© www.dode-lente.nl



 HOME

een terug

 Boek  DODE LENTE

Volgende hoofdstuk naar index boek voorgaande hoofdstuk

voorgaande

1960 - 1969 lijst

volgende

BRON Delpher: Leeuwarder Courant 1967-12-30         ook in MAP

                                                             

NIEUW ALARM VAN DR. BRIEJÈR


Boekrecensie:  ‘Zilveren sluiers en verborgen gevaren’

Chemie bedreigt het hele leven


(Van onze landbouwredakteur)

Chemiestudent uit Leeuwarden: Wij zijn de belangrijkste mensen ter wereld


Over de hele wereld zijn duizenden geleerden bezig aan het leven te sleutelen. Het ene ogenblik verandert een hart van eigenaar, het andere ontdekken chemici hoe ze zo iets als nieuw leven uit dode substantie kunnen scheppen. Steeds knapper worden de geleerden en als men rekent, dat hun aantal op het ogenblik groter is dan er ooit in de menselijke geschiedenis hebben gewerkt, dan kan men zich voorstellen, dat het sommigen wel eens koud om het hart wordt. Zij zien niet alleen hoe de menselijke geest in een steeds hoger vlucht het benauwde aardse achter zich laat, maar ook hoe de chemie als uitvloeisel van die geest als een stoomwals over de aarde gaat. Wat als een interessante laboratoriumproef begon, wordt een massaal verschijnsel.


Telkens zijn er weer mensen, die enigszins aan de kant van het dagelijks gebeuren staan, die roepen, dat het verkeerd komt. Men stuurt ze het liefste de woestijn in, zoals ir. Cleveringa, anderen kiezen die woestijn vrijwillig, zoals dr. C. J. Briejèr, de voormalige directeur van de Plantenziektenkundige Dienst, die het bestrijden van ziekten aan anderen overliet om zelf de „ziekte-bestrijders” te lijf te gaan. Enkele jaren geleden was dr. Briejèr nog optimistisch gestemd ten aanzien van de mogelijkheden tot harmonische ziektenbestrijding in de landbouw door middel van een evenwicht in de natuur, maar hij geeft er nu niet zoveel aandacht meer aan. Sedertdien is namelijk het boek van Rachel Carson uitgekomen „Silent Spring" (Dode Lente), waarin de ideeën van Briejèr ook geciteerd worden. Dr. Briejèr heeft veel met Carson gecorrespondeerd en het beroemde boek, bepaald mee door zijn denkbeelden tot stand gekomen.

Er staan bij de verdere „verchemisering” van de wereld twee opvattingen tegenover elkaar. De ene waagt het experiment en het avontuur, dat er ook in het Jaar 2000 nog voedsel zal zijn voor de mensheid, die dan drie miljard koppen zal tellen en de andere meent dat de doorgaande vergiftiging tot onmeetbare onheilen kan leiden. De noodkreet van Rachel Carson bleef niet zonder weerklank. Dr. Briejèr slaakt nu ook een dergelijke kreet in zijn pas verschenen boek „Zilveren sluiers en verborgen gevaren", dat als ondertitel heeft meegekregen „Chemische preparaten die het leven bedreigen".


Incidenten

Het gaat natuurlijk niet om plattelanders die elkaar parathion op het brood smeren. Het probleem is van een andere orde. Het begint ongeveer bij de ozonisering van kantoorlucht en het eindigt ergens in de sferen van de massale hersenspoeling, kortom bij de manipulatie van de mens. Voor elk gif wordt een tegengif uitgevonden. De mens zoekt om zijn evenwicht door voortdurend chemische processen in zich te laten omwroeten en inmiddels waggelt de mensheid voort op een weg, die door bommen gemarkeerd wordt. Het klinkt melodramatisch om zo over dat onnozele asperientje te praten. Maar zoals er voor de alcoholist op een gegeven moment geen weg meer terug is en hij ook alleen nog maar onderweg is naar het volgende glaasje zo bezat de mensheid zich op het ogenblik ook aan giffen.


Er zijn incidenten langs deze weg. Het thalidomide- of softenonschandaal was er een van. Amerika is er voor bewaard gebleven omdat daar ergens een directrice op een hoge post eigenwijs en wel besloot, dat het wel eens gevaarlijk spul kon zijn. Wat dr. Briejèr met zijn boek probeert te bereiken is eigenlijk het kweken van mensen, die eenzelfde instelling ten opzichte van de verchemisering van het leven zullen innemen als die dr. Kelsey in Amerika.

 

Het gaat hier om een levenshouding. Het gevaar is natuurlijk groot, dat het betoog van dr. Briejèr als bangmakerij opgevat wordt. Het Fries Landbouwblad heeft al een paar stappen in die richting gedaan. Het komt tot de conclusie dat dr. Briejèr aan het overdrijven is. De oude troef, dat het niet meer zonder de chemie kan in de landbouw, wordt ook uitgespeeld en daarmee is het probleem dan wel getekend. Het zal onze tijd nog wel uitduren. Toen dr. Briejèr met vervroegd pensioen ging om zijn boek te schrijven, werd hij opgevolgd door een man, die zelf uit de gifindustrie kwam. Hij is iemand, die het veel minder ernstig inziet dan zijn voorganger bij de Plantenziektekundige Dienst, een Wagenings instituut.


Een van de uitgangspunten van dr. Briejèr is, dat het sproeien van giften in de landbouw begonnen is zonder eerst een inzicht te hebben verworven in de aard van de vijand, het insect. Het directe resultaat telde, niet de uiteindelijke gevolgen, waarover nu pas meer bekend wordt. Door de wijze van aanpakken duikt het gevaar op, dat men de vijand van een verkeerde kant aanpakt, terwijl hij zich elders veel sterker maakt o.a. door de ontwikkeling van resistenties, die steeds gevaarlijker giften vragen om ze te overwinnen. Dr. Briejèr, die in ambtelijke en in wetenschappelijke kring nog weinig gehoor voor zijn ideeën heeft gevonden, heeft zich in zijn boek dan ook niet tot die groep van mensen in de eerste plaats gericht. Hij leidt de ondeskundige lezer de wereld der biologie binnen.


Deze zal daar veel vinden dat hem interesseert en met meer interesse zal de lezer de „verchemisering” van de wereld volgen. Dr. Briejèr past er daarbij wel voorop, een maniak te lijken.

Voor zijn vakgenoten is dat natuurlijk het vervelende, want een maniak kan met een korte opmerking afgemaakt worden. Tegen het zuigende sceptisisme van dr. Briejèr helpen geen korte opmerkingen. Hij tart de gifmengers zich te realiseren, wat ze doen en het is wel haast zeker, dat de avonturiers in de chemie ten koste van de „vooruitgang” aan banden zullen worden gelegd.

 

Aan het einde van het jaar past hierbij nog even de herinnering aan het schandaal van de hormooninspuitingen bij kalveren en het verbod van dieldrin en aldrin bij verschillende tuinbouwgewassen. De desbetreffende verboden zijn niet tot stand gekomen, omdat er in Nederland om geroepen werd, maar omdat Italië en Duitsland niet van de rommel gediend waren. De piepkuikenexport naar Duitsland kreeg in het afgelopen jaar een klap te verwerken, omdat er ergens een partij met salmonella werd ontdekt. De ziektebestrijding had gefaald, maar het wordt ook steeds moeilijker om alles gezond te houden. Een en ander bewijst, dat het boek van dr. Briejèr ook in de Nederlandse landbouw in een actuele situatie meespreekt.


Hypothese

Natuurlijk begeeft dr. Briejèr zich herhaaldelijk op het terrein van de veronderstellingen. De met chemie experimenterende mensheid gaat van het ene succes naar het andere, maar gebleken is, dat de vijand, in dit geval het insect, zich wel even van een aardappelveld laat verdrijven, maar in een resistente vorm toch weer aanwezig blijkt te zijn. Uit deze voortdurende aanpassing van de insecten meent dr. Briejèr een waarschuwing te mogen distilleren tegen het gevaar, dat een insect als drager van ziekten een plotseling niet te stuiten epidemie veroorzaakt. Hij brengt in herinnering hoe pest, dysenterie, vlektyfhus keerpunten in de wereldgeschiedenis hebben veroorzaakt tot in deze eeuw toe, hoewel daarvan in de geschiedenisboekjes weinig van vermeld wordt.


Deze waarschuwing is niet bedoeld om nog eens extra op het handen wassen te letten, maar gaat terug naar de insectenbestrijding, die uit de hand is gelopen. Dr. Briejèr meent, dat dit ook een factor is geweest bij de ondergang van vroegere culturen, die van zichzelf steeds hebben aangenomen, dat er slechts een opgaande lijn zou zijn. Dr. Briejèr is niet geheel overtuigend in de hoge vlucht, die zijn gedachten hier hebben genomen. Het wekt de indruk, dat hij op dit punt van alles bij elkaar heeft geharkt uit de cultuurhistorische tuin, dat een fraaie opsiering van zijn boek zou geven. De desastreuze teruggang van de Groninger akkerbouw — en mogelijk straks ook van de Friese — is iets, dat de gedachten op paden brengt die afwijken van wat gangbaar is. Placht ir Cleveringa al niet met veel pathos uit te roepen, dat de agrarische technici op een lijk opereerden?


Het spuiten van vergiften in de landbouw vindt snelle voortgang. Er wordt niet alleen gewerkt met deze vergiften als er een ziekte wordt onderkend in het gewas, maar men werkt er ook voorbehoedend mee. In 1950 bedroeg de omzet aan bestrijdingsmiddelen in de wereld vier miljard gulden en dat was volgens dr. Briejèr in 1964 gestegen tot zes miljard gulden. Op de rol, die de chemische industrie speelt in dit gehele vraagstuk gaat dr. Briejèr slechts hier en daar in. Wel weet hij uit eigen waarneming te berichten, dat wanneer een onderneming eenmaal iets heeft gevonden, zij al het mogelijke doet het nieuwe middel er door te drukken bij de instanties die verantwoordelijk zijn voor het gebruik. Overigens heeft de industrie nu ook ontwikkelingslanden ontdekt als een gebied waar interessante afzetmogelijkheden voor bestrijdingsmiddelen zijn. De aanvankelijke successen zullen er groot zijn.


Gevolgen

De gevolgen, die de verchemisering van het leven kan hebben, deelt dr. Breijèr in twee groepen in. De ene is een grote veronderstelling, doch sedert thalidomide niet meer onvoorstelbaar. Het betreft hier o.a. de invloed van chemische stoffen op de genetische code van de cel bij de mens. Er is niets van bekend, maar het onderzoek op dit punt vordert snel. De andere groep wordt gevormd door de lange reeks pijntjes en kwaaltjes, die de mens het leven zuur maken. Vele zal hij zichzelf bewust op de hals halen, zoals die door roken e.d., maar de vergiftiging van het milieu is ook een oorzaak. Het feit, dat de landbouwers een beroepsgroep vormen in Nederland met een opvallende voortijdige invaliditeit zou misschien ook een aanwijzing kunnen zijn in de richting, die Rachel Carson en dr. Briejèr bedoelen.


In zijn boek levert dr. Briejèr ook uitvoerig kritiek op de zestien keuringsdiensten voor Waren in Nederland, die door een veelheid van methoden en instanties, die er achter staan niet geschikt zijn voor de enorme taak, waar ze voor staan. Ze zijn niet toegerust voor de controle op residu's van bestrijdingsmiddelen. Geen enkele dienst is voldoende ingericht voor een dergelijk onderzoek, zo meent dr. Briejèr. Een gemakkelijke huisgenoot is de auteur overigens ook niet. Hij geeft de voorkeur aan sla en andijvie, waarin een bladluisje zit. Voor hem is dit een bewijs, dat de giftige stoffen geen residu hebben nagelaten. Hij zal zijn keukenprinses echter toch wel verzoeken om ook dat laatste luisje uit de sla te spoelen. Op de veiling wordt echter een partij met luis onverbiddelijk afgekeurd, zoals ir. J. P. Haisma van Bergum'. die als tuinder ook wat „besmet" is door de ideeën als die van dr. Briejèr tot zijn schade bemerkt heeft.



     BRON en KNIPSEL LC 1967-12-10

 /  196o-1969  / RECENSIE  ‘Zilveren sluiers’ 1967-12-30

Naar knipsel

en bron

ni/nf