© www.dode-lente.nl
voorgaande |
2010 - 2019 lijst |
volgende |
HOME
een terug
Boek DODE LENTE
14 CONCLUSIES VAN DIT ONDERZOEK
De doelstelling van dit onderzoek was om vast te stellen of weidevogelgebieden zijn gecontamineerd met bestrijdingsmiddelen en diergeneesmiddelen en of het verdwijnen van weidevogels daarmee verband zou kunnen houden. De conclusies van dit onderzoek zijn, dat:
Onderzoeksrapport ophalen
1 |
Het gemiddelde aantal getelde broedvogels per gemiddeld bedrijf is afgenomen van 69 in de periode 1998-2007 naar 22 in de periode 2008-2018. |
|
|
2 |
Op een klein aantal biologische bedrijven zaten veel broedvogels. Dat feit zorgt ervoor dat er op biologische bedrijven (vanaf 2008-2018) ook gemiddeld ruim 5 maal meer broedvogels zaten dan op de gangbare bedrijven. De verschillen tussen de biologische bedrijven onderling zijn echter zeer groot. |
|
|
3 |
Door de nationale en wereldwijde toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen zijn bij de 25 onderzochte bedrijven alle veevoeder-, mest- en bodemmonsters met residuen gecontamineerd. |
|
|
4 |
De veehouderij in Gelderse vogelbeschermingsgebieden wordt sterk belast door de aanwezigheid van ruim 130 verschillende bestrijdingsmiddelen, waaronder 53 (deels zeer) sterke insecticiden. |
|
|
5 |
Ook alle biologisch bedrijven zijn belast door toevoer van bestrijdingsmiddelen door onder andere aangekocht veevoeder, strooisel of middelen tegen vliegen. |
|
|
6 |
De gehalten aan bestrijdingsmiddelen in mest, krachtvoer en bodem zijn van biologische bedrijven resp. 12%, 75% en 42% lager dan bij de gangbare bedrijven. |
|
|
7 |
In mest van gangbare veehouderijbedrijven zat gemiddeld 146,3 microgram bestrijdingsmiddelen en in de mest van biologische bedrijven 130,6 microgram per kg verse mest |
|
|
8 |
Het gemiddelde gehalte van insecticiden in biologisch voeder was 8,37 en in gangbaar voeder 212,74 microgram per kg voer. Het gehalte aan insecticiden in biologisch krachtvoer lag daarmee een factor 25 lager dan dat van gangbaar krachtvoer. |
|
|
9 |
Het gemiddelde gehalte van fungiciden *) was in biologisch krachtvoer iets hoger dan in gangbaar krachtvoer. De fungicide gehalten waren in biologisch en gangbaar krachtvoer gemiddeld respectievelijk 49,58 en 44,43 microgram per kilogram krachtvoer |
|
* Fungiciden zijn chemische bestrijdingsmiddelen en geneesmiddelen die gebruikt worden om ziekten bij planten, dieren en de mens, veroorzaakt door schimmels (fungi), te bestrijden. |
10 |
In de enkele monsters (niet aangekocht) ruwvoer die zijn geanalyseerd werden verontrustend hoge gehalten insecticiden gevonden van 40,19 tot 937 microgram per kg droge stof |
|
|
11 |
Het afbraakproduct van glyfosaat **) werd bij alle 25 onderzocht bedrijven in de bodem gevonden. Het gemiddelde AMPA gehalte bij gangbare bedrijven was 67,1 en bij biologische bedrijven 24,1 microgram per kilogram bodem. Het gemiddelde gehalte aan glyfosaat in mest was bij de gangbare bedrijven 30 en bij de biologische bedrijven 0,9 microgram per kilogram. Deze waarneming doet vermoeden dat AMPA in de bodem slecht afbreekbaar is en accumuleert. Nader onderzoek naar de effecten van AMPA op het ecosysteem zijn dringend noodzakelijk. |
|
** Glyfosaat (ISO-naam) is een organische fosforverbinding die als niet-selectief systemisch totaalherbicide zeer ruim toegepast wordt. Het Amerikaanse bedrijf Monsanto bracht het product in de jaren '70 als isopropylammoniumzout op de markt onder de naam Roundup. |
12 |
De ecologische normen (LR50 en VR) en de waarnemingen aan Coleoptera in het veld wijzen erop dat de gevonden concentraties bestrijdingsmiddelen een zeer groot en langdurig effect op het weide-ecosysteem hebben, en dat het niet anders kan dan dat de insectenpopulaties hierdoor sterk beïnvloed worden. |
|
|
13 |
Het ook niet anders kan zijn, dan dat ook vogels hierdoor indirect sterk worden beïnvloed, omdat zij deels afhankelijk zijn van insecten en andere geleedpotigen. |
|
|
14 |
Gezien de waarnemingen van stoffen op de agrarische bedrijven, die al jaren niet meer mogen worden gebruikt, zal men voor een mogelijk ecologisch herstel eerder aan decennia moeten denken dan aan jaren. |
|
|
15 |
Vervolgonderzoek zal meer duidelijkheid moeten geven over het herstelvermogen van de weide-ecosystemen. Een zeer fundamentele conclusie van dit onderzoek is ook dat de normen voor de maximaal toegestane gehalten van bestrijdingsmiddelen in veevoeder (de zogenaamde MRL-en) geen rekening houden met de latere emissies via de mest naar het weide-ecosysteem. Het gebruik van veevoer dat in overeenstemming met de MRL-en is geproduceerd, is hoogstwaarschijnlijk niet te verenigen met enigerlei vorm van natuurbescherming. |
|
|
De resultaten van dit onderzoek wijzen erop dat door een toepassing van bestrijdingsmiddelen bij de productie/transport van veevoer, of bij de insectenbestrijding in stallen en mestkelders, ernstige
ecologische schade kan optreden na het uitrijden van de mest met onder andere voor de bodemfauna en weidevogels ernstige gevolgen.
Eén van de conclusies van dit onderzoek is ook dat de agrarische bedrijven geen informatie krijgen over de gehalten van bestrijdingsmiddelen in de grondstoffen die zij kopen. Dus kunnen zij daarmee ook geen rekening houden in hun aankoopbeleid. Het resultaat van deze onwenselijke situatie werd zichtbaar in dit onderzoek, n.l. op veel bedrijven werden volstrekt onverwachte ernstige contaminaties gevonden met zeer gevaarlijke stoffen. Ook krijgen de bedrijven geen informatie over ecologische bijwerkingen van de diergeneesmiddelen en biociden die zij kopen en ook niet over de alternatieven die daarvoor bestaan. Een extra kanttekening dient te worden gemaakt over de volledigheid van dit en soortgelijk onderzoek. Ieder bestrijdingsmiddel heeft verschillende omzettingsproducten (metabolieten genoemd). Ook al werden in dit project 685 stoffen gemeten, het is zeker dat er vele bestrijdingsmiddelen zijn die wij niet gemeten hebben en bovendien dat in onze monsters vele duizenden metabolieten aanwezig waren. De gemeten waarden geven hooguit een bescheiden
indruk van de totale hoeveelheid aan bestrijdingsmiddelen en hun omzettingsproducten. Daarom is het waarschijnlijk dat de gemaakte schattingen van de toxiciteit vaak conservatief zullen zijn. Zelfs het voorkomen van kevers in de mest is er nog geen bewijs van dat ze gezonde nakomelingen kunnen produceren.
Er wordt vaak gesteld dat onze samenleving alleen voldoende voedsel kan produceren dankzij de intensieve landbouw. Het merendeel van de in dit onderzoek gevonden bestrijdingsmiddelen is echter domweg contaminatie en draagt helemaal niet bij aan de productiviteit van de veehouderijbedrijven zelf. De bedrijven zijn eerder nog het slachtoffer van het gecontamineerde krachtvoer en stro, dan dat zij daar enigerlei baat bij zouden hebben. Stro en krachtvoer zijn afkomstig uit een productiesysteem dat zichzelf afhankelijk heeft gemaakt van bestrijdingsmiddelen. Veeteelt zonder deze contaminatie zal mogelijkerwijze economisch zelfs rendabeler zijn, omdat het weinig waarschijnlijk is dat de vele bestrijdingsmiddelen niet tot schade aan dieren en aan het land zullen leiden. De middelen die de veeteeltbedrijven zelf toepassen, zoals de stalontsmetters, vliegenverdrijvers, antiparasitaire middelen, Pour-on en andere middelen worden wel bewust door de bedrijven zelf aangekocht.
De bedrijven zijn echter niet op de hoogte van de mogelijke schade die zij kunnen aanrichten aan het ecosysteem door het gebruik van die middelen. Daarvoor zullen de bedrijven zelf een verantwoorde
oplossing moeten vinden. Voor deze problemen bestaan al veel alternatieve oplossingen.
Het lijkt een logische conclusie te zijn dat ook intensievere veeteeltbedrijven prima kunnen bestaan met krachtvoer en stro zonder bestrijdingsmiddelen. Dat zal ook ten goede kunnen komen aan de gezondheid van het vee en van het ecosysteem waarvan de bedrijven deel uitmaken.
/ 2010-2019 / DIVERSE 2019
ni/nf
SITEMAP |
Sitemap frame |
GEGEVENS |
ZOEKEN |
Biografie-1 |
Biografie-2 |
Biografie-3 |
Invloed-01 |
Wikipedia-E |
Wetgeving |
Oskam-01 |
1991 MJPG |
2010 gebruik |
2012 gebruik |
2016 gebruik |
afzet/gebruik |
Grondgebruik-01 |
Niet landbouw |
Gedrag |
NEFYTO |
keuzelijst |
New Yorker |
Silent Spring |
Dode-Lente |
USA Rapport |
Zilveren Sluiers |
DEEL-1 |
DEEL-2 |
DEEL-3 |
DEEL-4 |
DEEL-5 |
HOOFDST.-01 |
HOOFDST.-02 |
HOOFDST.-03 |
HOOFDST.-04 |
HOODFST.-05 |
HOOFDST.-06 |
HOOFDST.-07 |
HOOFDST.-08 |
HOOFDST.-09 |
HOODFST.-10 |
HOOFDST.-11 |
HOOFDST.-12 |
HOOFDST.-13 |
HOOFDST.-14 |
BRONNEN |
vóór 1940 |
1940-06-16 |
Colloradekever |
1e maal DDT |
Rupsenplaag |
USA DDT |
Nobelprijs |
Nevelspuit |
Rijnvervuiling |
ZLM rapport |
1954-07-19 |
Dr. Briejér |
Dr. Briejér |
lijst 1960-1969 |
gifgebruik 1960 |
The New Yorker |
8 x silent spring |
5 X dode lente |
Rachel Carson † |
2 X zilveren sluiers |
1980-1989 |
1990-1999 |
2000-2009 |
2010-2019 |
1980 Lekkerkerk |
1980 Volgelmeer.p. |
1981 Westland |
1982 Zure regen |
40 Jr. GIF |
1986 Tsjernobyl |
25 jr dode lente |
1989 CFK's |
1989 MJP-G |
bodemsanering |
Meerjarenplan |
1990-12-19 |
Zenuwziekten |
MJP-G |
1992-03-10-2 |
Bestrijdingsmiddelen |
MJP-G |
Vrije zone |
2002-06-05> |
2004-06-06 |
2008-10-01 |
2013-05-13 |