© www.dode-lente.nl



 HOME

Volgende hoofdstuk naar index boek voorgaande hoofdstuk

voorgaande

1980 - 1989 lijst

volgende

een terug

 Boek  DODE LENTE

 /  1980-1989  / DIVERSE 1989-04-08  

BRON Delpher: NRC  1989-04-08                     tekst in MAP-Milieu


Boek: De Groene Golf - dr. Jaqueline Cramer

geschiedenis en toekomst van de Nederlandse

milieubeweging

Boek waarschuwt 'geitewollen sokken'


Door onzer redacteur F.G. DE RUITER

AMSTERDAM, 8 april — Het milieu: wie in de samenleving wil meetellen, komt de laatste tijd woorden te kort om er op ernstig verontruste toon van mee te praten. In luttele maanden is dit thema tot een der topprioriteiten van het kabinetsbeleid verheven en het ziet ernaar uit dat water-, lucht- en bodemvervuiling een hoofdrol zullen spelen in de komende verkiezingscampagnes voor Europese Parlement en Tweede Kamer. Tegen die achtergrond, zou men denken, verkeert de milieubeweging, gedragen door mensen die het al zo lang wisten en riepen, in een riante positie; haar toekomst moet in elk geval rooskleurig zijn.


Maar dr. Jacqueline Cramer denkt er anders over.

„Paradoxaal genoeg”, zegt ze thuis in Amsterdam, „zou de recente omslag in de richting van een veel milieubewuster denken wel eens het einde van de milieubeweging kunnen betekenen. De kans is immers niet denkbeeldig dat ze nu zodanig door het politieke establishment wordt ingekapseld, dat ze haar oorspronkelijke activistische élan verliest.

 

En er dreigt nog een tweede gevaar: wanneer de milieubeweging haar eigen, inhoudelijke visie niet opnieuw doordenkt, zal ze niet in staat zijn om het milieubeleid fundamenteel te beïnvloeden in een richting die zowel ecologisch als sociaal verantwoord is. Daarom zal de milieubeweging haar positie moeten heroverwegen.”


Groene Golf

Dr. Cramer (37) beschreef zojuist onder de titel De Groene Golf geschie-denis en toekomst van de Nederlandse milieubeweging, waarin ze zelf jarenlang voorop liep, onder meer als voorzitter van de Vereniging Milieudefensie en van het Landelijk Milieu- overleg. Anderhalve week voor het boek bij de Utrechtse uitgeverij Jan van Arkel verschijnt, legt ze uit waar het haar om gaat: hoe kan de milieubeweging gebruik maken van de omslag in het 'milieudenken' zonder haar strijdbaarheid en identiteit te verliezen?


Wat zich nu afspeelt, heeft zonder twijfel zijn gunstige kanten. „Op zich”, aldus de schrijfster, „is het immers een groot winstpunt voor de milieubeweging dat ze de laatste tijd door politici en beleidsbepalende ambtenaren duidelijk als gesprekspartner wordt geaccepteerd. Dat is wel eens anders geweest. Zeker in de vroege jaren zeventig werden milieu-activisten algemeen beschouwd als geitewollen sokkendragers die buiten de realiteit stonden. Nu kan er via politiek en ambtelijk overleg worden 'gescoord' in het belang van het milieu.”



En verder: „Op het moment is zeker niet waarneembaar dat de milieubeweging, nu ze zoveel positiever tegemoet wordt getreden, zich laat inpakken. In de meeste publicaties van de diverse actiegroepen worden juist wat radicalere uitspraken gedaan dan de laatste jaren gebruikelijk was.”


Maar, voegt ze in dezelfde adem toe: „Het is zeer de vraag of dat op langere termijn zo blijft, wanneer een groeiend deel van de professionele staf betrokken raakt bij ambtelijk en politiek overleg. Naar mijn mening dreigt hier een reëel gevaar voor de milieubeweging. Wanneer zij als beweging wil blijven voortbestaan, zal het zwaartepunt van haar werk moeten blijven liggen in het activeren van mensen en het uitoefenen van pressie op het beleid van buitenaf. Waar ik voor pleit is dus in feite een continuering van de kritische, afstandelijke opstelling die de milieubeweging tot nu toe altijd gekozen heeft.”


Waarna ze haar strijdmakkers ernstig in overweging geeft zich meer te richten op andere ministeries dan VROM (milieubeheer); op zoek te gaan naar nieuwe mogelijkheden om vooral het bedrijfsleven te beïnvloeden; de samenwerking met andere maatschappelijke groeperingen, bijvoorbeeld de vakbeweging en consumentenorganisaties, te versterken; meer gezamenlijk naar buiten te treden en hun positie op internationaal niveau te versterken.


Midden jaren zestig

Mevrouw Cramer, van huis uit bioloog, gepromoveerd in de wetenschapsdynamica en werkzaam bij het studiecentrum voor technologie van TNO in Apeldoorn, reserveert in haar boek de term 'milieubeweging' voor de reeks actiegroepen op milieugebied die sinds het midden van de jaren zestig in Nederland ontstonden, onder meer:



Natuurbeschermingsorganisaties, die al veel langer bestaan, worden er dus niet toe gerekend. In de milieubeweging onderscheidt ze globaal drie stromingen

  1.  zij die hoofdzakelijk het overheidsbeleid willen beïnvloeden (bijvoorbeeld de Waddenvereniging en de stichting Natuur en Milieu);
  2. zij die het mobiliseren van een breed publiek beklemtonen (Strohalm, Milieudefensie) en
  3. degenen die een 'milieu- en mensvriendelijke leefwijze' ontwikkelen en in praktijk brengen (de Kleine Aarde).


Cramer rept van een 'gevoelige verhouding' tussen de verschillende organisaties, die door H.W. Bloemers, voorzitter van Natuur en Milieu, als volgt werd verwoord: „Wij geloven allemaal in dezelfde God, jullie op jullie manier en wij op de Zijne.”


De milieubeweging kende diverse voorlopers, onder meer C.J. Briejèr, voormalig directeur van een onderzoeksinstituut voor plantenziekten en auteur van het opmerkelijke boek Zilveren Sluiers en Verborgen Gevaren over de vernietigende werking van chemische bestrijdingsmiddelen, en de Wageningse hoogleraar E. de Vries: „Allebei visionaire geesten”.


Ook de milieupublicisten Wouter van Dieren en Sietz Leeflang worden met waardering genoemd. Veel invloed hadden destijds (1969) de geslaagde burgeracties tegen de komst van Progil (een Franse chemische industrie) in het Amsterdamse havengebied.


Bij de politieke partijen was de belangstelling voor de milieuproblematiek tot eind jaren zestig zeer gering. In geen enkel partijprogramma, aldus dr. Cramer,vormde het een centraal 'aandachtspunt', behalve in dat van de PSP. Bram van der Lek, toen vertegenwoordiger van die partij in de Tweede Kamer, vertelde haar dat zijn interpellatie over de dood van uilen door landbouwgif slechts hilariteit opriep en volstrekt niet serieus werd genomen.




Milieuverenigingen flink gegroeid


Door een onzer redacteuren

ROTTERDAM, 8 april — De milieuverenigingen in Nederland zijn door de toenemende belangstelling voor het milieu de laatste jaren aanzienlijk gegroeid. Nederland is volgens tellingen van de stichting Natuur en Milieu zo'n duizend milieu-organisaties rijk, landelijke en regionale. De in 1978 opgerichte Stichting Greenpeace Nederland telt nu 350.000 leden. „Het publiek belt ons steeds vaker op voor informatie. Ik denk dat daar een nieuwe taak ligt voor Greenpeace: behalve actiegroep moeten we ook een soort voorlichtingsorganisatie worden", aldus R. van Huizen van Greenpeace.


Ook het Wereld Natuur Fonds (WNF) heeft zich de laatste jaren kunnen verheugen in een uitbreiding van de achterban. Telde deze vereniging in 1980 ongeveer 100.000 leden, dit jaar is dat 300.000. Volgens woordvoerder R. van der Giessen heeft het publiek altijd al belangstelling gehad voor het milieu, maar is het nu gemakkelijker onder de aandacht te brengen. Een televisieprogramma in oktober 1987 met onder anderen André van Duin als gast leverde de meeste nieuwe leden op: het Wereld Natuur Fonds kreeg er in één klap 100.000 leden bij.


De Vereniging Milieudefensie telt dit jaar 18.000 leden tegen 14.000 in 1979. De laatste tijd krijgt Milieudefensie er zo'n 400 leden per maand bij.


De Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland (283.000 leden) krijgt tussen de 2.000 a 3.000 aanvragen per maand van mensen die lid willen worden. Een onderzoek dat Natuurmonumenten in november onder 1.000 Nederlanders van 18 jaar en ouder liet uitvoeren, wees uit dat de belangstelling voor natuur en milieu met ongeveer 79 procent tamelijk stabiel is gebleven. Uit dezelfde enquête bleek dat ruim zeventig procent van de ondervraagden van mening was dat het economische belang moet wijken voor natuur en milieu.


Het ledenaantal van de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee (ongeveer 35.000) is vrij stabiel gebleven. M. Boetes van de Waddenzeevereniging schrijft dat toe aan de groei van het aantal milieu-organisaties: „We hebben een keer een onderzoek gehouden naar leden die hun lidmaatschap opzegden. De meesten gaven te kennen dat er zoveel verschillende milieuverenigingen bij waren gekomen waar ze ook wel wat voor wilden doen."

     BRON en KNIPSEL NRC Handelsblad 1989-04-08

Naar knipsel

en bron




"Boek waarschuwt 'geitewollen sokken'". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/04/08 00:00:00, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 30-09-2019,

 http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031272:mpeg21:p003

ni/nf