© www.dode-lente.nl  

Volgende hoofdstuk naar index boek voorgaande hoofdstuk

voorgaande

1940 - 1949 lijst

volgende


 HOME


een terug

 Boek  DODE LENTE

 /  1940-1949  / DIVERSE 1949-11-29  


Naar bron

Tekst


http://edepot.wur.nl/419889

Pdf bestand 33 pagina’s

REDE, UITGESPROKEN DOOR DR C. J. BRIEJER,

DIRECTEUR VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST


‘We zijn met onze ziektebestrijding niet op de goede weg’

‘Het resistentie-onderzoek eist nog veel meer aandacht’


Dames en Heren,

Zeer gewaardeerde toehoorders,


Wij zijn hier bijeengekomen om het vijftigjarig bestaan, het gouden jubileum van de Nederlandse Plantenziektenkundige Dienst te herdenken.

[....]


Blz. 10 Met het zogenaamde toegepaste onderzoek alleen komen wij er echter niet; wij moeten het een basis geven van fundamenteel weten-schappelijk onderzoek. Een van de redenen, waarom wij zulk een basis nodig hebben, wil ik hier nader belichten.


Reeds meermalen heb ik betoogd, dat wij met onze ziektebestrijding niet op de goede weg zijn. De chemici zijn teveel aan het woord, de biologen te weinig. Wij gaan steeds meer de weg op van zeer giftige, min of meer universeel werkende middelen, waarmee wij in de natuur ingrijpen op een wijze, die ons zeker duur zal komen te staan.


Wij moeten de schadelijke organismen bestrijden, maar de nuttige zoveel mogelijk sparen. Wij moeten er steeds op bedacht zijn het beetje natuurlijke evenwicht, dat nog in onze monoculturen aanwezig is, te behouden en te bevorderen. Ons principe moet zijn om zo weinig mogelijk bestrijdings-middelen te gebruiken en niet zoveel mogelijk. Daartoe zullen wij eerst alle andere mogelijkheden moeten bezien om de plagen te bestrijden.


Bestudering van alles wat zich in de grond afspeelt, is daartoe in de eerste plaats noodzakelijk. Het is daarom te betreuren, dat dit vraagstuk in discrediet dreigt te geraken door het onbetamelijke rumoer, dat er in de laatste tijd over is gemaakt.


Het is van het grootste belang, dat de lichte weerzin, die daardoor bij sommigen tegenover dit werk is opgewekt, wordt overwonnen en dat het in de rustige en waardige sfeer, die de wetenschap past, krachtig wordt aangepakt.


Ook het resistentie-onderzoek eist nog meer aandacht dan tot dusver.

Als wij dan tenslotte naar bestrijdingsmiddelen móéten grijpen, dan zullen dit middelen moeten zijn met meer verfijnde, meer specifieke werking; wij moeten ernaar streven alleen te doden wat werkelijk schadelijk is.


Daartoe zullen wij ons een veel diepere kennis moeten verwerven over de organismen, die wij moeten bestrijden. Als entomoloog denk ik daarbij aan het zenuwstelsel van de insecten, waarover wij nog veel te weinig weten. Dit is echter maar een van de vele problemen op dit gebied.


Er is nog een ander gevaar verbonden aan de moderne bestrijdingsmiddelen, namelijk het gevaar voor de consumenten van de producten, die ermee zijn behandeld. Daarbij denk ik nog niet direct aan acute gevallen, waar door zeer onoordeelkundig gebruik ernstige vergiftigingen kunnen ontstaan, maar eerder aan de chronische gevolgen van het herhaaldelijk toedienen van kleine hoeveelheden. Ik ben het in principe met diegenen eens, die menen, dat wij ons voedsel zoveel mogelijk moeten nuttigen zoals de natuur het oplevert en dat de noodzakelijke bewerkingen er niet teveel aan moeten veranderen. Nadrukkelijk merk ik hierbij op, dat ik geenszins de overdrijvingen onderschrijf, die ook op dit gebied worden gelanceerd.


Wij leven echter in een chemisch tijdperk en er wordt inderdaad op velerlei wijzen onverantwoordelijk met ons voedsel omgesprongen. Het al te overdadig toepassen van demoderne bestrijdingsmiddelen is er één van.

Ook dit betreft niet alleen een binnenlandse aangelegenheid. Ik voorzie, dat de tijd niet ver meer is, dat men in het buitenland ook hiervoor waarborgen zal vragen en dat wij certificaten zullen moeten gaan afgeven met betrekking tot de toegepaste bestrijdingsmiddelen.


Daartegen zullen wij gewapend moeten zijn en dit wapen kunnen wij alleen vinden door diepgaand onderzoek. De Plantenziektenkundige Dienst kan deze onderzoekingen niet zelf verrichten, maar wel dient hij ze steeds te stimuleren. De phytopathologen van de Dienst komen voortdurend met deze problemen in aanraking, zij zien de gevaren, de hiaten.

Ook geplaatst bij boek

zilveren sluiers’



1954-12-04

Zeeuws landbouwblad

1957-02-23

Zeeuws landbouwblad

1957-06-15

Het Parool

1963-04-27

Trouw

1963-10-30

Trouw

1964-04-17

 De Telegraaf

1964-07-16

Het Vrije volk

1964-10-30

Prov. Zeeuwse Cour.



BOEK

  ZILVEREN SLUIERS

1967-11-15

Alg. Handelsblad

1967-12-30

Leeuwarder Courant

1968-03-12

Nieuwsbl. v/h Noorden

1969-01-18

Nederlands Dagblad

1969-12-15

Alg. Handelsblad

1969-02-27

De Telegraaf

1970-06-13

De Telegraaf

1970-09-28

Leeuwarder Courant



MEER Dr. C. J. BRIEJÉR

in/fo