© www.dode-lente.nl
HOME
voorgaande |
GEGEVENS |
volgende |
een terug
Boek DODE LENTE
CBS 26-7-2018
Landbouw gebruikt 5,7 miljoen kg chemische middelen
In 2016 heeft de landbouw 5,7 miljoen kilogram chemische gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Dit is 3,5 procent minder dan bij de vorige meting in 2012. De dosering per hectare is met 2 procent toegenomen, het aantal hectare waarop chemische middelen worden gebruikt, is met 5 procent afgenomen. Dit blijkt uit nieuw onderzoek van het CBS over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw.
ni/nf
Meeste middelen tegen schimmels
In 2016 werd bijna 2,8 miljoen kilogram aan chemische gewasbeschermingsmiddelen ingezet ter bestrijding van schimmels en bacteriën, bijna 3 procent minder dan in 2012. Voor onkruidbestrijding en loofdoding is bijna 1,5 miljoen kilogram gebruikt, ruim 15 procent minder dan in 2012.
Het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen ter bestrijding van insecten en mijten daalde met 26 procent, tot 96 duizend kilogram werkzame stof in 2016. Wel steeg het gebruik van chemische middelen voor overige gewasbeschermingsdoelen zoals slakkenbestrijding, plantengroeiregulatie en kiemremming en andere vormen van gewasbescherming. Dit laatste betreft vooral het gebruik van minerale olie tegen de overdracht van virussen en het gebruik van fosthiazaat om aaltjes te bestrijden.
Gebruik per hectare in lelieteelt het hoogst
Leliebollen zijn het meest middelenintensieve gewas. Per hectare is in 2016 125 kilogram chemische beschermingsmiddelen gebruikt, waarvan 93 kilogram minerale olie. Bij de teelt van appels, peren, bloemen onder glas, tulpen, overige bloembollen en pootaardappelen lag het gebruik over alle middelen tussen 20 kilogram en 35 kilogram actieve stof per hectare. Bij de overige gewassen is dit gebruik lager.
Hogere dosering per hectare
De oppervlakte landbouwgrond waarop chemische gewasbeschermingsmiddelen zijn gebruikt, was in 2016 5 procent lager dan in 2012. De dosering per hectare nam toe van 7,8 kg per hectare in 2012 naar 8,0 kg per hectare in 2016. Dit hangt vooral samen met de verschuivingen in teeltoppervlakten. Zo is de beteelde oppervlakte van middelenintensieve gewassen zoals tulpen en lelies in deze periode met 17 procent en 19 procent gestegen. De oppervlakte van middelenextensieve gewassen zoals snijmaïs en tarwe is juist gedaald.
Middelen (2012 aangepast)
De methode die in het onderzoek over 2016 is gebruikt om de cijfers vast te stellen is verbeterd ten opzichte van het onderzoek over 2012. Om de cijfers tussen 2012 en 2016 vergelijkbaar te maken is deze nieuwe methode ook toegepast op de basisgegevens uit het onderzoek in 2012. De cijfers over 2012 zijn hierdoor aangepast. Hiermee is er een trendbreuk ontstaan met de gegevens van vóór 2012.
Het onderzoek is uitgevoerd bij de land- en tuinbouwbedrijven. Dit betekent dat niet is onderzocht hoe groot het gebruik is geweest van middelen voor zaadontsmetting in bijvoorbeeld suikerbieten, of na-oogstbehandelingen van producten die bij afnemers plaatsvinden.
Aardappelen goed voor 40 procent middelengebruik
De akkerbouw gebruikte in 2016 bijna 3,6 miljoen kilogram chemische gewasbeschermingsmiddelen, waarvan 2,3 miljoen kilogram voor de bescherming van consumptie-, poot- en zetmeelaardappelen. Dat is 40 procent van alle chemische middelen die in 2016 in de landbouw zijn gebruikt. Bij de teelt van bloembollen is 1,2 miljoen kilogram gebruikt, bij de fruitteelt 500 duizend kilogram.
Gebruik in kg./ha. actieve stof
Totaal gebruik in kg. actieve stof
2016 totaal 5.675.000 kg.
2012 totaal 5.881.000 kg
BRON CBS over zelfde gegevens
BRON: www Indicator | 16 januari 2019
Bestrijdingsmiddelengebruik 2012 en 2016
( ook per werkzame stof)
Tussen 2012 en 2016 is het totale gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw licht gedaald. Het gebruik van middelen voor onkruidbestrijding en loofdoding is fors verminderd, terwijl het gebruik van middelen voor schimmel- en bacteriebestrijding in beide jaren nagenoeg gelijk is.
Ontwikkelingen per toepassingsgroep
Het totale gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw is tussen 2012 en 2016 licht gedaald van 5,9 naar 5,7 miljoen kg werkzame stof. De aandelen van de toepassingsgroepen in het totale gebruik zijn voor beide jaren vrijwel gelijk. Ongeveer de helft van de gewasbeschermingsmiddelen wordt toegepast bij de schimmelbestrijding, ruim een kwart bij de onkruidbestrijding, en bijna een kwart door de overige middelen (middelen voor slakkenbestrijding, plantengroeiregulatie en andere middelen). De omvang van insectenbestrijding is met ongeveer 2 procent beperkt, maar deze middelen krijgen vanwege hun effect op de milieukwaliteit wel veel aandacht.
Naar bron
Ontwikkelingen per werkzame stof
Bij de schimmel- en bacteriebestrijding kent mancozeb veruit het hoogste totaal gebruik over alle gewassen. Met 1,4 miljoen kg werkzame stof neemt dit middel ongeveer een kwart van het totale gewasbeschermingsmid-delengebruik in 2016 in.
Bij de onkruidbestrijding en loofdoding domineren glyfosaat en diquatdibromide.
En bij insectenbestrijding heeft ethoprofos het hoogste gebruiksvolume in 2016.
Minerale olie heeft het grootste totaal gebruik bij de overige middelen, en neemt in 2016 met 1,1 miljoen kg werkzame stof bijna een vijfde deel van het totale gewasbeschermingsmiddelengebruik in de landbouw in.
Meer informatie over het gebruik van werkzame stoffen tussen 2012 en 2016, inclusief de ontwikkelingen in het gebruik van werkzame stoffen in de belangrijkste gewassen, kan worden bekeken in een tabel die kan worden aangeroepen door het aanklikken van "Download data" onder de grafieken.
Vergelijking gebruik en afzet
Bij een vergelijking van de gebruiks- en afzetcijfers valt op dat het gebruik in de onderzochte land- en tuinbouwgewassen in 2012 en 2016 ongeveer 53 procent van de afzet bedraagt. Per toepassingsgroep verschilt het percentage van het gebruik in de afzet:
Bij het verklaren van de bovengenoemde verschillen tussen gebruik en afzet moet rekening worden gehouden met het feit dat de gebruikscijfers exclusief natte grondontsmetting met metam-natrium zijn en de afzetcijfers inclusief deze stof, alsmede dat de gebruikscijfers inclusief biopesticiden zijn en de afzetcijfers exclusief deze stoffen.
Duurzame gewasbescherming
Het gewasbeschermingsmiddelen beleid richt zich op een duurzaam gebruik van deze middelen in 2023 (PBL, 2012; EZ, 2013). Een belangrijke doelstelling is het verminderen van de milieueffecten. Minder gebruik van een zelfde stof betekent bijna altijd minder milieubelasting. Een vermindering van de milieubelasting kan ook samengaan met een toename van het gebruik, als er bijvoorbeeld een verschuiving plaats heeft naar laag-risico middelen. Om te kunnen bepalen of de milieubelasting afneemt is het noodzakelijk de gebruiksontwikkeling per middelengroep en/of per werkzame stof te kennen.
Indicatoren voor verduurzaming
Voor het vaststellen van de milieubelasting van een bepaald volume gebruikte gewasbeschermingsmiddelen zijn door het CBS drie voorlopige indicatoren voor verduurzaming ontwikkeld:
Een berekening door het CBS laat zien dat voor 2016 de indicator "EU low-risk" uitkomt op minder dan 0,1 procent, de indicator "Inputs voor bio" op bijna 22 procent, en de indicator "Laag risico Natuur en Milieu" op 18 procent. Globaal kan de verduurzaming op ongeveer 20 procent worden gesteld, terwijl het beschikbaar komen van low risk stoffen binnen Europa stagneert. In het WEnR model Nationale Milieu Indicator wordt de milieubelasting van gewasbeschermingsmiddelen exacter beschreven (NMI, 2011).
Maatregelen ter vermindering gebruik gewasbeschermings-middelen
Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de land- en tuinbouw kan worden verminderd door een groter gebruik van alternatieve bestrijdingsmethoden zoals mechanische bestrijding en de toepassing van biologische bestrijders als sluipwespen en roofmijten.
Middelen - ‘correctie’ op 2012
De methode die in het onderzoek over 2016 is gebruikt om de cijfers vast te stellen is verbeterd ten opzichte van het onderzoek over 2012. Om de cijfers tussen 2012 en 2016 vergelijkbaar te maken is deze nieuwe methode ook toegepast op de basisgegevens uit het onderzoek in 2012. De cijfers over 2012 zijn hierdoor aangepast. Hiermee is er een trendbreuk ontstaan met de gegevens van vóór 2012.
Het onderzoek is uitgevoerd bij de land- en tuinbouwbedrijven. Dit betekent dat niet is onderzocht hoe groot het gebruik is geweest van middelen voor zaadontsmetting in bijvoorbeeld suikerbieten, of na-oogst-behandelingen van producten die bij afnemers plaatsvinden.
/ GEGEVENS / DIVERSE -GEBRUIK CBS 1995-2016
Gewas |
2016 |
2012 |
Consumptieaardappelen |
936 |
782 |
Pootaardappelen |
827 |
817 |
Lelies (bol) |
755 |
651 |
Uien |
531 |
487 |
Zetmeelaardappelen |
502 |
553 |
Tulpen |
360 |
380 |
Suikerbieten |
273 |
358 |
Peren |
272 |
207 |
Snijmaïs |
236 |
305 |
Appels |
227 |
259 |
Tarwe |
220 |
323 |
Groenten open grond |
130 |
145 |
Boomkwekerij |
126 |
175 |
Overige bloembollen |
91 |
165 |
Bloemen onder glas |
85 |
135 |
Overig akkerbouw |
56 |
97 |
Groenten onder glas |
49 |
45 |
Gewas |
2016 |
2012 |
Lelies (bol) |
124,5 |
127,9 |
Appels |
30,9 |
32,1 |
Bloemen onder glas |
29,5 |
39,7 |
Peren |
28,8 |
25,3 |
Tulpen |
27,2 |
33,8 |
Overige bloembollen |
21,5 |
35,7 |
Pootaardappelen |
20 |
20,9 |
Uien |
16,1 |
18,1 |
Consumptieaardappelen |
12,8 |
11,6 |
Groenten onder glas |
12,4 |
11,6 |
Zetmeelaardappelen |
11,6 |
12,8 |
Boomkwekerij |
7,4 |
10,6 |
Suikerbieten |
3,9 |
4,9 |
Groenten open grond |
3,7 |
4,2 |
Tarwe |
1,7 |
2,1 |
Overig akkerbouw |
1,6 |
2,1 |
Snijmaïs |
1,1 |
1,3 |
SITEMAP |
GEGEVENS |
ZOEKEN |
Biografie-1 |
Biografie-2 |
Biografie-3 |
Invloed-01 |
Wikipedia-E |
Wetgeving |
Oskam-01 |
1991 MJPG |
2010 gebruik |
2012 gebruik |
2016 gebruik |
afzet/gebruik |
Grondgebruik-01 |
Niet landbouw |
Gedrag |
NEFYTO |
keuzelijst |
New Yorker |
Silent Spring |
Dode-Lente |
USA Rapport |
Zilveren Sluiers |
DEEL-1 |
DEEL-2 |
DEEL-3 |
DEEL-4 |
DEEL-5 |
HOOFDST.-01 |
HOOFDST.-02 |
HOOFDST.-03 |
HOOFDST.-04 |
HOODFST.-05 |
HOOFDST.-06 |
HOOFDST.-07 |
HOOFDST.-08 |
HOOFDST.-09 |
HOODFST.-10 |
HOOFDST.-11 |
HOOFDST.-12 |
HOOFDST.-13 |
HOOFDST.-14 |
BRONNEN |
vóór 1940 |
1940-06-16 |
Colloradekever |
1e maal DDT |
Rupsenplaag |
USA DDT |
Nobelprijs |
Nevelspuit |
Rijnvervuiling |
ZLM rapport |
1954-07-19 |
Dr. Briejér |
Dr. Briejér |
lijst 1960-1969 |
gifgebruik 1960 |
The New Yorker |
8 x silent spring |
5 X dode lente |
Rachel Carson † |
2 X zilveren sluiers |
1980-1989 |
1990-1999 |
2000-2009 |
2010-2019 |
1980 Lekkerkerk |
1980 Volgelmeer.p. |
1981 Westland |
1982 Zure regen |
40 Jr. GIF |
1986 Tsjernobyl |
25 jr dode lente |
1989 CFK's |
1989 MJP-G |
bodemsanering |
Meerjarenplan |
1990-12-19 |
Zenuwziekten |
MJP-G |
1992-03-10-2 |
Bestrijdingsmiddelen |
MJP-G |
Vrije zone |
2002-06-05> |
2004-06-06 |
2008-10-01 |
2013-05-13 |