© www.dode-lente.nl
HOME
voorgaande |
GEGEVENS |
volgende |
een terug
Boek DODE LENTE
/ 2010-2019 / DIVERSE - GEGEVENS Boek 1992
ni/nf
BRON: WWW https://edepot.wur.nl/290031 Boek (1992) - vertaling Google translate
pesticide use and pesticide policy in the Nederlands
An economic analysis of regulatory levies in agriculture
A.J. Oskam, H. van Zeijts, G.J. Thijssen, G.A.A. Wossink and R. Vijftigschild
2. GEBRUIK VAN PESTICIDE: OMVANG EN PROBLEMEN
2.1 Introductie
In dit hoofdstuk wordt uitgebreid ingegaan op de samenstelling van het pakket bestrijdingsmiddelen en in het bijzonder op de mate waarin ze in Nederland worden gebruikt. Een vergelijking met andere landen toont de bijzondere positie van Nederland in de hoeveelheid en samenstelling van het gebruik van pesticiden. Er wordt de afgelopen 20 jaar aandacht besteed aan trends in pesticidengebruik.
Het huidige gebruik in Nederland wordt gedefinieerd als het gemiddelde bedrag dat per jaar wordt gebruikt in de jaren 1984-1988, hoewel recentere gegevens beschikbaar zijn. Naast hoeveelheden worden prijzen van verschillende categorieën bestrijdingsmiddelen weergegeven (paragraaf 2.2).
Meer gedetailleerde informatie over de akkerbouwsector is opgenomen in paragraaf 2.3. Een analyse van prijzen, hoeveelheden en trends op gewasniveau maakt daar deel van uit. Verschillende bronnen wijzen op verschillende trends in het gebruik van pesticiden. Paragraaf 2.4 beschrijft de problemen in verband met het huidige gebruik van pesticiden.
Landbouw- en milieuproblemen hebben de Nederlandse regering gedwongen om in te grijpen om de gewasbescherming te reguleren. In de loop der jaren heeft de regering verschillende wetgevings- en beleidsinstrumenten ontwikkeld om het gebruik van pesticiden te beheersen.
Paragraaf 2.5 illustreert de strategie van de overheid voor de jaren negentig. De overheid heeft zichzelf en de landbouwsector de taak gesteld het gebruik van pesticiden terug te brengen tot een voor het milieu aanvaardbaar niveau. Bestaande middelen om dit te bereiken worden op nieuwe manieren toegepast of worden uitgebreid. De overheid creëert alleen de juiste voorwaarden zodat boeren de reductie kunnen bewerkstelligen (MJP-G, 1991). Daarom gaat paragraaf 2.6 in op de vooruitgang die de Landbouwraad tot nu toe heeft geboekt. Het hoofdstuk eindigt met enkele conclusies (paragraaf 2.7).
Table 2.2 compares the Netherlands with some of its neighbours, and the US and Japan. From this table the special position of the Netherlands with regard to nematicide use, due to soil disinfection particularly in the potato-growing sector, is evident.
Er zijn vier belangrijke redenen voor het relatief grootschalige gebruik van pesticiden in Nederland:
1) De Nederlandse akker- en tuinbouw concentreert zich op gewassen die doorgaans intensief en in kleine rotatie worden verbouwd. Deze manier van telen zal waarschijnlijk bodemziekten stimuleren, die onderdrukt worden door geschikte chemicaliën te gebruiken.
2. De gewasopbrengsten zijn in Nederland relatief hoog (in kilogram). Hoge opbrengsten zorgen voor schade aan chatuitslagen resulteren in grote verliezen.
3. Zowel de positie van Nederland als exportland als de internationale fytosanitaire regelgeving waaraan moet worden voldaan dragen bij aan het grootschalige gebruik van pesticiden, met name in de bloementeelt, pootaardappelen en ander teeltmateriaal.
4. Klimaat en weer dragen bij tot de mate van pesticidengebruik in totaal en per categorie. Het zeeklimaat van Nederland bevordert in het algemeen de ontwikkeling en groei van schimmels en bacteriële ziekten en onkruiden, maar is minder gunstig voor insecten.
Nederland vergeleken met andere landen
Zoals uit de tabellen 2.1 en 2.2 blijkt, is Nederland een relatief grote gebruiker van pesticiden in vergelijking met andere landen.
Tabel 2.1 geeft informatie op wereldwijde schaal, al was het maar grofweg, want gemeten in tonnen pesticiden. Er waren geen FAO-statistieken voor Nederland; daarom zijn de hier gebruikte gegevens afkomstig uit de database (Vijftigschild, 1991; zie pagina 10 en 11 voor een korte beschrijving).
Vanwege de grote hoeveelheden nematiciden die in Nederland worden gebruikt, zijn de totale pesticiden veel groter dan de som van de eerste drie kolommen.
Merk op dat tabel 2.1 het totale volume van pesticiden bevat en niet in actieve ingrediënten.
2.2 Volume en structuur van het gebruik van pesticiden
Volgens het LCPP (MJP-G, 1991, blz. 29) worden er in Nederland meer dan 600 gewassen commercieel gekweekt en deze worden bedreigd door 5000-6000 ziekten en plagen, omvattende viroïden, virussen, bacteriën, schimmels, onkruid, nematoden , insecten, acari (mijten), slakken en een aantal hogere orde dieren.
Het grote aantal specifieke gewasziekten / plaagcombinaties suggereert dat een uitgebreid pakket van pesticiden vereist is. Maar dit is niet het geval, omdat in de eerste plaats alleen de plagen en ziekten die economische schade veroorzaken moeten worden beheerst en ten tweede worden breedspectrumpesticiden die werken op meer gewassen en effectief zijn tegen veel organismen, gebruikt.
Het belang van het type landbouw en het type product wordt duidelijk geïllustreerd in tabel 2.3. Verschillen tussen soorten gewassen zijn veel groter dan tussen dezelfde gewassen in verschillende landen. Daarom beïnvloedt het aandeel van een bepaald type gewas (tuinbouw, druiven, aardappelen, enz.) In het totale gebied het gemiddelde gebruik van pesticiden aanzienlijk. En hoe groter het aandeel granen in het totale gebied, hoe meer het gemiddelde gebruik van pesticiden op het niveau van de landen is. De uitzonderlijke positie van aardappelen in Nederland is vrij duidelijk als alle bodemdesinfectiemiddelen worden toegeschreven aan de aardappellandbouw.
Classificatie en doel van pesticiden
Afhankelijk van het doel van de classificatie kunnen vele categorieën pesticiden worden onderscheiden. Hieronder en in de rest van deze publicatie hebben we een classificatie volgens de LCPP gebruikt. Pesticiden kunnen ook worden ingedeeld op basis van de werkzame bestanddelen of het beoogde gebruik: ziekte- en onkruidbestrijding, loofdoding, bodemsinfectie, bestrijding van algen, groeiregulatie en toepassing in de veehouderij, voorraadbescherming, ontsmetting van zaden, enz. Dergelijke classificaties zijn gebaseerd op voor landbouwdoeleinden. Een andere indeling is volgens overeengekomen gebruik: gewasbehandeling, grondbehandeling, rijbehandeling, behandeling van zaadmateriaal, sproeien vanuit de lucht, onderdompelen, enz. Bovendien zou men een biologische classificatie kunnen gebruiken: bactericiden en fungiciden, insecticiden en acariciden en herbiciden. Binnen deze classificatie is een verdere chemische onderverdeling mogelijk (dithiocarbamaten, dicarboximiden, fosfaatverbindingen, triazinen, ureumverbindingen, enz.) (CAD-G en PD, 1987; NEFYTO, 1989). Het LCPP kiest voor een combinatie van classificaties; er wordt een onderscheid gemaakt tussen bodemsinfectiemiddelen, bodembehandelingen, herbiciden, insecticiden, fungiciden en andere.
Bodemontsmettingsmiddelen worden gebruikt om de grond te behandelen om schadelijke organismen te doden, of om bestaande populaties aanzienlijk te verminderen, vooral nematoden maar ook onkruid. Nematoden vormen een bijzondere bedreiging voor ondergrondse plantendelen en veroorzaken opbrengstverliezen en degradatie van de gewaskwaliteit. Het gebruik van bodemsdesinfectiemiddelen (in kilogram actief bestanddeel) is vooral hoog in de akkerbouw en de bloembollenteelt. Bekende chemische stoffen die in deze sectoren worden gebruikt zijn: dichloorpropeen, metham-natrium en ethoprofos. Andere sectoren waar vaak ontsmettingsmiddelen voor de bodem worden gebruikt, zijn de productie van veldgroente en de boomkwekerij.
De categorie chemicaliën voor bodembehandeling is gevarieerd en bestaat uit nematiciden, grond-insecticiden en bodemfungiciden. Deze laatste zijn meer specifiek toepasbaar dan grondontsmettingsmiddelen. Een belangrijke gebruiker is de bloembollenindustrie. In de akkerbouw worden met name grondverwerkingssamenstellingen gebruikt voor de teelt van pootaardappelen; Relatief grote hoeveelheden worden gebruikt in de boomkwekerijsector en in de bloementeelt.
Herbiciden worden gebruikt om onkruid te bestrijden, omdat onkruid de opbrengst vermindert door te concurreren met gewassen voor licht, water en voedingsstoffen. Bovendien kunnen ze problemen veroorzaken met oogsten en kwaliteit. Herbiciden worden vooral gebruikt in graslandbeheer en akkerbouw. Het chemicaliënmecoprop, MCPA en glyfosfaat worden in grote hoeveelheden gebruikt in weidebeheer, terwijl verbindingen die atrazin bevatten hoofdzakelijk worden gebruikt voor onkruidbestrijding bij maïs. Herbiciden worden ook intensief gebruikt bij de productie van suikerbieten en bloembollen.
Insecten kunnen gewassen direct beschadigen (bijtende schade, enz.) En ook indirect, door het overbrengen van virussen. Acariden zijn meestal opgenomen in de categorie insecticiden; ze worden tegen mijten gebruikt. Minerale olie is een belangrijk insecticide in bloembollenteelt. (Minerale olie is echter ook een bevochtigingsmiddel voor herbicidetoepassingen). Relatief grote hoeveelheden insecticide worden ook gebruikt in de fruitteelt, de boomkwekerijsector en de veehouderij.
Fungiciden worden gebruikt om schimmelziekten te beheersen die de opbrengst en kwaliteit kunnen aantasten. De aardappelteeltsector is een belangrijke gebruiker van fungiciden. De chemicaliën die hier het meest worden gebruikt, zijn maneb / fentin-acetaat en maneb. Dit laatste wordt ook in grote hoeveelheden bij de uienteelt gebruikt. Andere sectoren waar fungiciden zowel absoluut als op relatief grote schaal worden gebruikt, zijn de sectoren fruit- en bloementeelt.
Tussen 1970 en 1980 daalden de reële prijzen van pesticiden (= prijs van pesticiden gedeeld door het algemene prijsniveau), terwijl in de periode 1980 - 1990 de prijzen van pesticiden op hetzelfde niveau lagen als de algemene prijzen. De prijsverhouding tussen pesticiden en tuinbouwproducten is niet significant veranderd. De prijzen van akkerbouwproducten stegen echter minder dan die van pesticiden, vooral in de tweede helft van de jaren tachtig.
Gebruik van bestrijdingsmiddelen: omvang en problemen
Gebruik van pesticiden op basis van verschillende gegevens en voor verschillende categorieën pesticiden We zullen nu de omvang van het gebruik van pesticiden beschrijven, uitgedrukt in kilogram actief bestanddeel en in guldens. Algemeen wordt aangenomen dat het gebruik van pesticiden in Nederland in de loop van de jaren is toegenomen, maar door een gebrek aan verkoopcijfers de omvang van de verhoging is niet bekend.
Gebruik van pesticiden werd eerder als een oplossing dan als een probleem beschouwd. Hoewel in de jaren zestig de nadelen van het gebruik van pesticiden duidelijk werden, leidde dit niet tot registratie van verkochte hoeveelheden en / of registratie van gebruik. De registratie van verbindingen werd voldoende geacht. Reus (1990) heeft de verkoopstatistieken samengevat die beschikbaar waren in de periode 1974-1988. Tabel 2.4 toont de trends in de verkoop van pesticiden.
Tabel 2.4 schetst op hoofdlijnen trends in het gebruik van pesticiden. Maar het is onmogelijk om te zeggen of gebruik van pesticiden piekte in de periode tussen 1974/1976 en 1984/1990. Wat de cijfers van Tabel 2.4 laat zien dat het gebruik van pesticiden in de perioden min of meer constant is gebleven 1974-1976 en 1984-1986 en is sindsdien gedaald vanwege verminderde bodemsanering.
Prijsveranderingen
Vele factoren beïnvloeden het gebruik van pesticiden (zie hoofdstuk 3), waarvan de prijs er één is.
Het belang van prijs verschilt per deelsector van de landbouw. We komen hier later op terug. Figuur 2.1 toont een aantal prijsindexen die belangrijk zijn in trends van pesticidengebruik. (Zie bijlage I, tabel 1 voor details)
Fig.2.1 Prijsindexen van pesticiden, akkerbouwproducten, tuinbouwproducten en algemeen prijzen in Nederland
Een database over het gebruik van pesticiden in de Nederlandse landbouw en akkerbouw is opgezet (Vijftigschild, 1991) met behulp van de gegevens van het LCPP.
Gegevens voor deze database zijn ook verkregen van: Gewasbeschermingsgids (CAD-G en PD, 1987),
Rapport 'Bestrijdingsmiddelen en oppervlaktewaterkwaliteit' (Berends, 1988),
Handleiding 1987 (Handleiding 1987) (CAD-G, 1986),
alsmede van voorkennis.
Uitgangspunten waren de lijst van stoffen die in januari 1987 zijn toegelaten en de hoeveelheden actief bestanddeel die zijn afgeleid van de bovengenoemde bronnen. Groothandelaren hebben gegevens over prijzen verstrekt. Deze database maakt het mogelijk om de chemische samenstelling van elke kilogram bestrijdingsmiddelen te traceren (zie Bijlage II voor een uitleg van deze database). Deze procedure levert een iets lagere schatting van het werkzame bestanddeel op dan de cijfers voor bestrijdingsmiddelen gegeven in de LCPP.
De database geeft geschatte hoeveelheden geformuleerd product, actief ingrediënt en hun waarde in prijzen van 1987. De 40.324 ton ingezamelde pesticiden kosten 634 miljoen gulden. Uit de database werd de totale hoeveelheid actief bestanddeel berekend op 20.258 ton (50% van de geformuleerde hoeveelheid).
Tabel 2.5 geeft weer hoe het gebruik van pesticiden (in kilogram en in guldens) is verdeeld over de tien sectoren die in het LCPP worden onderscheiden.
BRON: WWW https://edepot.wur.nl/290031 Boek (1992) - vertaling Google translate
pesticide use and pesticide policy in the Nederlands
An economic analysis of regulatory levies in agriculture
A.J. Oskam, H. van Zeijts, G.J. Thijssen, G.A.A. Wossink and R. Vijftigschild
Abstract
Bestrijdingsmiddelengebruik en bestrijdingsmiddelenbeleid in Nederland: een economische analyse van regelgevingheffingen in de landbouw. Wageningen Economic Studies 26, Wageningen Agricultural University, Wageningen, (xi) + 155 pagina's, 53 tabellen, 12 figuren, 1 schema, 5 appendices, 127 Referenties, samenvatting.
Deze studie geeft een breed overzicht van het gebruik en de toepassing van pesticiden in de Nederlandse landbouw sector. In vergelijking met de ons omringende landen, de toepassing van pesticiden in de Nederlandse akker- en tuinbouw is zeer hoog, vooral omdat de productiesystemen intensief zijn. De gegevens die in de studie worden gebruikt, zijn afkomstig van een database die deels is samengesteld uit een inventarisatie onderzoek met betrekking tot het langetermijn gewasbeschermingsplan (LCPP) voor Nederland. De doelen van het Nederlandse pesticidenbeleid en de instrumenten die beschikbaar zijn om dit beleid te implementeren zijn toegelicht.
Bestrijdingsmiddelengebruik en -beleid in Zweden en Denemarken worden geanalyseerd, en informatie en onderzoeksresultaten voor enkele andere Europese landen worden ook gepresenteerd.
Het hoofddoel van de studie is om het niveau te berekenen van een wettelijke heffing die moet worden bereikt de gerichte reducties in pesticidegebruik geformuleerd in de LCPP.
Een hoofdstuk over theorie, het bespreken van manieren om te onderzoeken hoe prijzen effect hebben op het gebruik van pesticiden gaat vooraf aan de hoofdstukken die zijn gewijd naar het empirisch onderzoek. In dit onderzoek zijn twee verschillende benaderingen gebruikt: econometrisch geschat model, gebaseerd op waargenomen gedrag in het verleden en representatief LP-modellen waarmee de effecten van nieuwe technologieën kunnen worden bestudeerd. Deze twee modellen leidden tot aanzienlijke verschillen in de heffing die nodig zal zijn om gerichte niveaus te bereiken door de jaar 2000. Het bereik is ongeveer 25 tot 100 gulden per kg actief ingrediënt. Het inkomen effecten voor verschillende soorten bedrijven en verschillende delen van de landbouwsector worden afgeleid.
De geschatte inkomenseffecten zijn kleiner dan die geschat in het LCPP.
Evenals het overwegen van een beleid dat op het verminderen van het volume van pesticidegebruik wordt gebaseerd deze studie ook beschouwt een beleid van het verbieden van het gebruik van bepaalde verbindingen. De invloed van het laatste beleid zou substantieel zijn, tenzij vervanging door verboden pesticiden door overblijvende pesticiden mogelijk is of nieuwe pesticiden worden geïntroduceerd.
Blz. 1
1. INLEIDING
Naarmate de landbouw technologischer geavanceerd is geworden, is deze steeds meer afhankelijk geworden van pesticiden. Sommige van deze chemicaliën worden uitgestoten in de omgeving, wat kan leiden tot schadelijke effecten. Residuen van bestrijdingsmiddelen worden steeds vaker aangetroffen in drinkwater, bodem en oppervlaktewater (RIVM, 1991). Terugkerende rapporten van dergelijke ontdekkingen maken "mensen zich ongemakkelijk voelen" (Goewie, 1990). Tenzij beleid wordt gewijzigd, zal dit onbehagen alleen toenemen.
De enkele bevestiging dat pesticiden een effect hebben op het milieu is op zich niet voldoende om toekomstige milieuproblemen aan te pakken. Een aanscherping van het gewasbeschermingsbeleid is duidelijk gewenst. Gewoonlijk beperkt het overheidsbeleid voor chemische bestrijdingsmiddelen zich tot het toestaan van het gebruik van bepaalde chemicaliën, het reguleren van de handel in pesticiden en het geven van richtlijnen aan gebruikers. Het is moeilijk om te controleren of, en in welke mate, gebruikers zich houden aan de richtlijnen.
Het lijkt echter waarschijnlijk dat producenten, naast het afwegen van het economische risico van het niet gebruiken van pesticiden, streven naar minimale gebruikerskosten of maximale winst bij het toepassen van deze chemicaliën.
Hier ligt het probleem: ongunstig milieueffecten worden zelden in aanmerking genomen door gebruikers van pesticiden.
Bovendien worden in veel landen de prijzen van landbouwproducten kunstmatig hoog gehouden (OESO, 1991), terwijl de prijzen van pesticiden direct op de wereldmarkt reageren. Er zijn daarom geen prikkels om het gebruik van pesticiden te verminderen, en dit heeft invloed op de technieken die worden ontwikkeld en toegepast in de landbouw.
Het boek 'Silent Spring' van Rachel Carson maakte het grote publiek zich bewust van de belangrijke problemen van een bepaald bestrijdingsmiddel. Later veroorzaakten de 'groene revolutie' en de technologische ontwikkelingen in de gewasproductie over de hele wereld een belangrijke toename in het gebruik van pesticiden (Harris, 1990). Hoewel onderzoekers zoals Pimentai (1980) het probleem van de berekening van de maatschappelijke kosten van pesticiden aanpasten, besteedde het overheidsbeleid weinig aandacht aan het gebruik van economische instrumenten bij het opnemen van externe effecten van pesticiden in productiebeslissingen (Just en Bockstael, 1991).
Pesticiden geven 'niet-puntvervuiling'. Soms is er een vertraging tussen het gebruik van pesticiden en het verschijnen van vervuiling (bijvoorbeeld in het grondwater). Bovendien is er weinig bekend over de schadelijke effecten van bepaalde concentraties van chemicaliën in water, bodem en lucht.
Grondwatermonsters die in Nederland niet ver onder het oppervlak zijn genomen, hebben aangetoond dat de EG-richtlijnen voor drinkwater vaak worden overschreden (RIVM, 1991). In onze studie hebben we de relatie tussen het gebruik van pesticiden en eventuele emissies niet onderzocht.
In de afgelopen jaren is de bereidheid om het gebruik van pesticiden te verminderen toegenomen in verschillende landen (met name Zweden, Denemarken, de VS en Californië).
Concrete maatregelen zijn ofwel geïmplementeerd of worden overwogen (Lantbruksstyreisen, 1989, Dubgaard, 1991, Vulpen, 1991). Dit geldt ook voor Nederland, waar door intensieve landbouw en het relatief hoge aandeel akkerbouwgewassen het gebruik van pesticiden per hectare sterk is toegenomen (zie hoofdstuk 2). Daarom wordt het probleem in Nederland op verschillende fronten aangepakt.
Blz.2
Onlangs is in Nederland het langetermijn gewasbeschermingsplan 1) (MJP-G, 1991) van kracht geworden. De drie hoofddoelstellingen van het LCPP zijn: de structurele afhankelijkheid van producenten van pesticiden verminderen; om het gebruik van pesticiden te verminderen; om emissies te beperken. Het LCPP was gebaseerd op een uitgebreide inventarisatie van de problemen waarbij het gebruik van pesticiden in elke deelsector van de landbouw (en per sector voor elk product) werd onderzocht. Er wordt een breed en samenhangend pakket instrumenten ingezet om het LCPP uit te voeren. Het LCPP is een groot voorstander van het gebruik van gunstige en ondersteunende beleidsinstrumenten, zoals het stimuleren van onderzoek, informatie en publiciteit en onderwijs.
De Nederlandse overheid verwacht dat de technologische ontwikkeling (bijvoorbeeld geïntegreerde gewassen in de akkerbouw en gesloten systemen in de tuinbouw) resultaten zal opleveren door de afhankelijkheid van pesticiden te verminderen.
In Nederland is de belangstelling voor het gebruik van economische maatregelen om het gebruik van pesticiden te verminderen sinds het midden van de jaren tachtig toegenomen, vanwege de steeds toenemende milieuproblemen en de wijdverspreide overtuiging dat het potentieel van directe regulering beperkt is.
Het Nationaal Milieubeleidsplan (MVROM, 1989) en zijn opvolger, de NMP Plus (MVROM, 1990), illustreren deze ontwikkeling. In NMP Plus (1990) is onderscheid gemaakt tussen maatregelen die het gedrag beïnvloeden en die welke gericht zijn op het veiligstellen van fondsen voor het nastreven van milieubeleid. Het eerste type beleidsinstrument wordt een regulerende heffing genoemd, de tweede soort een financiële heffing. De omvang van een regulerende heffing is gekoppeld aan milieudoelstellingen.
Om zo min mogelijk weerstand te genereren, worden de verkregen gelden terugbetaald aan de sector: het is geen belasting.
Ons onderzoek naar de effectiviteit van economische instrumenten voor het reguleren van pesticidengebruik was grotendeels gebaseerd op de beschikbare informatie over het gebruik van pesticiden in combinatie met gedetailleerde economische gegevens van een gestratificeerde steekproefenquête bij landbouwbedrijven, verzameld en verwerkt door het Landbouw Economisch Instituut (LEI). In totaal hadden we vier informatiebronnen om aan te werken:
1) de gedetailleerde informatie over het gebruik van pesticiden;
2) de beschikbare informatie over de huidige landbouwtechnologie en nieuwe productietechnieken;
3) de duidelijke doelstellingen geformuleerd door de overheid die ook het gebruik van economische instrumenten (inclusief een wettelijke heffing) overwegen;
4) de gegevens van de gestratificeerde steekproef van het LEI.
Dit maakt de studie van het pesticidenprobleem zo interessant. We hebben nog nooit gehoord van vergelijkbare onderzoeken in een ander land.
Een centraal punt in dit onderzoek is de vraag naar de impact van het reguleren van heffingen op het gebruik van pesticiden. Of, in meer algemene termen: wat is de relatie tussen de prijs van een pesticide en het gebruik ervan? Er zijn verschillende benaderingen mogelijk om het effect van heffingen op zowel het gebruik van pesticiden als het inkomen van landbouwers te bepalen. We hebben economische analyses gedaan met behulp van econometrisch modellen en lineaire programmeermodellen (kortweg afgekort tot LP-modellen).
1) In dit rapport zal de naam Langdurig gewasbeschermingsplan met de acroniemen LCPP worden gebruikt voor het Nederlandse equivalent 'MeerJarenPlan Gewasbescherming' (MJP-G). Verwijzingen zijn echter naar de MJP-G.
Blz.3
De econometrische modellen die wij hebben gebruikt, zijn gebaseerd op historische gegevens over een specifieke sector en koppelen rechtstreeks de waargenomen aangekochte hoeveelheden inputs (pesticiden, meststoffen, energie en dergelijke) aan de prijzen van deze inputs. Deze benadering past dus goed in het gedrag van boeren in het verleden. Aangezien de prijzen van bestrijdingsmiddelen niet sterk zijn veranderd, moeten uitspraken waarin wordt gepleit voor hoge heffingen op pesticiden met de grootste zorg worden behandeld. Technologische sprongen vooruit (bijvoorbeeld een transitie naar geïntegreerde gewasproductie) kunnen ook problemen veroorzaken bij het gebruik van econometrische modellen.
Een LP-model is gebaseerd op informatie over een sector of groep bedrijven in een bepaald jaar.
Het verschil tussen de bruto-inkomsten en de variabele kosten is gemaximaliseerd, gegeven een aantal technologische beperkingen. Nieuwe technieken kunnen in een dergelijk model worden opgenomen, mits de nodige informatie beschikbaar is. Dit geldt ook voor toekomstige regelgevende maatregelen.
Het gedrag dat wordt aangenomen in de LP-modellen zal vaak afwijken van het werkelijke gedrag. Een van de redenen is dat boeren niet zo snel nieuwe technieken toepassen als in de LP-modellen (bijvoorbeeld vanwege onzekerheid en onwetendheid). Bovendien is het moeilijk om alle gegevens (verschillende manieren van gewasproductie, beperkingen) op te nemen in de analyse. Daarom zijn vereenvoudigingen nodig, die ook verschillen tussen het normatieve model en de werkelijkheid zullen creëren.
Organisatie van dit rapport
Hoofdstuk 2 geeft een analyse van de hoeveelheid pesticidengebruik in Nederland (in vergelijking met andere landen) en van de geconstateerde problemen. Verder wordt het in het kader van het LCPP voorgestelde beleid besproken. Na een overzicht van de problemen van pesticidengebruik en beleidsvoorstellen om het gebruik ervan te verminderen, begint hoofdstuk 3 met een economische theorie over het gebruik van pesticiden.
Verschillende benaderingen of modellen worden besproken op basis van een productiefunctie. Hoofdstuk 4 bestaat uit twee delen. Ten eerste is er een discussie over de ervaring die in Zweden is opgedaan met heffingen op pesticiden in de afgelopen jaren. Ten tweede wordt een overzicht gegeven van bestaande literatuur over de resultaten van empirisch onderzoek of de modellering van de relatie tussen pesticidengebruik en pesticidenprijs of een pesticidenheffing.
In hoofdstuk 5 wordt de econometrische methode beschreven en de resultaten van het onderzoek naar de gevoeligheid van pesticidengebruik voor de prijzen van pesticiden en landbouwproducten in de Nederlandse akker- en tuinbouw gegeven. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de korte- en langetermijneffecten en de effecten op het inkomen van de producenten worden aangegeven. Hieruit zijn de prijselasticiteiten op korte en lange termijn van de vraag naar pesticiden afgeleid. In hoofdstuk 6 worden de gevolgen van een wettelijke heffing geanalyseerd, met behulp van LP-modellen die voor dit doel zijn aangepast. Er is ruime aandacht voor het gebruik van pesticiden, nieuwe teeltmethoden en vruchtwisseling.
Een wettelijke heffing levert geld op. Hoofdstuk 7 gaat over het principe van een dergelijke heffing en over de restitutie van het betaalde geld (minus de administratieve kosten). Sommige restitutiemogelijkheden worden onderling vergeleken. In hoofdstuk 8 worden de resultaten uit de studie en de literatuur opgesomd, vergeleken en geïnterpreteerd, leidend tot conclusies over de mogelijke gevolgen van een regelgevende heffing voor het gebruik van pesticiden en inkomens in de akker- en tuinbouw.
Blz. 4
Bovendien wordt een vergelijking gemaakt met de economische analyse van de LCPP-studie, en het nut van regelgevingsheffingen en de noodzaak om over instrumenten te beschikken om de doelstellingen geformuleerd voor de jaren 1995 en 2000 te bereiken, worden in twijfel getrokken.
Hoofdstuk 9 tenslotte keert terug naar de informatie en problemen die in hoofdstuk 2 zijn geschetst. Allereerst wordt aandacht besteed aan het beleid inzake verbindingen: deze beleidsimpuls werd kort behandeld in hoofdstuk 2, maar de consequenties ervan werden niet in de andere hoofdstukken behandeld. De mogelijke effecten van het voorgestelde beleid op verbindingen worden besproken. Samen hebben we onderzocht in welke mate optimale bijsnijdplannen, zoals bepaald in hoofdstuk 6, maken
gebruik van verbindingen die waarschijnlijk tussen nu en het jaar 2000 uit de productie zullen verdwijnen. Het hoofdstuk eindigt met een synthese van het volumebeleid en het voorgestelde beleid inzake verbindingen.
De terms of reference van deze studie
Naast hun economische en technologische aspecten hebben wettelijke heffingen ook juridische, organisatorische en financiële consequenties. De volgende vragen kunnen gesteld worden:
- Hoe kan een heffing in de wet worden opgenomen en is het mogelijk om te streven naar een regelgevende heffing die specifiek op Nederland is gericht?
- Welk aspect van het gebruik van pesticiden zou onder de heffing moeten vallen?
- Hoe kan restitutie van de heffing worden geregeld en kan dit mogelijk juridische problemen met de EG veroorzaken?
- Welke organisatie kan belast worden met de heffing en restitutie? Is adequate beheersing mogelijk en wat zijn de kosten van heffen, restitutie en controle?
- Wat zijn de effecten van een regelgevende heffing (inclusief restitutie) op het aandeel van de overheid in het nationaal inkomen?
Deze zaken worden hier niet besproken, maar worden behandeld in een rapport in opdracht van het ministerie van VROM (MVROM) en het ministerie van LNV (DHV en LUW, 1991) . In onze studie ligt de nadruk op een analyse van de pesticidenproblematiek, de effecten van een regelgevende heffing op het gebruik van pesticiden en op de inkomens in de land- en tuinbouw, en de gevolgen van heffingen en bepaalde andere maatregelen om de geconstateerde problemen te bestrijden.
Ons onderzoek richt zich op het gebruik van chemische plaagbestrijding (pesticiden) in de land- en tuinbouw in Nederland. Chemische gewasbehandelingen die niet in deze categorie passen, worden genegeerd, evenals het gebruik van pesticiden in andere sectoren dan de akkerbouwwaaier en de tuinbouw. Een chemisch pesticide wordt gedefinieerd als: de actieve chemische substantie bedoeld om ziekten en / of plagen te voorkomen of te bestrijden. Naast actieve componenten (hier aangeduid als 'actieve ingrediënten' of 'a.i.') bevat een pesticide ook dragers, die als niet schadelijk voor het milieu worden beschouwd.
BRON en KNIPSEL
SITEMAP |
GEGEVENS |
ZOEKEN |
Biografie-1 |
Biografie-2 |
Biografie-3 |
Invloed-01 |
Wikipedia-E |
Wetgeving |
Oskam-01 |
1991 MJPG |
2010 gebruik |
2012 gebruik |
2016 gebruik |
afzet/gebruik |
Grondgebruik-01 |
Niet landbouw |
Gedrag |
NEFYTO |
keuzelijst |
New Yorker |
Silent Spring |
Dode-Lente |
USA Rapport |
Zilveren Sluiers |
DEEL-1 |
DEEL-2 |
DEEL-3 |
DEEL-4 |
DEEL-5 |
HOOFDST.-01 |
HOOFDST.-02 |
HOOFDST.-03 |
HOOFDST.-04 |
HOODFST.-05 |
HOOFDST.-06 |
HOOFDST.-07 |
HOOFDST.-08 |
HOOFDST.-09 |
HOODFST.-10 |
HOOFDST.-11 |
HOOFDST.-12 |
HOOFDST.-13 |
HOOFDST.-14 |
BRONNEN |
vóór 1940 |
1940-06-16 |
Colloradekever |
1e maal DDT |
Rupsenplaag |
USA DDT |
Nobelprijs |
Nevelspuit |
Rijnvervuiling |
ZLM rapport |
1954-07-19 |
Dr. Briejér |
Dr. Briejér |
lijst 1960-1969 |
gifgebruik 1960 |
The New Yorker |
8 x silent spring |
5 X dode lente |
Rachel Carson † |
2 X zilveren sluiers |
1980-1989 |
1990-1999 |
2000-2009 |
2010-2019 |
1980 Lekkerkerk |
1980 Volgelmeer.p. |
1981 Westland |
1982 Zure regen |
40 Jr. GIF |
1986 Tsjernobyl |
25 jr dode lente |
1989 CFK's |
1989 MJP-G |
bodemsanering |
Meerjarenplan |
1990-12-19 |
Zenuwziekten |
MJP-G |
1992-03-10-2 |
Bestrijdingsmiddelen |
MJP-G |
Vrije zone |
2002-06-05> |
2004-06-06 |
2008-10-01 |
2013-05-13 |