© www.dode-lente.nl
HOME
voorgaande |
1990 - 1999 lijst |
volgende |
een terug
Boek DODE LENTE
/ 1990-1999 / DIVERSE 199 1-10-06
BRON: Leeuwarder Courant 1990-10-06 /1 ook in MAP
Landbouw geeft chemisch wapen niet zomaar uit handen
Door Irene Overduin en Willem Bosma
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw moet over tien jaar met meer dan de helft zijn afgenomen. Dat is de meest markante doelstelling van het vorige maand gepresenteerde Meerjarenplan Gewasbescherming. Liefst vier ministers - Braks (Landbouw), Alders (Milieubeheer), d'Ancona (Volksgezondheid) en De Vries (Sociale Zaken) - zetten er hun handtekening onder. Succes verzekerd? Dat niet. De voormannen van de gangbare land- en tuinbouw reageren scherp afwijzend. Ze zullen zich vastklampen aan het uitgangspunt van het ministerskwartet dat de concurrentiepositie van de agrarische sector niet mag worden aangetast. Hoe de grote reductie van het gifgebruik moet worden verwezenlijkt is niet helder. Sancties op het niet bereiken van de doelstelling zijn er niet. Toch zijn er mogelijkheden om de gifstroom in te dammen. En aan animo bij individuele boeren ontbreekt het evenmin. Als de consument maar voor zijn chemicaliënangst wil betalen.
Hogere opbrengsten bij lagere kosten. Er is geen economie waarin zo'n resultaat een slecht onthaal krijgt. Landbouwchemicaliën maakten het mogelijk. Tarwe, gerst, suikerbieten, aardappelen, groenten, fruit: in al deze sectoren is in Nederland de opbrengst de laatste vijftig jaar verdrievoudigd. Het is juist de periode waarin de chemische bestrijding van onkruiden, insecten, schimmels en aaltjes een grote vlucht nam.
Spuiten is goedkoper dan wieden. Bovendien gaan schaalver-grotingen eentoniger teeltplannen hand in hand met ziekten en plagen die zich vroeger stilletjes op de achtergrond hielden. De omstandigheden voor de te bestrijden flora en fauna worden nog gunstiger als boeren het waterpeil, de bemesting of zelfs het hele klimaat naar hun hand gaan zetten. Gevolg: weer meer bestrijdingsmiddelen.
Nu heeft Nederland, ten behoeve van zijn befaamde land- en tuin-bouwexport, al het hoogste bestrijdingsmiddelengebruik per hectare cultuurgrond ter wereld. De gevolgen voor natuur en milieu zijn nog onvoldoende bekend, maar wat aan het licht komt is alarmerend. De grote roofvogelsterfte door gechloreerde pesticiden is van voorbijgaande aard geweest. De verontreiniging van grondwater met dichloorpropaan en atrazin is dat niet; die is pas begonnen en zal de komende decennia alleen maar erger worden - zelfs als de stoffen vandaag nog worden verboden.
Groeiend milieubesef en toenemende kennis van de schadelijkheid van de gebruikte middelen hebben nog niet veel uitwerking op het beleid gehad.
De Bestrijdingsmiddelenwet werd in 1975 uitgebreid met de toelatingseis voor nieuwe middelen dat zij geen onaanvaardbare schade aan bodem, water en lucht mogen toebrengen. Daadwerkelijke toetsing op milieueffecten gebeurt pas sinds 1981.
De Commissie Toelating Bestrijdingsmiddelen (CTB), die vanouds vooral lette op de effectiviteit van de aangemelde preparaten, vergadert in het geheim en ook de dossiers zijn niet openbaar. Maar het laat zich raden dat er aan de milieuschadelijkheid van bestrijdingsmiddelen veel vruchteloze discussies worden gewijd. Welke schade is onaanvaardbaar? Dat hangt er maar van af welke belangen prevaleren.
Ecotoxicologie staat in de kinderschoenen. Zo bestaat er bijvoorbeeld nog een zeer groot grijs gebied tussen verwaarloosbare en onverantwoorde risico's. Zolang dat grijze gebied niet kleiner geworden is, zal de betalingsbalans dan veelal de doorslag geven. Spuiten maar, want dat is goedkoop, ook voor de export. Een handicap bij het bestrijdingsmiddelen beleid is de ouderdom van 80 procent van de gebruikte middelen. Op deze stoffen, die dateren van vóór de milieutoetsing, is het patent verlopen. Daardoor zijn ze goedkoop, maar ze zijn vaak weinig selectief in hun giftige uitwerking.
Door middel van een grote inhaalslag door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne zijn nu 130 oude middelen op hun milieugevolgen onderzocht. Vooruitlopend daarop kwamen Braks en Alders vorig jaar al met een nota Milieucriteria. Een belangrijk uitgangspunt in de nota is de norm voor grondwater waaruit volgens de bewindslieden zonder extra zuivering drinkwater moet kunnen worden bereid. Daaruit volgt dat er niet meer dan 0,1 microgram (0,1 miljoenste gram) achterblijfsel van bestrijdingsmiddelen in dat grondwater mag voorkomen.
Een strikte toepassing van deze EG-drinkwaternorm uit 1980 op grondwater kan een keerpunt veroorzaken in de gewasbescherming. Volgens de stichting Natuur en Milieu moeten op grond van de nota Milieucriteria 90 procent van de thans toegelaten landbouwchemicaliën worden verboden. Daaronder zijn bestsellers als aldicarb, atrazin, 2,4D, dichloorpropeen, DNOC, glyfosaat, lindaan en maneb.
Het Landbouwschap zette zich schrap en wist uitstel van de behandeling te bereiken tot na de discussie over het nu verschenen Meerjarenplan Gewasbescherming.
De producenten van landbouwgif, voorop een uitdunnende schare multinationals, zijn eveneens fel gekant tegen de Nederlandse grondwaternorm. Hun stelling is dat grondwater niet drinkbaar hoeft te zijn, maar heel goed kan worden gezuiverd. Of de kosten daarvan in de aardappelprijs of in die voor kraanwater zouden moeten worden doorberekend is niet bekend. De kosten van vervuiling van drinkwaterbronnen door dierlijke mest worden in Gelderland door de waterdrinker betaald.
De Nederlandse Stichting voor Fytopharmacie (Nefyto), die de belangen van fabrikanten, importeurs en dealers van bestrijdingsmiddelen behartigt, schreeuwde ook bij verschijning van het Meerjarenplan moord en brand. Net als de georganiseerde landbouw ziet de stichting in het plan de zoveelste aanslag op de inkomenspositie van de boeren.
Inderdaad becijfert de regering de benodigde investeringen op ƒ 2,3 miljard in tien jaar. Gedwongen bedrijfssluitingen worden aangekondigd.
Dat klinkt voor de boeren onheilspellend. Het Meerjarenplan geeft de minister van landbouw echter geen dwangmiddelen in handen. De beperking van chemische bestrijdingsmiddelen is afhankelijk van het succes van voorlichting en van nieuwe of herontdekte methoden. Geïntegreerde teelt en ruimere wisseling van het vruchtgebruik zijn mogelijkheden, die van oudsher veel plagen en ziekten op afstand hielden. Proefnemingen in Nagele duiden op behoorlijke opbrengsten, maar geringere verdiensten.
Door veredeling en biotechnologie kunnen gewassen worden ontwikkeld die resistent zijn tegen ziekten. De plantenveredeling is duur, maar zij kan door een verbod op goedkope, verouderde chemische middelen een impuls krijgen. Reductie van het gif gebruik kan ook worden bereikt door gebruik van mechanische bestrijdingsmiddelen zoals de loofklapper in de aardappel teelt. Bij veel akkerbouwers bestaat daar belangstelling voor. De grootste steun voor alternatieve gewasbescherming zou moeten komen van de consument, die blijkens opinie-onderzoeken bereid is meer te betalen voor gif vrije produkten.
BRON: Leeuwarder Courant 1990-10-06/2 ook in MAP
Gesprekken met boeren. 'Spuiten voordelig'
'Boeren zijn al veel bewuster'
Het gebruik van landbouwgif is slechts één van de manieren om plagen en ziektes op afstand te houden of, als ze er eenmaal zijn, te bestrijden. Met alternatieven als een afwisselende teelt, een ruimer teeltplan, handmatige verwijdering van onkruid, mechanische bestrijdingsmiddelen en resistente rassen achter de hand, rijst de vraag of boeren wellicht ook zonder landbouwgif kunnen.
Heel moeilijk, zegt Teun de Jong, akkerbouwer te Dongjum en bestuurslid van de Studievereniging voor Gewas- en Milieubescherming in Friesland. De 'spuitclub', zoals de vereniging vroeger genoemd werd, geeft boeren voorlichting over ziekteverwekkers en de wijze waarop die bestreden kunnen worden.
Nieuwe onderzoeken, zoals die van het RIVM naar de schadelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen voor het milieu, worden door de spuitclub kritisch gevolgd. De leden staan niet onwelwillend tegenover de aanbevelingen in het rapport, maar zijn tegelijkertijd wel huiverig voor de consequenties. „We volgen een tweesporenbeleid”, licht De Jong toe. „Aan de ene kant zoeken we naar methoden om met minder middelen toe te kunnen. Maar aan de andere kant vinden we dat er voldoende bestrijdingsmiddelen voorhanden moeten blijven.”
De vraag of boeren zonder landbouwgif kunnen, is eigenlijk geen reële vraag, vindt De Jong. Een akkerbouw zonder bestrijdingsmiddelen is alleen mogelijk als de boeren rechtsomkeert maken, een manoeuvre die slechts kans van slagen heeft als de politiek en de samenleving meegaan. Zolang echter het internationale landbouwbeleid blijft aansturen op schaalvergroting, intensivering en specialisatie, is de marge om te kiezen voor een akkerbouw zonder gif uiterst klein, betoogt hij.
Zijn kritiek spitst zich toe op de uitgangspunten van het milieubeleid en het graanbeleid. „Die staan haaks op elkaar. Het milieubeleid zegt: 'stel een ruimer en gevarieerder bouwplan op, dan kun je toe met minder bestrijdingsmiddelen.” Goed, mee eens. Dan kom je op de Friese klei uit op een teeltplan waarin graan hoort. Graan is een gezondmaker. Als je eerst aardappelen, bieten en groenten hebt verbouwd en je zet er daarna graan op, dan verdwijnen de schimmels. Maar wat zei Braks vervolgens? “Laat de graanteelt nu maar over aan Frankrijk. Daar pakken ze het grootschalig aan. Ik kan niet anders concluderen dan dat er te weinig integraal wordt gedacht.”
Zolang het beleid niet eenduidig is, zullen boeren geneigd zijn zich louter op basis van koele berekeningen aan bestrijdingsmiddelen te vergrijpen. Een akkerbouwer stelt zo'n berekening op door van te voren een schatting te maken van de schade aan een gewas als hij niet ingrijpt. „Bij een ras als Bintje ligt dat nogal duidelijk. Als je in een perceel Bintje niet spuit, heb je bijna 100 procent zekerheid dat er Phytophthora (ook wel: aardappelziekte, red.) in komt en alles kapot gaat. Dat betekent een schade van ƒ 10.000 per hectare. Spuit je tegen Phytophthora, dan ben je per hectare ƒ 300 kwijt. Bestrijdingsmiddelen tegen andere ziekten meegenomen, kom je uit op ongeveer ƒ 500. Spuiten Is dus bijzonder voordelig.”
Boeren zijn voor bestrijding van plagen en ziekten aangewezen op adviezen. Daarvoor heeft het rijk voorlichters op pad, wier aantal volgens het Meerjarenplan Gewasbescherming met vijftien zal worden uitgebreid. Hun wacht de komende jaren de taak de land- en tuinbouwers een flinke spuitreductie aan te praten. Als er maar alternatieve bestrijdingstechnieken zijn, dan zal die voorlichtingscampagne wel in goede aarde vallen, denkt Hille Hoogland van de CAF. „De boeren binne al folie bewuster.”
Hoogland is al meer dan tien jaar actief als bestrijdingsmid-delendeskundige bij de CAF. Als vertegenwoordiger en voorlichter met belangstelling voor het milieu merkt hij dat boeren wel degelijk geïnteresseerd zijn in schadelijke effecten van de spuitmiddelen. „Likegoed jout de kosten-baten- analyse de trochslach. At in boer üt ünderfining wit dat in middel effektyf is en net te djoer, dan freget hy net gau om wat oars.”
Toen de loof doder dinoseb onlangs werd verboden, gaf de overheid tijdelijk toestemming te spuiten met het vrijwel even milieuschadelijke DNOC. „Ik kin dan wol wize op sêfte middels lykas Trakefon, mar as dy ƒ 100 de hektare djoerder binne, freget in boer dochs om it alde guod.” Om die reden is Hoogland tegenstander van een heffing op nieuw toegelaten landbouwchemicaliën.
Deze nieuwe middelen, die doorgaans selectiever en minder milieubelastend zijn, moeten volgens de CAF-deskundige juist een kans krijgen te concurreren tegen de onwenselijke, verouderde stoffen. Nu gaan zwarte-lijstmiddelen als parathion, atrazin en maneb-tin nog grif over de toonbank.
Hoogland juicht een uitgebreidere overheidsvoorlichting toe. In Friesland hebben particuliere bedrijven meer dan de helft van de bestrijdingsmiddelenmarkt in handen. De adviezen van die kant zijn veelal gekleurd door eenzijdige informatie van fabrikanten en importeurs, erkent Hoogland. De CAF tracht objectief te zijn door oog te hebben voor mechanische en teelttechnische alternatieven en voor eventuele milieuschade.
Wordt er op het land van klanten van de CAF minder gif verspoten dan op grond van boeren die hun middelen bij de particulier betrekken? „Dat soenen jo wol tinke”, zegt Hoogland. Als een boer zuiniger met chemicaliën omgaat, kan dat een iets lagere opbrengst of produkten met een wat minder gaaf uiterlijk opleveren. Albert Heijn laat dit jaar proeven nemen met de 'gifarme' teelt van volle-grondsgroenten. Hoogland vindt dat boeren die voor deze 'Groene Lijn' van AH produceren, meer geld voor hun produkten moeten krijgen, omdat ook de consument er meer voor betaalt. „As de minsken ris ynseagen dat in lus yn de slaad of in plakje op in apel neat oer de smaak of kwaliteit seit, dan soe der in stik minder spuite wurde", oordeelt Hoogland.
'Bordeauxse pap'
Hajo Bruining (72), akkerbouwer in Wijn-aldum, herinnert zich uit het begin van het spuittijdperk de 'Bordeauxse pap. Het middel, een mengsel van kopersulfaat en kalk, werd eind vorige eeuw in Frankrijk bij toeval ontdekt. Het bleek goed te werken tegen schimmelziekten en werd vanwege die eigenschap royaal ingezet tegen Phytophthora. „Wy makken it altiten klear mei wetter üt 'e sleat. Eefkes goed riere en dan koest mei de réchspuit it lan op. Miskien net sa best, mar ast neat dwaan soest, krigest in ramp krekt as yn lerlan.”
Bruining doelt op de Phytophthora-explosie die in 1845 in lerland toesloeg Het tekort aan aardappelen als gevolg van de schimmelepidemie veroorzaakte een hongersnood die naar schatting een miljoen slachtoffers maakte. Bordeauxse pap gebruikt hij inmiddels al lang niet meer. Het middel werd verboden omdat kopersulfaat zwaar giftig voor organismen en bovendien niet afbreekbaar is.
Andere middelen kwamen er voor in de plaats. Bruining heeft het zicht er op langzamerhand verloren. Als er gespoten moet worden, regelt het loonbedrijf dat in de meeste gevallen. „Kinst net sünder, kinst net wer werom nei froeger”, meent Bruining
'Vroeger' staat voor de eerste jaren na de oorlog, toen Bruining nog een man of tien in vaste dienst had en in drukke tijden seizoenarbeiders inhuurde. Ze werden onder meer ingezet bij het met de hand verwijderen van aardappelloof, een handeling die nodig is om te verhoeden dat eventuele ziektes in het blad via de sapstromen de knol bereiken. Toen de lonen echter begonnen te stijgen en de regering aandrong op produktieverhoging, bleken bestrijdingsmiddelen hoe langer hoe vaker een aantrekkelijk en goedkoop alternatief voor dure mankracht. Inmiddels runnen Bruining en zijn zoon Wybe (38) het 75 hectare grote bedrijf met z'n tweeën.
Liever zouden ze minder bestrijdingsmiddelen gebruiken, ook al omdat de nieuwste lichting middelen als gevolg van duur vooronderzoek royaal aan de prijs is. Ze proberen regelmatig nieuwe vindingen, maar zijn daarover vooralsnog niet echt tevreden. Een experiment op het bedrijf met een loofklapper toonde aan dat lang niet alle loof verwijderd kon worden, zodat de spuit er alsnog overheen moest. „Ideaal is it noch net”, aldus Wybe.
Rijbespuiting, waarbij alleen de ruggen bespoten worden en het onkruid ertussen mechanisch gedood wordt, vinden ze „in prachtige ütfining”. „It besparret middel, mar ik tink wol dat it ekstra tiid kostet. Dan tinkst dochs: earst mar ris 'volvelds'spuitsje.” Niet alle argumenten vóór het gebruik van landbouwgif laten zich even helder in tijd en geld uitdrukken. Vaak spelen gevoelsmatige argumenten een uiterst discutabele rol in de beslissing de spuit er nog eens overheen te halen. Dat is bijvoorbeeld het geval met de inzet van bestrijdingsmiddelen ter wille van een prettig ogende appel, ofwel 'cosmetische gewasbescherming. „In apel is der neat minder om as der in lytse fergroeiing op 'e skyl sit. Dochs ferkeapet san apel net. De konsumint hat blykber leaver in bespuite apel sünder plakjes, as in ünbespuite apel mei. Dat jildt ek foar in krop slaad: wás mar bliid dat er in blêdlüs op sit, dan bist der wis fan dat er net bespuile is”, zegt Hajo Bruining. Zijn zoon: „As it publyk echt biologyske teelt ha wol, dogge wy dat. Wy passé üs wol oan.”
"Landbouw geeft chemisch wapen niet zomaar uit handen Door Irene Overduin en Willem Bosma / Foto's Paul Janssen". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1990/10/06 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 03-10-2019,
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010567387:mpeg21:p031
Deel knipsels ontbreekt!
in/fo
SITEMAP |
GEGEVENS |
ZOEKEN |
Biografie-1 |
Biografie-2 |
Biografie-3 |
Invloed-01 |
Wikipedia-E |
Wetgeving |
Oskam-01 |
1991 MJPG |
2010 gebruik |
2012 gebruik |
2016 gebruik |
afzet/gebruik |
Grondgebruik-01 |
Niet landbouw |
Gedrag |
NEFYTO |
keuzelijst |
New Yorker |
Silent Spring |
Dode-Lente |
USA Rapport |
Zilveren Sluiers |
DEEL-1 |
DEEL-2 |
DEEL-3 |
DEEL-4 |
DEEL-5 |
HOOFDST.-01 |
HOOFDST.-02 |
HOOFDST.-03 |
HOOFDST.-04 |
HOODFST.-05 |
HOOFDST.-06 |
HOOFDST.-07 |
HOOFDST.-08 |
HOOFDST.-09 |
HOODFST.-10 |
HOOFDST.-11 |
HOOFDST.-12 |
HOOFDST.-13 |
HOOFDST.-14 |
BRONNEN |
vóór 1940 |
1940-06-16 |
Colloradekever |
1e maal DDT |
Rupsenplaag |
USA DDT |
Nobelprijs |
Nevelspuit |
Rijnvervuiling |
ZLM rapport |
1954-07-19 |
Dr. Briejér |
Dr. Briejér |
lijst 1960-1969 |
gifgebruik 1960 |
The New Yorker |
8 x silent spring |
5 X dode lente |
Rachel Carson † |
2 X zilveren sluiers |
1980-1989 |
1990-1999 |
2000-2009 |
2010-2019 |
1980 Lekkerkerk |
1980 Volgelmeer.p. |
1981 Westland |
1982 Zure regen |
40 Jr. GIF |
1986 Tsjernobyl |
25 jr dode lente |
1989 CFK's |
1989 MJP-G |
bodemsanering |
Meerjarenplan |
1990-12-19 |
Zenuwziekten |
MJP-G |
1992-03-10-2 |
Bestrijdingsmiddelen |
MJP-G |
Vrije zone |
2002-06-05> |
2004-06-06 |
2008-10-01 |
2013-05-13 |