© www.dode-lente.nl



 HOME

Volgende hoofdstuk naar index boek voorgaande hoofdstuk

voorgaande

1990 - 1999 lijst

volgende

een terug

 Boek  DODE LENTE

1993 Bestrijdingsmiddelen  (1985 - 1990)


Door  Mw. dr. E. M. den Tonkelaar

Adviescentrum Toxicologie

RIVM Bilthoven

1

Inleiding

094– 3

2

Bestrijdingsmiddelenwet en toelatingsbeleid

094– 4

3

Bestrijdingsmiddelenbesluit en Residube-schikking

094– 6

4

Bestrijdingsmiddelengebruik in Nederland

094– 7

5

Internationale aspecten

094–10

6

Toekomstperspectieven

094–10

7

Aanvullende literatuur

094–1

http://www.chemischefeitelijkheden.nl/Uploads/Magazines/h094-Bestrijdingsmiddelen.pdf


HIER OPHALEN

2.Bestrijdingsmiddelenwet en toelatingsbeleid


Alleen  bestrijdingsmiddelen  die  zijn  toegelaten  volgens  de Bestrij-dingsmiddelenwet zijn in Nederland toegestaan en mogen als zodanig worden gebruikt. De Bestrijdingsmiddelenwet dateert van 1962 en  is  in  1975  ingrijpend  gewijzigd.  Voor  toelating  onder  deze  wet moet aan een aantal criteria zijn voldaan:

–het middel moet deugdelijk zijn voor het gestelde doel;

–bij gebruik volgens de voorschriften mogen geen onaanvaardbare  schadelijke   nevenwerkingen  optreden  voor  onder  andere de volksgezondheid, toepassers en het milieu.

[....]


4.Bestrijdingsmiddelengebruik in Nederland

In het Meerjarenplan-Gewasbescherming (MJP-G) van het Ministerie van LNV (1990) is een schatting gemaakt van het bestrijdingsmiddelengebruik in Nederland. Vergeleken met de ons omringende landen is het gebruik in de land- en tuinbouw, uitgedrukt in kg actieve stof/ha, duidelijk hoger dan bijvoorbeeld in Duitsland en Frankrijk. Voor het grootste deel is dit meerverbruik te verklaren uit het veel grotere gebruik van grondontsmet-tingsmiddelen. Verder is het relatief hoge verbruik een gevolg van de kleinschalige bedrijfsstructuur en het zeer intensieve karakter van onze land- en tuinbouw. In Nederland hebben kasteelten en de teelt van aardappelen en bloembollen, die een hoog bestrijdingsmiddelengebruik per hectare kennen, een relatief groot aandeel.

Het totale verbruik in Nederland is volgens het MJP-g circa 21000 ton/jaar. Wanneer Openbaar Groen buiten beschouwing wordt gelaten kan hieruit worden berekend dat het bestrijdingsmiddelengebruik in de landbouw gemiddeld circa 10 kg/ha per jaar bedraagt.


Van de circa 300 actieve stoffen die in Nederland zijn toegelaten zijn er circa 70 fungiciden, circa 100 insekticiden/acariciden of nematiciden, circa 90 herbiciden en circa 20 groeiregulatoren.De procentuele verdeling in het gebruik voor de verschillende categoriën is weergegeven in tabel -2. Deze is gebaseerd  op afzetcijfers van de Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie  (Nefyto), waarbij de meeste bestrijdingsmiddelenfirma’s in Nederland zijn aangesloten.

Uit deze tabel blijkt dat de grondontsmettingsmiddelen bijna de helft van het bestrijdingsmiddelengebruik (in tonnen per jaar) uitmaken. Fungiciden en herbiciden hebben elk een aandeel van circa 20 %, terwijl het percentage insekticiden betrekkelijk gering is. Het totale verbruik en verschuivingen in het gebruik worden beïnvloed door het weer. In een warme zomer zijn meer insekticiden nodig, ineen vochtige zomer meer fungiciden.


De grondontsmettingsmiddelen kunnen worden onderverdeeld in fumigantia en niet-fumigantia, waarbij de eersten in kg actievestof/jaar circa 98 % van het totaal uitmaken. Van de fumigantia, die in dampvorm  hun  werking uitoefenen, zijn metam-natrium en dichloorpropeen de belangrijkste. Metam-Na, dat in de grond wordt omgezet tot het vluchtige methylisothiocyanaat, maakte in ’88, ’89 en ’90 respectievelijk 63, 65 en 68 % van het totaal aan grondontsmettingsmiddelen  uit.  De hoeveelheid van de andere belangrijke stof, het dichloorpropeen, is enigszins verminderd doordat momenteel ook het meer actieve cis-dichloorpropeen is toegelaten, dat in de toekomst het racemisch dichloorpropeen geheel zal vervangen. Hierdoor wordt de toegepaste hoeveelheid van de actieve stof (bij gelijk gebruik) tot 70 % verminderd.

7.Aanvullende literatuur

–Gewasbeschermingsgids, uitgegeven door het Informatie- en Kenniscentrum Akker-

   en  Tuinbouw en de Plantenziektekundige Dienst. Wageningen 1991.


–Meerjarenplan Gewasbescherming, uitgegeven door het Ministerie van Landbouw,

  Natuurbeheer en Visserij. ’s-Gravenhage1990.


–Landbouw en chemische gewasbescherming in cijfers, uitgegeven door de Nederlandse

   Stichting voor Fytofarmacie, Nefyto. Den Haag, oktober 1991.


–Chemisch Magazine, Jaargang 1987, waarin onder andere:

   P. A.  Greve,  Residusituatie  in  Nederland  onder  controle,  blz.213.

   W. H. van Eck, Deugdelijkheid van bestrijdingsmiddelen, blz.215.

   J. C. van Lenteren, Biologische bestrijding: het einde van chemische bestrijding ?, blz. 249.

   A. J.  Pieters,  Rigoreus  standpunt  voor  residuen  van  bestrijdingsmiddelen, blz. 263.

   E. M. den Tonkelaar, Toxicologische aspecten van de toelating van bestrijdingsmiddelen, blz. 331.

   J. W. Vonk, Omzetting van bestrijdingsmiddelen in planten en in de bodem, blz. 334.

   J. A.  van  Haasteren,  Milieuproblemen  door  groep  van  oude middelen, blz. 339.

1.Inleiding


Bestrijdingsmiddelen zijn in het algemeen chemische stoffen die worden gebruikt om ziekten, plagen en onkruiden te bestrijden. Hierbij kan men denken aan insekten en schimmels in landbouwgewassen, onkruiden in een landbouwgewas maar ook aan insekten en schurft op vee en huisdieren, lastige insekten in de huishouding, bacteriën in ziekenhuizen en in de levensmiddelensector en schimmels en insekten in hout.

In de Nederlandse Bestrijdingsmiddelenwet van 1962 wordt onderscheid gemaakt in:

–landbouwbestrijdingsmiddelen;

–veterinaire bestrijdingsmiddelen;

–huishoudbestrijdingsmiddelen;

–desinfectantia   (ontsmettingsmiddelen)   en   koelwaterbiociden;

–houtconserveringsmiddelen.


In deze Chemische feitelijkheden zal vooral over bestrijdingsmiddelen in de land- en tuinbouw worden gesproken. Dit wordt beschouwd als een van de grootste gebruiksgebieden. Qua hoeveelheden zijn desinfectantia en houtconserveringsmiddelen  (zie  Chemische feitelijkheden 082) samen echter van dezelfde orde van grootteals landbouwbestrijdingsmiddelen.


Bestrijdingsmiddelen zijn de laatste tijd vaak op negatieve wijze in het nieuws. Mensen die tegen het gebruik van bestrijdingsmiddelen zijn, noemen ze bij voorkeur verdelgingsmiddelen of landbouwgif.

De fytofarmaceutische industrie  spreekt liever over gewasbescher-mingsmiddelen.


Zolang landbouw bestaat zijn misoogsten voorgekomen als gevolg van ziekten en plagen. Aanvankelijk had men hiertegen weinig verweer. Bij toeval werden de eerste bestrijdingsmiddelen ontdekt. Deze waren vooral gebaseerd op anorganische stoffen zoals koper, lood, kwik, arseen en zwavel en natuurprodukten, zoals pyrethrinen (uit de Pyrethrum-plant), rotenon of Derris-poeder en nicotine (uit tabak). Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam de ontwikkeling van chemische bestrijdingsmiddelen goed op gang. Door schaalvergroting en andere cultuurmaatregelen in de landbouw is het gebruik van bestrijdingsmiddelen steeds belangrijker geworden. Hierdoor ontstond behoefte aan regulering.


Bestrijdingsmiddelen kunnen worden onderverdeeld in

- insekticiden/acariciden (bestrijding van insekten en mijten),

- fungiciden (bestrijding van schimmelziekten),

- herbiciden (bestrijding van onkruiden),

- grondontsmettingsmiddelen of nematiciden (bestrijding van aaltjes)

- overige, waaronder groeiregulatoren en hulpstoffen.

Over insekticiden, fungiciden en herbiciden worden aparte Chemische feitelijkheden uitgebracht.








 /  1990-1999  / DIVERSE 1993-01-xx  

in/fo