: menschen van goeden wille, de homines bonae voluntatis..:"
[238] Met deze woorden, door deze grote historicus geschreven in de diepste duisternis van deze eeuw, wil ik besluiten. Ik heb getracht te waarschuwen voor gevaren, die ik steeds duidelijker ben gaan zien, en ik heb wegen aangegeven, waarlangs zij zijn te voorkomen of te verminderen. Ik weet niet of ik hierin ben geslaagd en evenmin of mijn woorden zijn gevloeid uit de heldere bron van het zuivere motief, dit weet niemand van zichzelf. Ik leg ze u voor, zoals zij zijn geworden, in de hoop dat zij althans iets ertoe zullen bijdragen deze aarde tot een plaats te maken, waar het ook voor onze kinderen en degenen die na hen komen goed wonen zal zijn.
Wageningen september 1965 - april 1967