© www.dode-lente.nl
HOME
een terug
Boek DODE LENTE
voorgaande |
1960 - 1969 lijst |
volgende |
/ 1960-1969 / DIVERSE 1960-11-19a
Maar niet alleen bij vliegen constateerde men een immunisatie. Ook bij mijten, muggen en kevers vonden de wetenschappelijke onderzoekers een versterkte weerstand bij nieuwe geslachten. Er ontstond een ware nek-aannekrace, die tot op vandaag nog niet is geëindigd. Integendeel, de insekten hebben nog steeds een ruime voorsprong en men hoeft nu niet direct een zwartkijker te zijn om zich daarover zorgen te maken, heel ernstige zorgen. Het aanpassingsvermogen van de insekten blijkt nog veel groter te zijn dan men uit ervaring wist, en de voortplantingssnelheid is eenvoudig verbijsterend (hoewel men daar natuurlijk toch wél van op de hoogte was).
Er zijn al verschillende insekten, en mijten die — op het ogenblik — eenvoudig niet te verslaan zijn. Zo heeft men op het ogenblik een harde dobber met „spint”, mijten die zich uitstekend op hun gemak voelen in boomgaarden en in kassen. De chemische industrie heeft dan ook meermalen het verwijt te incasseren gekregen, dat zij maar produceert en produceert zonder aan de bestrijding op langere termijn te denken. Daarbij komt ook dat er vooral in de beginperiode nogal nonchalant met de stoffen is omgesprongen. De chemici zijn niet ongevoelig voor de kritiek, en zij zien ook zelf in dat de meeste pesticiden te weinig selectief zijn, d.w.z. hun werkingsgebied is te groot. Enerzijds wil men de middelen zo krachtig mogelijk maken om immunisatie te voorkomen, anderzijds weet men nog te weinig van de aangrijpingspunten van de vergiften om ze op groepen of soorten van dieren te kunnen „afstemmen”. Er zijn uitzonderingen: van het veelgebruikte, zeer giftige parathion b.v. is bekend dat het de prikkeloverdracht tussen de zenuwen onderling en tussen zenuwen en dwarsgestreepte (onwillekeurige) spieren verhindert, waardoor verlammingen optreden. Maar parathion doet dat bij alle dieren en is dus weinig selectief. De gevolgen van de te grove werking zijn dikwijls rampzalig voor „onschuldige” dieren. Zo zijn er niet lang geleden in Oostelijk Flevoland enkele bijenvolken gedood omdat zij bij een bespuiting niet tijdig waren opgekorfd. Herhaalde malen zijn de nijvere honingzoekers het slachtoffer geworden van Die1drin bespuiting op koolzaad.
En zeer recent zijn er verontrustende berichten gekomen over de grote sterfte onder postduiven door landbouwvergiften. Naar rapporten van de duivenhouders zijn ware slachtingen aangericht. Er is alle reden om aan te nemen dat de duiven geen uitzondering vormen, en dat de gehele vogelstand enorme verliezen lijdt. De oorzaak is veelal niet te wijten aan de middelen zelf, maar aan de wijze waarop ze door sommigen worden toegepast.
Dit heeft dan ook tot heftige verwijten geleid tot de chemici: „Door de massale uitroeiing van vogels en insekten wordt het biologisch evenwicht verstoord. Nu is het biologisch evenwicht een dubieuze, om niet te zeggen fictieve zaak. Er zijn altijd verstoringen van de natuurlijke orde, daarop volgt een compensatie, die op haar beurt wordt gevolgd door een storing (door ons meestal een „plaag” genoemd). Als er ooit een natuurlijk evenwicht is geweest, dan heeft de mens dat bij zijn eerste kampvuurtje al grondig verstoord; alles wat wij nadien hebben gedaan is knoeien om onze verstoring enigszins teniet te doen.
Men staat intussen niet alleen voor de keus: óf insecticiden gebruiken óf het nalaten. Men moet het ene doen, en het andere niet vergeten. Dat andere bestaat in de eerste plaats uit het kweken van „tegen-insekten”, schimmels, virussen en aaltjes, resistente rassen, en daar wordt onder meer in Wageningen druk aan gewerkt.
Er worden gecompliceerde, soms jaren durende proeven genomen, bekende rassen worden gekruist met nieuwe, doorgaans wilde planten. Het is een taai geduldwerk, maar het wordt met grote vasthoudendheid en enthousiasme gedaan. Vele wetenschapsmensen zijn van oordeel dat resistentie de enige weg is om aan de greep van de vernietigers te ontkomen.
De resultaten zijn al merkbaar. Niet alleen heeft Amsterdam zijn tegen iepenziekte bestande iepen gekregen, maar ook groeit het aantal resistente voedingsgewassen gestadig.
Een ander effectief middel is de biologische bestrijding, hoewel de werking daarvan door de natuur zelf wordt beperkt. In principe is het natuurlijk juist om de natuurlijke belagers van schadelijke insekten te hulp te roepen.
Als Lieveheersbeestjes dol zijn op de gevaarlijke (virusoverbrengende) bladluizen, waarom zou men dan geen Lieveheersbeestjes gaan kweken inplaats van gevaarlijke gifstoffen te fabriceren? De gedachte is natuurlijk gezond maar zodra de parasieten zelf verdwijnen, worden ook de bestrijders daarvan zeldzaam: hun voedsel raakt op. Het gevolg is dat men een jaar later weer opnieuw kan beginnen. Niettemin is er in de Verenigde Staten een fabriek, die zich al jarenlang bezighoudt met de fabricage van. . . Lieveheersbeestjes.
En op verschillende plaatsen zijn uitstekende resultaten bereikt met de rekrutering van natuurlijke vijanden: in Californië heeft een schildluis tijdelijk het onderspit moeten delven en in Zuid-Afrika werd een graanluis met succes bestreden.
Maar het laatste woord heeft biologische bestrijding ook niet, want vele parasieten en ziekteverwekkers hebben geen natuurlijke vijanden. Aardappelziekte, Valse en Echte meeldauw in de wijnbouw, Schurftzwam in appel en peer zijn alleen maar te bestrijden door chemische middelen (en door resistente rassen te kweken uiteraard).
De wetenschap heeft echter ontdekt, dat de mogelijkheden op dit gebied nog niet zijn uitgeput. Naar verluidt heeft een Canadese onderzoeker bacteriën gevonden die schadelijk insekten vernietigen maar onschadelijk zijn voor mens en plant. Als de berichten juist zijn belooft deze ontdekking van enorme waarde te worden. En misschien is er op dit gebied nog veel meer te vinden, maar dan moet er geld beschikbaar worden gesteld.
Het ligt in de lijn der dingen dat de chemische industrie zich niet bezig zal houden met research naar biologische bestrijdingswijzen en resistentie, zij heeft daar geen enkel commercieel belang bij. Integendeel.
Dat onderzoek wordt dus overgelaten aan de overheidsinstellingen en die zijn in vergelijking met het vrije bedrijf altijd krap bij kas. Het zou aardig zijn om zich voor te stellen hoe veel resistente gewassen er zouden zijn, indien de regeringen evenveel geld beschikbaar stelden voor speurwerk als de chemische industrie doet. En dat bedrag is niet gering, hoewel de industrie uiterst geheimzinnig is met getallen.
Dr. Hartsuijker schat de omzet van pesticiden op ƒ 25 miljoen per jaar in ons land. Daarbij komt dan nog een export die waarschijnlijk even belangrijk is als de binnenlandse afzet. (België importeert bijvoorbeeld 60 percent van zijn pesticiden uit ons land).
Behalve de resistentie en het te hulp roepen van natuurlijke vijanden ontwikkelt de mens nog meer geraffineerde bestrijdingswijzen: het steriliseren van dieren, zodat de voortplanting wordt geremd. In Amerika heeft men dit op grote schaal gedaan met de blauwe schroefvlieg, die enorme schade veroorzaakte aan de veeteelt. In een laboratorium kweekte men daartoe (op een wekelijks mengsel van 36.000 kg paardevlees overgoten met 17.000 litér bloed) enorme hoeveelheden vliegen. De mannetjes werden ongeveer zes minuten blootgesteld aan een kobalt-bestraling en vervolgens losge laten. De resultaten van deze eenzijdige atoomoorlog waren uitstekend.
Een nog spitsvondiger verdelgingsmethode is het extraheren van reukstoffen uit vrouwelijke insekten, waaraan de mannetjes onmogelijk weerstand kunnen bieden, en zo gevangen worden.
De chemici zorgen er voor dat zij bij de tijd blijven. Met trots hebben zij onlangs hun laatste trouvaille gepresenteerd: een soort absoluut wapen, dat slechts één soort insect aantast. Het diertje zelf blijft na de behandeling leven, maar het brengt levenloze jongen voort. „Nu is er werkelijk toch geen reden meer tot pessimisme zeggen de witgejaste mannen, en zij wrijven zich tevreden in de steriele handen.
Maar er zijn nog wel aanleidingen om zich zorgen te maken. Behalve de resistentie zijn aan het gebruik van pesticiden nog meer bezwaren verbonden: praktische nadelen, die iedereen kent, en waar de chemische industrie part noch deel aan heeft. Daar zijn in de eerste plaats de sterfgevallen door landbouwgiften, die een nog tragischer accent krijgen als het om kinderen gaat. Maar als regel zijn deze ongelukken veroorzaakt door slordigheid zo langzamerhand kan niemand zich meer beroepen op onwetendheid,
Hoe ernstig en betreurenswaardig deze ongelukken ook zijn, voor de betrokkenen, ze vallen nooit helemaal te vermijden. Er zullen altijd auto 's tegen elkaar botsen, injecties verkeerd worden toegediend en er zullen altijd mensen zijn die het vertikken om de voorzorgsmaatregelen in acht te nemen.
Maar in Wageningen maakt men zich groter zorgen over de voortdurende toediening van giftige stoffen aan de bodem. Vele pesticiden zijn weliswaar van organische aard en breken meer of minder snel af onder invloed van weer en vind. Er blijven echter ook elementaire giftige stoffen die niet afbreken: arsenicum, Parijs groen, loodarsenaat, natrium arseniet en verschillende kwikmiddelen. De hoeveelheden die per jaar worden verspoten zijn misschien gering, maar de verantwoordelijke mensen hebben te rekenen met vijftig, honderd jaar, en dan wordt de zaak anders. Arsenicum — dat wordt gebruikt o.m. om aardappelloof te doden - heeft al moeilijkheden gegeven op dalgronden en in de veenkoloniën doordat er te grote concentraties kwamen.
Men hoeft geen Edgar Allan Poe te zijn om zich te kunnen voorstellen wat er gebeurt als de landerijen en het grondwater langzaam maar zeker worden verpest door te grote gifconcentraties. Dat heeft natuurlijk weer gevolgen voor het drinkwater. Ons water komt nu eenmaal uit hetzelfde gebied als dat waarin de riolen uitmonden. Rotterdam heeft al giftige fenolen afkomstig van de Duitse industrie met het drinkwater meegekregen, maar dat is een ander verhaal. Een andere zorg is wat er gedaan moet worden met lege verpakkingen en met restanten pesticiden die niet meer gebruikt worden. En dan de restanten. Direct na de oorlog zijn er bijvoorbeeld grote hoeveelheden calciumarsenaat ingevoerd om de Coloradokever te bestrijden. Niet lang daarna echter kwam het veel veiliger en doelmatiger DDT, met het gevolg dat er nu her en der bij de tussenhandel en in boerenschuren nog calciumarsenaat staat. Dr. Hartsuyker schat de totale hoeveelheid op 20 tot 30 ton, genoeg om de hele Nederlandse bevolking uit te roeien.
BRON Delpher: Algemeen Handelsblad 1960-11-19 volledig in MAP
GUERRILLA TEGEN DE VEELPOTIGEN
Chemische middelen beschermen... en bedreigen de mens
Er zal een dag komen dat insekten rondkruipen op de lijken van de “laatste mensen ter aarde”. Dat is de sombere voorspelling van een groep wetenschapsmensen die wéten waarover zij praten. En, zij zijn nog optimistisch vergeleken bij hun collega's die beweren: „Het laatste levende wezen op aarde zal een insect zijn, ondanks de bestrijdingsmiddelen.”
Daartegenover staan dan de chemici, die verbeten profeteren: „We zullen ze eronder krijgen, die vliegen, luizen, mijten, rupsen en kevers. We zullen ze net zo lang volstoppen met giftige stoffen tot ze de poten omhoog steken. We zullen ze bespuiten en bestralen, we zullen ze steriel maken. We zullen hun immuniteit ondermijnen.”
[....]
De geschiedenis van de bestrijdingsmiddelen begint eigenlijk pas in de tweede helft der vorige eeuw. Toen werd een bescheiden assortiment stoffen ontwikkeld dat de verliezen kon beperken. Het begon met nicotine en zwavel, later volgden koperpreparaten en loodarsenaat. In het begin van deze eeuw kwamen daar nog enkele typen bij, onder meer vruchtboomcarbolineum, kwikverbindingen en polysulfiden. Maar het resultaat van die stoffen was — in onze ogen — lachwekkend slecht. De werking was beperkt, of veel te omvangrijk. Men wist niet wanneer men moest spuiten en had daarvoor de goed apparatuur niet.
Pas na de Eerste Wereldoorlog kreeg de chemische industrie meer belangstelling voor deze zaken. Toch duurde het nog tot 1940 voordat er schot kwam in de speurwerkzaamheden. De grote ontdekkingen DDT en penicilline openden de weg voor een ongehoord aantal toepassingen en variaties. De chemische industrie kwam in een overwinningsroes en stuurde bijna wekelijks nieuwe pesticiden op de markt, hoewel de gebruikers er nog nauwelijks weg mee wisten. Niemand — althans in Nederland niet — wist precies hoe de werking was van de nieuwe stoffen.
Niemand kon de gevaren met wetenschappelijke zekerheid beoordelen. „We deden er maar een gooi naar,” zegt dr. K. Hartsuijker, fytopatholoog bij de Plantenziektenkundige Dienst in Wageningen hierover. „Omdat we iets moesten doen, het publiek kon niet wachten tot de wetenschap klaar was met het probleem.
„In 1948 hadden we er nog geen notie van hoe lang men bijvoorbeeld na een parathion-bespuiting moest wachten met oogsten. Het was gewoon knopen tellen, en bij de laatste knoop zeiden we: drie weken, dat zal wel veilig zijn! Achteraf is gelukkig gebleken dat die termijn precies goed was.”
Dat zijn echter sterke verhalen uit de beginperiode: nu worden alle nieuwe middelen terdege en uitvoerig onderzocht. Een gedegen serie proeven maakt uit hoe lang voor de oogsttijd de bespuiting moet worden gestopt. En er is preventief toezicht: nieuwe pesticiden moeten eerst beproefd worden voordat zij in de handel kunnen worden gebracht. Inmiddels is het aantal pesticiden enorm opgelopen, men kan rustig zeggen dat er op dit gebied een revolutie heeft plaatsgevonden. Er zijn honderden verschillende stoffen, die elk onder een verschillende naam in de handel worden gebracht. De grote industrieën beconcurreren elkaar zeer stevig, maar het gevolg van deze differentiatie is dat de boeren er dol van worden.
Het pastorale tafereeltje van een wereld zonder insekten, dank zij de chemie, is intussen al wreed verstoord. Het begon met een stel ordinaire vliegen, die in Denemarken bestand bleken tegen de inwerking van DDT. Er werd alarm geslagen in de wetenschappelijke wereld, en de voorspelling van de insektenheerschappij leek bewaarheid te worden. De witgejaste mannen in de laboratoria gingen opnieuw aan het experimenteren en de hemel zij dank! zij vonden een middel dat venijnig genoeg was om de resistente vliegen te doden.
"GUERRILLA TEGEN DE VEELPOTIGEN Chemische middelen beschermen... en bedreigen de mens". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 1960/11/19 00:00:00, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 29-09-2019, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000036365:mpeg21:p010
ni/nf
SITEMAP |
GEGEVENS |
ZOEKEN |
Biografie-1 |
Biografie-2 |
Biografie-3 |
Invloed-01 |
Wikipedia-E |
Wetgeving |
Oskam-01 |
1991 MJPG |
2010 gebruik |
2012 gebruik |
2016 gebruik |
afzet/gebruik |
Grondgebruik-01 |
Niet landbouw |
Gedrag |
NEFYTO |
keuzelijst |
New Yorker |
Silent Spring |
Dode-Lente |
USA Rapport |
Zilveren Sluiers |
DEEL-1 |
DEEL-2 |
DEEL-3 |
DEEL-4 |
DEEL-5 |
HOOFDST.-01 |
HOOFDST.-02 |
HOOFDST.-03 |
HOOFDST.-04 |
HOODFST.-05 |
HOOFDST.-06 |
HOOFDST.-07 |
HOOFDST.-08 |
HOOFDST.-09 |
HOODFST.-10 |
HOOFDST.-11 |
HOOFDST.-12 |
HOOFDST.-13 |
HOOFDST.-14 |
BRONNEN |
vóór 1940 |
1940-06-16 |
Colloradekever |
1e maal DDT |
Rupsenplaag |
USA DDT |
Nobelprijs |
Nevelspuit |
Rijnvervuiling |
ZLM rapport |
1954-07-19 |
Dr. Briejér |
Dr. Briejér |
lijst 1960-1969 |
gifgebruik 1960 |
The New Yorker |
8 x silent spring |
5 X dode lente |
Rachel Carson † |
2 X zilveren sluiers |
1980-1989 |
1990-1999 |
2000-2009 |
2010-2019 |
1980 Lekkerkerk |
1980 Volgelmeer.p. |
1981 Westland |
1982 Zure regen |
40 Jr. GIF |
1986 Tsjernobyl |
25 jr dode lente |
1989 CFK's |
1989 MJP-G |
bodemsanering |
Meerjarenplan |
1990-12-19 |
Zenuwziekten |
MJP-G |
1992-03-10-2 |
Bestrijdingsmiddelen |
MJP-G |
Vrije zone |
2002-06-05> |
2004-06-06 |
2008-10-01 |
2013-05-13 |