© www.dode-lente.nl   


 HOME


een terug

 SITE  DODE-LENTE.NL

Gedeelte uit


De start ten aanzien van chemische gewasbeschermingsmiddelen was de Bestrijdingsmiddelenwet 1947 en het Bestrijdingsmiddelen-besluit 1948.  Dit laatste verplichtte de fabrikanten bepaalde gegevens aan de overheid te verschaffen en de overheid deze te evalueren. Hoewel genoemde wet en besluit in hoofdzaak de deugdelijkheid van de middelen regardeerde werd door een continu officieus overleg tussen Landbouw (PD), de Arbeidsinspectie en het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid, de aspecten risico's voor de toepasser en de consument geëvalueerd en passende aanwijzingen gegeven bij de toelating en op het etiket.


De wetswijziging van 1962 verschafte een beter arsenaal met betrekking tot de door de fabrikant te verschaffen gegevens en de verplichting van de overheid en de daarvoor door deze aangewezen instanties zich te overtuigen  (in het licht van de bestaande kennis), dat voor het verlenen van een toelating redelijke  zekerheid  voorhanden  was met betrekking  tot  afwezigheid  van schadelijke nevenwerkingen, waarbij naast de gezondheid van de toepasser en van de consument  mogelijk optredende onaanvaardbare milieubeïnvloeding mede overwogen moest worden. De wet Milieugevaarlijke stoffen, die tot het verschaffen van overeenkomstige, doch minder gedetailleerde gegevens zal verplichten, voordat een nieuw chemisch middel, in welke  uitvoeringsvorm dan ook, in het verkeer wordt gebracht, en die mede uitvoering  geeft aan het z.g.  6e ammendement van de EEG-richtlijn inzake Gevaarlijke stoffen, is nog niet in werking. De definitieve parlementaire behandeling is nog niet afgerond en invoering kan niet voor 1986 verwacht worden.


Tekst in De Tijd 1960-02-27

Doodskopetiketten

Gelukkig zijn er enkel veiligheidskleppen. Daar is allereerst de wet bestrijdingsmiddelen en meststoffen van 1947, die voorschrijft dat alle middelen door de P.D. moeten worden gekeurd.

BRON www  http://www.milieufocus.nl/factsheets/b/bestrijdingsmiddelenwet.html

Bestrijdingsmiddelenwet

Geschreven door Joost   

dinsdag 18 november 2008 16:13

(Vervallen per 17 oktober 2007)


De Bestrijdingsmiddelenwet (Bmw) dateert uit 1962 en bevat bepalingen over de toelating, het gebruik, de opslag, de verpakking en de etikettering van bestrijdingsmiddelen zoals gewasbeschermingsmiddelen en biociden.


Relevantie

Deze wet stelt algemene regels aan bestrijdingsmiddelen vanuit het oogpunt van geschiktheid voor het bestemde doel en van veiligheid en gezondheid van mens en dier.


Uitwerking

De kern van de Bmw wordt gevormd door de bepalingen betreffende:


Gewasbeschermingsmiddelen

Niet-landbouwbestrijdingsmiddelen

Gewasbeschermingsmiddelen zijn stoffen die de functie hebben landbouwgewassen te beschermen tegen ongewenste organismen, zoals insecten, micro-organismen of virussen.


Niet-landbouwbestrijdingsmiddelen worden buiten de landbouw gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn houtverduurzamingsmiddelen en desinfecteringsmiddelen voor zwembaden.


Als bevoegd gezag voor de Bmw zijn zowel de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), als de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verantwoordelijk voor de uitvoering van dit besluit.


Het doel van de Bestrijdingsmiddelenwet is tweeledig:


De wet bepaalt in hoofdlijnen de toelating, het gebruik, de verpakking en de etikettering aan de gebruikerskant.

Zij bepaalt anderzijds de maximaal toegestane gehaltes van bestrijdingsmiddelen op voedingsmiddelen die bestemd zijn voor de mens.

De vereisten die aan de toelating van een bestrijdingsmiddel worden gesteld, zijn in artikel 3 van de wet bepaald. Een bestrijdingsmiddel:


Moet voldoende werkzaam zijn

Mag geen schadelijke uitwerking hebben op de gezondheid van mens en dier of op het grondwater

Mag geen voor het milieu onaanvaardbare effecten hebben

Mag alleen een werkzame stof bevatten die is opgenomen in de bijlage van de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn (91/414/EEG)

NB: de Bestrijdingsmiddelenwet is op 17 oktober 2007 vervangen door de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.


Gerelateerde factsheets

Bedreigingen van de gezondheid

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden


Laatst aangepast op maandag 30 juni 2014 09:39

BRON: http://www.milieufocus.nl/factsheets/w/wet-gewasbeschermingsmiddelen-en-biociden.html


Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Geschreven door Joost   

woensdag 19 november 2008 08:46

De nieuwe Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden bevat naast regels voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ook regels voor het gebruik van biociden. Biociden zijn alle andere bestrijdingsmiddelen, zoals middelen om ongedierte te bestijden.


Relevantie

De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vervangt de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en alle afgeleide besluiten en regelingen.


Uitwerking

De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden is op 17 oktober 2007 in werking getreden. Deze wet is eenvoudiger dan de Bestrijdingsmiddelenwet uit 1962 en bestaat slechts uit:


Eén wet

Eén Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB)

Eén regeling

De wet bevat niet alleen verplichtingen rond gewasbeschermingsmiddelen, maar ook voor biociden.


De wet maakt duidelijk onderscheid tussen professionele gebruikers die een bewijs van vakbekwaamheid moeten hebben en niet-professionele gebruikers (vaak particulieren) die zo'n bewijs niet nodig hebben. Professionele gebruikers mogen in bepaalde gevallen ook toelating van middelen aanvragen.


In Nederland mogen alleen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, verhandeld of in voorraad worden gehouden die zijn toegelaten. Het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB) ziet hierop toe.


Andere directe verplichtingen vanuit de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn:


Het verbod op vliegtuigspuiten per 1 oktober 2012

De verplichting om een gewasbeschermingsplan op te stellen

De verplichting om grondontsmetting te melden

De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden maakt het beleid transparanter en inzichtelijker doordat 58 besluiten en ministeriële regelingen en de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 worden vervangen door één wet, één algemene maatregel van bestuur (AMvB) en één ministeriële regeling.


Bovendien zijn de handhavingsmogelijkheden verbeterd doordat nu ook bestuurlijke sancties mogelijk zijn, zoals een boete.


Gerelateerde factsheets

Bedreigingen van de gezondheid

Bestrijdingsmiddelenwet


Links

Helpdesk Water

Wet Gewasbeschermingsmiddelen en biociden


In MAP Trouw 1998-02-21


Besluit Milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen, dat veel strenge criteria bevat ter bescherming van het milieu, immers al sinds 1 februari 1995 van kracht.


BRON: https://edepot.wur.nl/380395  (onbekend oorsprong)

Datering vóór 1988


De Bestrijdingsmiddelenwet en de waterverontreiniging


DR. J. A. VAN HAASTEREN

Ministerie van VROM


De toelating van de bestrijdingsmiddelen

De bestrijdingsmiddelenwetgeving in Nederland dateert uit 1947. Toen werd de Bestrijdingsmiddelen- en Meststoffenwet van kracht om de boeren meer zekerheid te kunnen geven over de deugdelijkheid van de op de markt te brengen produkten.

De huidige Bestrijdingsmiddelenwet dateert uit 1962. De stoffen konden vanaf die tijd worden onderworpen aan een beoordeling van de risico's voor de volksgezondheid.

Rachel Carson waarschuwde in Silent Spring (1962) voor het feit dat van de meeste bestrijdingsmiddelen te weinig gegevens bekend waren voor een goede beoordeling.

De Bestrijdingsmiddelenwet 1962 werd in 1975 gewijzigd om de milieubescherming een grotere plaats te geven bij de toelating van de bestrijdingsmiddelen. Wegens gebrek aan gegevens was dit niet direct mogelijk.

De risico's voor het grondwater konden niet betrouwbaar worden beoordeeld en evenmin het gedrag in oppervlaktewater en de giftigheid voor waterorganismen. Er werd een uitgebreid onderzoekspakket opgesteld met een ruime aandacht voor het gedrag van de stoffen in het oppervlaktewater en de giftigheid voor waterorganismen.


Voor nieuwe stoffen was dit onderzoek nodig voor de toelating. Bij de stoffen die al op de markt waren moest dit onderzoek alsnog worden uitgevoerd. Op dit moment worden deze stoffen op basis van deze gegevens opnieuw beoordeeld. Bestrijdingsmiddelen komen alleen vooreen (hernieuwde) toelating in aanmerking als onder meer aan de randvoorwaarden die vanuit de milieubescherming worden gesteld, wordt voldaan. Voor wat het oppervlaktewater betreft betekent dit dat de stof niet mag accumuleren in de waterbodem en dat de verwachte concentratie in het water de voor waterorganismen schadelijk geachte grens niet mag overschrijden. Deze wordt afgeleid uit de LC-50 resp. EC-50 waarden door een veiligheidsfactor in rekening te brengen.

Indien de basiskwaliteitsnorm van toepassing is wordt daar vanzelfsprekend ook aan getoetst. Vóór 1990 zullen alle oude bestrijdingsmiddelen, ongeveer tweehonderd in getal, zijn herbeoordeeld.

De milieu-gegevens zullen in samengevatte vorm worden gepubliceerd zodat men zich een oordeel kan vormen over de eigenschappen van de stoffen.


De emissie naar het oppervlaktewater

Het gebruik van de bestrijdingsmiddelen in de landbouw heeft, zeker bij de gangbare toepassingstechnieken, onvermijdelijk een verspreiding buiten de behandelde percelen tot gevolg. Drift van spuitnevels is een belangrijke factor bij de emissie naar het oppervlaktewater. Ook door uitspoeling en afspoeling komen bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater terecht. Zeker waar landbouwgronden gedraineerd zijn kan deze emissie relatief hoog zijn.

Een bijzonder probleem vormen de teelten in kassen. De doorspoeling van de grond, het afvloeien van condens- en spoelwater en delozing van de vloeistoffen uit de substraatteelt maken de emissie bij dit type bedrijven naar verhouding groot.

Problemen ontstaan ook bij het spuiten van taluds, het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de watergangen of op droge slootbodems en bij het vullen en spoelen van de spuittanks.


Bestrijdingsmiddelenwet in oppervlaktewater

Het voorkomen van bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater wordt door verschillende instanties onderzocht.

In opdracht van de Hoofdinspectie van de Volksgezondheid voor de Milieuhygiëne voert het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en de Milieuhygiëne (RIVM) sinds 1969 onderzoek uit. Vanaf het eind van de jaren zeventig is dit onderzoek speciaal op de landbouwgebieden gericht door een aparte regio in het onderzoek op te nemen en daar te letten op de meest gebruikte middelen. Zo is onderzoek uitgevoerd in Delfland, de Anna Paulownapolder, en de bollenstreek in Rijnland en zullen in 1988 de Haarlemmermeer en het kassengebied in het Westland worden onderzocht. Vele bestrijdingsmiddelen werden aangetroffen.

In schadelijke hoeveelheden kwamen voor:

HCB, endrin, endosulfan, carbendazim, methylbromide, bromide, dinoseb, triazofos, pyrazofos, heptenofos, malathion, parathion, azinfos-methyl en dichloorvos. De laatste zeven verbindingen maken deel uit van de groep van choline-esteraseremmende stoffen.

De hoogst gevonden waarde voor deze groep kwam voor in het Westland en overschreed de basiskwaliteitsnorm uit het IMP-Water met een factor 5.000.

De in het Westland bestaande plannen voor een nieuw afwateringssysteem om het afvalwater van de kas-bedrijven te verzamelen en af te voeren naar de Nieuwe Waterweg of de Noordzee verdienen dan ook geen aanbeveling, indien niet wordt voorzien in een effectieve sanering van de bron of eventueel eindzuivering.

Ook een aantal waterkwaliteitsbeheerders voert meetprogramma's uit. Hierbij wordt tot nu toe vooral gelet op de bestrijdingsmiddelengroepen die in het IMP-Water zijn genoemd: de organochloor-bestrijdingsmiddelen en de choline-esteraseremmende stoffen. Er blijkt bij de waterbeheerders een duidelijke behoefte te bestaan deze meetprogramma's te moderniseren en deze te richten op de in hun regio gebruikte bestrijdingsmiddelen.

Problemen zijn tot nu toe onder meer geconstateerd bij kwik, arseen, endosulfan, lindaan en pentachloorfenol en de cholineesteraseremmende stoffen.


Waterleidingbedrijven die oppervlaktewater gebruiken voor de bereiding van drinkwater controleren de kwaliteit ervan op het gehalte aan bestrijdingsmiddelen. Het Gemeentelijk Waterbedrijf Groningen dat al sinds het begin van deze eeuw de Drentsche Aa als belangrijke bron gebruikt vindt de laatste jaren concentraties die de grenswaarden voor bestrijdingsmiddelen uit het Waterleidingbesluit, 0,1 /tig/l voorde afzonderlijke stof en 0,5 /xg/1 voor het totaal, beduidend overschrijden. Problemen zijn ontstaan door atrazine. simazin, dinoseb, dichloorpropeen, dichloorpropaan en mecoprop.

De herbiciden atrazin en simazin worden overigens in vrijwel het gehele aquatische milieu aangetroffen als gevolg van de ruime toepassing en de persistentie en mobiliteit.


Effecten op waterorganismen

Uit onderzoek dat in het Westland is uitgevoerd is gebleken dat het waterecosysteem alarmerend is aangetast. In de buurt van de kassen zijn vele waterorganismen verdwenen.

Bij boomgaardbespuitingen wordt regelmatig vis-sterfte geconstateerd. In de gebieden met aardappelteelt worden veelvuldig organotinbevattende middelen met vliegtuigen verspoten. Dit leidt tot schadelijke concentraties van deze middelen in het aangrenzende oppervlaktewater. Dit is eveneens het geval bij de grondontsmetting met dichloorpropeen.


Oorzaken

De problemen ontstaan vooral met de oude bestrijdingsmiddelen, die voor het grootste deel nog niet aan een goede milieubeoordeling zijn onderworpen. Aan deze groep van middelen, die voor het grootste gedeelte al vóór het begin van de jaren zeventig is toegelaten is de laatste jaren veel milieuonderzoek uitgevoerd.

De stoffen zijn veelal persistent (halfwaardetijd van meer dan 2 à 3 maanden) en mobiel in het milieu. Tevens zijn veel van deze stoffen giftig voor ook andere organismen dan die welke bestreden moeten worden.

De oude bestrijdingsmiddelen worden tegenwoordig nog veel gebruikt. De middelen die al vóór 1962 zijn toegelaten hebben nu, in hoeveelheid gerekend, een marktaandeel van bijna 90%. Het aantal stoffen van vóór 1962 is thans 38% van het totaal.


Ontwikkelingen

Bestrijdingsmiddelenwet


Wet verontreiniging oppervlaktewateren


Met de Bestrijdingsmiddelenwet kunnen de problemen van de emissies van de bestrijdingsmiddelen slechts ten dele worden beheersd. Voor een goede bescherming van de kwaliteit van het oppervlaktewater zijn aanvullende maatregelen krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren noodzakelijk te achten.

     BRON en KNIPSEL


Naar knipsel

en bron

https://edepot.wur.nl

/380395

     BRON en KNIPSEL


 /  WETGEVING - eerste aanzet

ni/nf